Knokke in 1907

Valeer Cosyn

Zie ook:

  • Rond de Poldertorens, 18e jaargang, nr. 4, blz 181
  • Rond de Poldertorens, 20e jaargang, nr. 3, blz 129

In een paar vorige artikels hebben wij het gehad over de Lippenslaan en de aanliggende straten in 1907. Het ging toen over het gedeelte van Knokke dat in die jaren een sterke ontwikkeling kende, Wij willen het thans hebben over het oudere deel van het dorp, dat wel is waar ook aan de aanpassing meedeed, maar zeker niet in dezelfde mate.

De Lippenslaan begon aan hetgeen men toen "het Dorp" noemde. Anderen noemden het "de Tramstatie", nog anderen "de Markt" of "het Marktje". Het zag er uit als een min of meer omsloten plaatje waar vijf straten uitmondden.

Huisnummer 1 was de Gemeentelijke Meisjesschool. Deze school stond haaks op de nog bestaande rooilijn van het huidige Maurice Lippensplein. De ingang van de school was daar waar nu het huis nr. 5 staat. Dit huis en het Hotel Real zijn gebouwd op de plaats waar de klassen en de speelkoer waren. Een mooi beeld krijgt U ervan in het door Andre D’hont uitgegeven boekje "Knokke in oude prentkaarten" onder nr. 20 en 21. Aan de hoek met de Heistse kalsijde stond een gaslantaarn. Naar de zijde van de ingang naar de schoolkoer, waterpomp. Deze waterpomp moest de inwoners van het Kerkstraatje, vooral in droge zomers, van water voorzien. Er was toen immers nog geen spraak van waterleiding, De school zelf werd totaal afgebroken en de bijna ganse eigendom in de vergroting van het Maurice Lippensplein opgenomen.

Als we in de zin van de wijzers van een uurwerk voortgaan, hebben wij dan eerst de Heistse kalsijde en vervolgens de tramlijn naar Heist. Knokke had inderdaad reeds in 1890 met de stoomtram een verbinding naar het station der spoorwegen te Heist gekregen. Vervolgens kwam het Kerkstraatje en op de hoek daarvan met de Lippenslaan stond in nr. 2 de pastorij, die met een ijzeren hek en een voortuintje van de baan was afgesloten. Ook deze pastorij en de hof werden gesloopt en de gronden in het M. Lippensplein ingelijfd. Na de Lippenslaan, stond op de hoek met de toenmalige Dorpsstraat (nu Sebast. Nachtegaelestraat) het Hotel de Bruges van Louis Deklerck. Dit wordt nu afgebroken; het was mede genummerd in de Lippenslaan.

Op de hoek van de Dorpsstraat en de Smedenstraat, in nr.3 stond het Hotel de Cygne van Tavernier. Het gebouw bestaat nog en heet nu Rust aan Zee. Na de Smedenstraat stond in nr. 4 de bakkerij der kinders Lievens. Ook dit gebouw is van bestemming veranderd. Deze vijf gebouwen vormden de insluiting van de Markt van toen.

Een overzicht nu van de straten die op het Marktje uitmondden.

  1. 1. De Heistse Kalsijde, zoals ze toen genoemd werd. Ze was weinig bebouwd. Links had men op geruime afstand van de Meisjesschool de huizen van Jos. Mestdagh. Daarin woonden de steenkapper L. Guilini, douanier Deneve, timmerman Versavel en brouwersgast Cyriel Maertens. Vervolgens langs dezelfde zijde en heel wat verder: de nog bestaande hofstede van Jan Paye, en nog verder deze van Leopold Bonte en deze van Leopold van Wijnsberghe. Aan de rechterzijde van de kalsijde stonden er eerst een paar villa’s en dan het huis van de herbergier en koopman Constant Debrock, een oud gekende familie van Knokke. Volgden dan drie andere woningen bewoond door douaniers en een rustend landbouwer Corneel Debree. Het laatste huis was een eigendom van de gekende aannemer Edmond Mergaert, een gebouw dat hij geregeld verpachtte. Het is voorbij dit gebouw dat de ingang lag naar het eerste spoorwegstation van Knokke. Dat station was een houten barak waar nu het depot van de buurtspoorwegen staat;
    maar in 1907 wat dit er nog niet, want slechts in de jaren 1920 liep de eerste trein Knokke binnen. Tot aan de grens met Heist stond er verder niets.

