Fusie der Schuttersgilden van Heist en van Knokke in 1650
Maurits Dekeyzer
Zoals in de meeste gemeenten de schuttersmaatschappijen de oudste verenigingen zijn, zo was dit ook het geval te Knokke en te Heist. Het is trouwens logisch dat de handboogschutters reeds zeer vroeg vermeld worden, daar boog en pijl in vroegere tijden praktisch het doeltreffendst verdediging en aanvalsmiddel was, en dat daardoor de schutters zich samenvoegden in gilden.
Weerbare mannen werden opgeroepen om regelmatig oefeningen met boog en pijl te houden, teneinde een grotere handigheid te kunnen ontplooien in verband met verdediging of aanval. Vandaar het ontstaan van de schuttersgilden. Mettertijd waren het sportverenigingen.
Ook Heist had reeds in 1525 een Schuttershof op het Schuttersplein langs de Kerkstie (1), terwijl het oudst bekend gildeboek van Sint-Sebastiaan te Knokke het jaartal 1648 draagt. Daarin lezen we dat in dit jaar de Knokse gilde werd heropgericht na 70 jaar niet meer geschoten te hebben wegens oorlog en onrustige tijden.
Het was in die tijd de gewoonte dat rijke schutters een "doodschuld" betaalden of beloofden bij hun toetreden tot de gilde. Dat was een som die oorspronkelijk terugging op een soort erfenisrecht en die ook wel eens bedoeld was om de kosten te dekken die de gilde maakte bij hun begraving.
Dit, en nog veel andere wetenswaardigheden, hebben we kunnen vernemen in het speciaal St.-Sebastiaans nummer van rond de Poldertorens (9e jaargang nr 3 en 4), waarin Broeder Pilip en Jos Rau een waarachtige schat aan gegevens naar voor brachten.
Hier willen we ons echter beperken tot het mededelen van het heel bijzonder document over de samenvoeging in 1650 van de schuttersgilden van Heist en van Knokke. Het is een officiële erkenning en goedkeuring van deze fusie der twee gilden, door het College van Schepenen van het Brugse Vrije. Het stuk werd overgeschreven in het gildeboek van Sint-Sebastiaan te Knokke.
We leren daaruit o.a.:
1° Die fusie werd aangevraagd door de Hoofdmannen, de Dekens en de Eed (Raad) van beide gilden.
2° De twee parochies waren in 1650 erg klein en het aantal schutters te gering om in elke gemeente gevoeglijk te kunnen schietingen houden. De twee toegelaten schuttersfeesten waren de Gaaidag op Tweede Sinksendag, en de St.-Sebastiaans dag op 20 januari.
(Nota bene, op de "gewoonlicke exercitien" d.i. gewone schietingen, werd geschoten "ten doele" t.t.z. horizontaal naar geschilderde doelen; mits toelating van de landsprins mocht tweemaal in 't jaar "upwaerts" geschoten worden naar de vogels op de molenwieken of op de staande pers, dit was "het schieten van den gay".)
4° De toestemming van het Brugse Vrije stipuleerde:
a/ de gemeenschappelijke patroon moet Sint Sebastiaan zijn en de gilde moet heten "Het Gilde van St. Sebastiaan van Heyst en Cnocke ofte van Cnocke en Heyst".
b/ al wat de twee gilden bezaten of nog zullen verwerven, wordt gemeenschappelijk bezit, alsof deze unie vanaf hun oorsprong had bestaan.
c/ vanaf Tweede Sinksendag 1650 - of de zondag daaropvolgende (Gaydach) zullen gedurende een gehele jaar de schietingen gehouden worden te Knokke, uitgenomen op St.-Sebastiaans dag die in Heist moet gevierd worden. Het volgende jaar moet het andersom gaan: alles te Heist uitgenomen het St.- Sebastiaans feest te Knokke. En zo verder.
d/ na het schieten van de gaai (koningsschieting op Tweede Sinksendag) moeten de gildebroeders telken jare een deken kiezen die woont op de parochie waar de schieting gebeurt; en uit elke "platse" een zorger.
e/ de gildebroeders met hun koning aan het hoofd, moeten deelnemen aan de Ommegangsdag in de parochie waar het gaaifeest was, en aan St.-Sebastiaans dag in de parochie waar die dag geschoten wordt.
f/ op elk Gaaifeest en op elke Sint-Sebastiaans dag moeten alle gildebroeders "comparen ter tafele" d.i. aan de gezamenlijke maaltijd deelnemen; wie zonder reden afwezig is, moet half gelag betalen als boete.
g/ vanaf de Gaaidag 1650 moeten de koning, de hoofdman, de deken, de zorgers en de gewone leden zich in alles schikken naar de ordonanties die staan in het gildeboek van de gemeenschappelijke gilde.
Heel waarschijnlijk hebben de boogschutters van Knokke en van Heist in 1650 hun samengaan met veel geestdrift ingezet. Indien dit jaar het Paasfeest op 17 april viel, dan kwam Tweede Sinksendag op 6 juni (nu in 1976 op 7 juni). En dan passen in dit kader de twee vermeldingen die in het gildeboek van Knokke volgen op de kopie van de hier besproken keuze.
"Hedent den 6 Junuy 1650. Soe wiert gildebroeder van dees gilde van St. Sebastiaen die geviert wort binnen Hest (Heyst) en Knocke, Hendrik van Herseele, jonnende voor zijne dootschult de somme van twee ponden grooten courant".