  2. Het Kerkstraatje. Het was zeker een van de oudste en schilderachtigste straatjes van Knokke. Het is volledig verdwenen en al de huizen er langs werden gesloopt. Het geheel werd mede verkaveld bij het aanleggen van "Knocke-Duinbergen Extentions". Op gebied van schilderachtigheid valt het verdwijnen van dit straatje wel te betreuren. Het is evenwel ook zeker dat, wanneer men besloot, hetgeen men toen noemde "Serweytens Duinen" te verkavelen, en er een nieuwe wijk aan teleggen, het Kerkstraatje volledig zijn karakter zou verliezen. Men mag niet vergeten dat dit straatje toen doodliep in voornoemde duinen. Hieruit haalde het zijn stille landelijkheid door schilders als Verwee, Parmentier en anderen, op doek gebracht. De Molen van Lievens, thans in het Sparrenbos in Het Zoute heropgebouwd, zou zijn uitzicht op de wilde duinen verliezen, duinen waar vooraan slechts doornen en wat kreupelhout groeide, met zijn pannen (waaronder de Lispanne), met een ondiepe beek waar thans het Zegemeer ligt, duinen die meer zeewaarts toe, hoger werden en aansloten met de duinenrij van Duinbergen. Dit alles zou uiteen getrokken wor­den, het straatje zou een doorlopende weg geworden zijn, en het ka­rakter ervan zou eveneens zijn verdwenen.

    En als we nu even nagaan wie in dit straatje woonde, dan zien wij nog beter hoe alles er een geheel vormde. Bij het ingaan rechts had men eerst een hoge muur die de hof van de pastorij afsloot. Daarna een haag als afsluiting van een gedeelte van het kerkhof; om te komen aan een laag muurtje, en dan het Lijkhekken. Het Lijkhekken was een hoge ijzeren poort die slechts 's zondags en bij begrafenissen en andere grote omstandigheden open was. Het was de grote ingang naar de kerk. Links en rechts van het Lijkhekken, waren er in het lage muurtje twee nauwere ingangen, die niet afgesloten waren. Het waren de twee gewone ingangen naar de kerk.

    Rechts van de kleine ingang naar het Dorp toe lag de "kerksteen". Deze kerksteen bestond uit twee, in trap aaneen gemetselde ruwe leistenen. Ze vormden een verhoog van een 60 centimeter. Hierop klom de garde, toen Casimir De Bruecker, na de hoogmis of ter gelegenheid van andere kerkdiensten, b.v. op Allerzielendag. Van daar af las hij de bijzondere afkondigingen aan de ingezetenen gericht. Hij gaf er ook lezing van de verloren of gevonden voorwerpen en kondigde er ook de houtvendities aan. Dit gebruik is lang in ere gehouden en het werd zelfs aangevuld door het rondgaan van de bellenman, die toen Jan Deygers was, Wannes genaamd.

    Een ander merkwaardigheid van het Kerkstraatje was de Kerkeboom. Deze oude knoestige en gebogen populier die er altijd gestaan had, stond tegenover de hoge afsluitingsmuur van de hof der pastorij. Deze boom maakt onafscheidbaar deel uit van al de zichten en schilderijen die men van dit deel van het Kerkstraatje kent. Rond die schaduwboom werden de plankenvendities gehouden. En in zijn schaduw stond ook met de kermis de wagen van Pol Tissens die er op kermismaandag zijn wonderkruiden kwam verkopen tegen hoest en andere kwalen. Hij verkocht er ook zijn befaamde slangenzalf te­gen brandwonden. Al remedies die Pol grondig en kunstig zelf had gemaakt, en waarvan hij het gebruik uiteenzette. Onnodig bij te voegen dat al deze kruiden het beste effect hadden als ze op jenever gestoken werden.

    Het Kerkstraatje was bewoond door eerder bescheiden mensen.