"Ten selven dage wiert gildebroeder in de selve gilde Geeraedt Bruynfault, jonnende voor zijne dootschult een pond thien schellingen grooten".
We weten niet of deze twee heren Heistenaars of Knokkenaars waren.
En hier volgt dan in extenso de keure van de Collegiale Camer van het Brugse Vrije:
Acte van Unie van Gilden van St. Sebastiaen binnen de prochien van Heyst en Cnocke.
Burghmrs en Schepenen slants vanden Vryen doen te weten dat ghesien het vertoogh themlieden wierdt gedaen bij de Hoofmannen, deken, Eedt en gemeene supposten van Ghilden van Sinte Sebastiaen binnen de respective prochien van Heyst en Gnocke, daerbij te kennen ghevend dat hoewel binnen elcke van voorschreven platsen de voorseyde Ghilden langhe voor desen waeren opgestelt en onderhouden, men nochtans metterdaet was bevyndende hoe de ghemeente en inwoonderen derselve platsen daerinnen seer gevoughelick en met ghewenschte recreatie en waeren continuerend ter oorsaecke van het cleen begryp en de inwoonderen van elcke van vooseyde prochien, ook het cleen ghetal van voorseyde gildebroeders, schutters, die hemlieden op de ordinaire daeghen aldaer waeren presenterend, oorsaecke dat de feestdaghen van voorschreven hemlieden gelegen Patroon en den gaydagh niet behoorlick en conden onderhouden nochte vereert worden, ten waere daerinnen andersins bij ons voorzien wierde bij het maecken van een lichaem, Unie en eendrachtigheyt tusschen beede de voor seyde geilden en gildebroeders van voorschreven prochien van Heyst en Knocke, tegenwoordige en toecomende.
Daeromme ist dat wij gheneyghd zijnde tot voorderinge van eene soo oude treffelycke ende eerlicke recreatie van onse ghemeente, hebben goet ghevonden van de voorseyde gilden en soo deselve tot noch toe onderhouden zijn geweest te Unieren, soo wij doen bij desen op den voet en manieren naervolghen.
Als te weten dat beede de voorschreven gilden van nu voorts alleene maecken sullen een ghilde en vergaderinge onder de bewaerenisse en voorspraecke van eenen ghemeenen patroon Ste.Sebastiaen ende sal inghevolghe van dien genaempt worden het Ghilde van St. Sebastiaen van Heyst en Cnocke ofte van Cnocke en Heyst, indifferentelyk oversield van alsnu en voor altijt in eighedome en ghemeensaemgeyt te besitten al het ghone aen beede de voorseyde Ghilden voor desen van alsnu en in toecommende tyden heeft ghecompeteert ofte sal competeren op sulcke voet en manieren als of dese unie van eerste institutie ende beginnen alsoo ghedaen en ghesloten hadde geweest.
Dienvolghe soo sullen de voorseyde Gildebroeders en Supposten alle jaer vermoghen te schieten den gay op den tweeden Synxendagh ofte den Sondagh daernaer, te beginnen van Prochie van Cnocke ende alsoo te Continueren de resterende hoefeninge en ghewoone exercitie voor het volghende gheheele jaer, behoudens den dagh van St. Sebastiaen die zal onderhouden worden tot Heyst. Dan het naervolghendjaer zal den gaydagh, op gelycken tweeden Synxendagh ofte Sondagh daernaer ghehouden worden binnen Heyst, oock met de ghewoonlicke exercitien voor het naervolghend jaer, alles nochtans behoudens oock den dagh van St.Sebastiaen, die sal onderhouden worden binnen Cnocke. In der voughe dat op elck van voorseyde prochien sal onderhouden in deene den gaydagh en in d'andere de ghone van St Sebastiaen. Continuerend alsoo van jaer tot jaer, sonder eenigh voordeel van d’eene ofte d'andere, op welcke platse sylieden syn wonende ofte niet.
Inghevolghe van welcke naer het schieten van den gay bij de ghemeene ghildebroeders sal ghecosen worden eenen Deken, inwoonder van platse alwaer den gay wort gheschoten, uyt elcke platse eenen sorgher, en sullen verheeren op den Omeganckdagh daer den gay gheschoten is en op St Sebastiaensdagh daer deselve onderhouden is gheweest, op welcke gayfeest en St Sebastiaensdagh alle de ghildebroeders van voorseyde prochien sullen moeten conpareren ter tafele, op peine dat de absenten sullen moeten betalen half ghelach op eerlicke, ten waere hebbende legitime exusie ter contrarie, de welcke sy ghehouden sullen wesen te kennen te gheven aan Deken en Sorghers drye daeghen te vooren.
En met expresse conditie dat de Coningh, Hoofman, Deken, Sorghers en gemeene Supposten van voorseyde ghilde ten surplusse hemlieden zullen moeten reguleren naar de voordere politique ordonnans op het onderhouden van die Huytghegeven, ghepractiqueert in 't ghildeboeck van dese ghemeene Ghilde beginnend van Gaydagh 1650.
Welcke wy met alletgene dies voorseit, hebben gedecreteert en decreteren bij desen. Aldus ghedaen in onse Collegiale Camer 1600 vichtigh, hebben in teeken der waerheyt deze ghedaen teekenen bij eene van Pensionaris en toeghesegheld metten Seghel van Lande.
Voetnoot
(1) M. Coornaert, Koudekerke - Heist, p. 100 nr 209.