    Men vindt er Frans Monteville de plakker, Pol Dhondt de handelaar, Frans Sys de kleermaker als vrije beroepen. Tegenaan de molen rentenierde de douanier Pieter Deschoolmeester. Emiel Dufayt de zorger van de gasketel woonde er eveneens. De bediende Jules Incoul woonde er slechts korte tijd. Er woonden eveneens twee gezinnen zonder beroep: Jozef Maenhoudt en Virginie Dupierre, en verder nog werfmensen en drie weduwen die als werkvrouw opgegeven zijn. Slechts later werd er wat bijgebouwd en kwam er wat meer leven in de straat.

  3. De Smedestraat waar inderdaad de smeden en de hoefsmeden woonden, verdiende zeker haar naam. Er is zelfs een tijd geweest dat er 5 woonden. In 1907 was de Smedenstraat een voorname straat van Knokke. Het was immers de staatsbaan Knokke-Westkapelle- Brugge. Velen geloofden in de toekomst van deze straat: daar werd ten anderen flink gebouwd. Ze heeft haar belangrijkheid verloren wanneer de nieuwe en bredere baan, de Natiënlaan werd aangelegd.

    Het was voornamelijk het eerste deel van de Smedenstraat dat bebouwd was. Aan de rechterzijde had men, zeer kort over de Nieuwstraat, het grondgebied van Westkapelle; terwijl links geen gebouwen meer waren voorbij het kasteel van Paul Parmentier (waar nu het sportplein is). Het loont wel de moeite de Smedenstraat eens af te lopen. Men zal er kunnen nagaan hoeveel bewoners van toen, er later de voorkeur aan gegeven hebben zich meer in het opkomende deel van Knokke te vestigen.

    Als we rechts beginnen, dan woonde in nr. 1 Emiel Lievens, waar nu de Ere-secretaris Claeys woont. Nr.3 waar nu de pastorij staat, was de smidse en herberg "In St Elooi" van de kinders Lamote. In nr. 5 woonde ook een smid en die was tevens velomaker: Valentin Coussens, een der voormannen van de veloclub van Knokke.

    In nr. 7 woonde Pieter de Oock; gezegd Pietje de Plakker. Hij was de best gekende plakker van Knokke, die tevens witte kalk verkocht.

    De mensen van 't Kalf, Het Zoute en de Oosthoek waren zijn beste klanten.        In nr. 9 woonde Henri De Bleeker en in nr. 11 Henri De Leyn, die later bijna schuin daarover een café "In Batavia" zou bouwen.Hij was handelaar in granen en kolen. Zo komen we aan de dreef van de hofstede waar Désiré Mengé woonde. Deze hofstede stond wat diep binnenwaarts, ongeveer waar nu het station staat. Deze mooie dreef was voor het eerste gedeelte omzoomd met hoge wilde kastanje bomen; ze is later verbreed om er de Brandweerstraat van te maken.

    De hofstede Mengé is gesloopt en de gronden zijn grotendeels door de Natiënlaan, het station en de spoorlijnen ingenomen. Nr. 13 van de Smedenstraat was eigendom van Herrebout uit Brugge. Deze eigendom was de hangaar en de paardenstallen van de paardetram. Het gehele complex is zojuist afgebroken. In nr. 15 woonde de jachtopziener Marcel Rombout, een zeer gekend figuur van Knokke. In nr. 17 rentenierde landbouwer Lievens. De garde Casimir De Bruecker was nr. 19; hij zou later het hotel en het "Magasin de la Poste" bouwen langs de Lippenslaan. Nr. 21 was door douanier Louis Spruyt bewoond en nr. 23 door de We. Vanhoutte-Vanlo. Nog een douanier, K. Reygoudt, in nr. 25; en na de villa van Mev Machtens uit Luik, woonde in nr. 29 bakker Alberic De Leyn. Vervolgens had men 4 villa's : de eerste was bewoond door Mev. de Barones de Bieberstein; ernevens Mej. Adam; in de derde, Juf Nathalie Van Steene rustend onderwijzeres van de meisjesschool; de vierde villa nr. 37 was eigendom van Mev. C. Nachtegaele. In nr. 39 woonde de steenbakker Pieter Vermeire, Vandamme. Pieter Vermeire is lang schepen en gemeenteraadslid van Knokke geweest. Volgden dan 4 huizen van Lutzenrath uit Oostende. Ze waren bewoond door Van Opdorp, de schoenmaker Slosse, de haarkapper Jan Degroote en schilder Alfons Hendrycks. Na het huis van Henri Beyne, kwam men aan de Nieuwstraat. Voorbij de Nieuwstraat woonde de smid Remi Van Belleghem. Volgden dan nrs. 53,55,57,59 en 61 eigendom van Mev. Cosyn-Vermeire, bewoond door: L. Tuytens, August Degraeve, We. Constant-Cosyn, Florimond Lingier en Leopold Van Maldeghem. In nr.63 woonden mijn ouders Pieter Cosyn-Rabaey, die er in 1903 een brouwerij gesticht hadden. In nr. 65 woonde Quintin Rotsaert, werkman  en barbier; in nr. 67 werkman Teirlynck; en eindelijk in 69 landbouwer Edward Claeys. Dit was het laatste gebouw op deze kant van de Smedenstraat, op bet grondegebied van Knokke.

    De linkerkant van de Smedenstraat was min bebouwd. Het eerste gebouw, eigendom van de kerkfabriek, was "De Tap": een zaal waar vooral de, jonge muzikanten werden aangeleerd. Het werd ook gebruikt als toneelzaal en later werd er een afdeling van de Zusterschool opgericht , die nog later de Broederschool werd. In het volgende huis woonde een werkman; nadien kwam daar de in Knokke goed gekende voddenkoopman Bussche, beter gekend onder de naam van Futtel. Hiernevens woonde Mev Calliau, waar nu de Unic is. In dezelfde eigendom stond nog een werkmanwoonst van Jan Margodt; later vestigde zich daar de smid en garagebouder Jourret. Dan kwam de Calliaustraat, thans de Van Steenestraat. Na het Schelfhof van Tavernier, woonde Frans Martinet schoenmaker en herbergier. Nrs. 14 en 14b waren eigendom van een der eerste brievendragers van Knokke, Constant Verlinde, beter gekend onder de naam van Constant de Bode. In nr.16 woonde Theresia Baes, We. Jacobs. Ze was winkelierster en vente ook groenten. De familie Jacobs is een overbekende familie van het oude Knokke. Na hetgeen nu de Dwarsstraat heet, had men op de hoek de winkel van Albert Martin, die benevens meubels, allerhande zaken verkocht. Het deel van de winkel dat uitgaf op de Dwarsstraat was een drogisterij. Nr. 20 was de herberg "In de Voorstad van Knok­ke", bewoond door Engelbertus Heyneman. De familie Heyneman is ook een der zeer gekende oude families van Knokke. Winkelier en voerman August Dewulf woonde ernevens op de hoek van de Nyckeessstraat. Voorbij een onbewoond huis, woonde douanier Jacob Huyghe. In nr.28 woonde de grafmaker en straatveger Bernard Dhondt-Baes. In nr.30 Camiel Rotsaert-Bonte; in 32, vlak voor de brouwerij Cosyn, woon­de Jozef Rotsaert-Vermeille, die later naar Café du Tram, vooraan in de Lippenslaan zou gaan wonen. Hij was de vader van Georges Rotsaert die later ook bijdragen zou leveren over Knokke’s verleden. Nevens Jozef Rotsaert woonde zijn vader, Pieter Rotsaert-Steene, hij was bomenveller en de legendarische man uit de hoek: met zijn lange baard die hij meestal in zijn ondervest wegmoffelde, was hij de schrik van alle jonge rakkers uit de buurt. In nr. 36 woonde de wagenmaker August Raesy Nrs. 40 en 42 waren bewoond door metsers Napoleon Heyneman en Edmond Van Maldeghem. In 44 eveneens een metser: Victor Dhondt. Het laatste huis was dit van rentenier Bambost. Dan had men de uitmonding van wat nu de Ed. Verheyestraat heet. Eindelijk kwam het kasteel Parmentier waar Mev. Paul Parmentier toen woonde (nu het sportstadion). Tot aan Driewege stond verder geen enkel gebouw meer.

  4. Aanpalende straten van de Smedenstraat. Rechts was er maar een, de Nieuwstraat. Ze was weinig bebouwd. In de eerste blok van twee, woonden Kamiel Timmerman en Constant Dhondt; en verder, in de huizen van de oude steenbakkerij van Ed. Verheye, woonden Alois Jooris en Gustaaf Flameyh. In de blok van Schepens waren het Constant Savels en Henri Bonte. Men moest dan zeer ver gaan, tot ver over de brug over de Isabellavaart, om te komen aan de hofstede bewoond door Henri Meysman. In deze omgeving waren er nog drie kleinere hofsteden, bewoond door Jozef Dendooven, Leopold Dhondt en Kamiel Van Middelem.

    Links hadden we eerst de Calliaustraat, thans Van Steenestr. met 2 woningen: Pieter Flameyh en Firmin Zwaenepoel.

    Vervolgens was het de Dutrannoitstraat, thans Stadionstraat. Ook deze straat was weinig bebouwd. Stippen we toch aan dat in de Villa Narcisse, eigendom van de heer Dutrannoit, later de kunstschilder Garglini gewoond heeft. Hij was beter gekend onder de naam van Toscaner. Menig Knokkenaars heeft nog wel een schilderij van hem. Hij was, zoals Verwee en Parmentier, vooral een dierenschilder.

    Na de Dwarsstraat had men de Nickeesstraat. Deze straat droeg ook wel de naam "Topstraat", dit omdat deze straat lange tijd ongeplaveid is gebleven en wij, de jongens uit de buurt, er een buitengewoon terrein hadden gevonden om er met de top te spelen. De naam Nickees kwam van Juf Romanie Nickees uit Brugge, die daar het eerste gebouw had opgericht. Andere eigenaars, zoals Jozef Mestdagh en Remi van Belleghem, hadden dit voorbeeld nagevolgd. Remi van Belleghem had er inderdaad een reek aan één gebouwde gelijke werkmanswoningen opgetrokken, alle met een grote blauwe steen voor de ingangsdeur. Ze werden in de volksmond "De Tien Geboden" genoemd.

    Zo had die straat 3 namen: Nickeesstraat, Topstraat en kortweg De Tien Geboden. Zoals gezegd was de straat meest door werkmensen bewoond, die er meestendeels niet lang zijn gebleven. Douanier Verbanck had er gewoond. Gustaaf Van Troyen, eveneens douanier, had er een eigen huis gebouwd. Joanne Baes had er twee huizen waarvan ze een zelf ging bewonen, nadat Pastoor Vercruysse was gestorven, bij wie ze veel jaren als pastoorsmeid had gefungeerd.

    In het laatste der Tien Geboden woonde Casimir Maenhoudt, die een kolenhandel had. Hij was de enige handelaar uit de straat.

In een volgende bijdrage zullen wij dan eens een andere straat van Knokke-dorp behandelen, namelijk de Dorpsstraat, thans de  Sebastiaan Nachtegaelestraat, met de aanpalende straten.

P.S. Wij willen hier een vergissing, die wij in een voorgaande bijdrage gemaakt hebben, rechtzetten. De heer Rournier uit de S. Dupuisstraat liet terecht opmerken dat de Vandeputtestraat later niet de Taborastraat, maar wel de Kongostraat is geworden. De tweede straat was inderdaad de Ta­borastraat. Het blijkt dat beide namen zouden voorgedragen geweest zijn door de heer Van Bunnen, als hulde aan Koning Leopold II, die door zijn toedoen op 3/9/1891 onze gemeente bezocht. Leopold II was toen de vorst van Kongo Vrijstaat en hij had, samen met andere koloniale mogendheden van toen, bij Tabora in Oost-Afrika, een slag gewonnen tegen de slavenhandelaars.

Knokke in 1907

Valeer Cosyn

Rond de poldertorens
1980
03
119-126
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26