Eeuwenoude Herbergen te Dudzele

Pol Danneels

Zie ook:  Rond de Poldertorens 1980, nr. 2, blz. 87 en vlg.

De Drie Zwanen

Oud Gemeentehuis en Afspanning, wachtzaal voor tramreizigers van 1890 tot 1956, Pension -Restaurant - Bar.

Bewoners

Michiel Van Zandweghe

1759

Livinus Van Zandweghe - Emilie Pauwert

1796

Anselmus Bulcke - Cecilia Deschepper

1814

Dominicus Beys - Florentina Matthys

1835

Philipus Van Zandweghe - Maria Tornoy

1841

Sehastiaan Rotsaert / Maria Tornoy / Rosalie Maenhoudt

1851

Franciscus Maenhoudt - Rosalie Maenhoudt

1876

Gregorius Devulder - Mathilde Rotsaert

1889

Firmin Wentein - Stephanie Devulder

1921

Serge Vanderiberghe - Ludwina Hennico

1966

Beschrijving

In 1759 zou het pand eigendom geworden zijn van Michael Van Zandweghe, zoon van Hubrecht en kleinzoon van Jacobus, die beiden koster geweest waren van Dudzele van 1693 tot 1762.

Na hem is het diens zoon Livinus die de nieuwe uitbater werd. Het is heel waarschijnlijk Livinus die de herbergnaam veranderd heeft in "Sint Jozef" Een bewijs daarvoor vinden we in het oude gildeboek van de Jonkmans gilde van Sint Sebastiaan, waarin letterlijk volgend schrijven in voorkomt: Hoofdman, Koninck, Deken en Sorgers der Jongmans gilde van Sint-Sebastiaen ter Commune van Dudzele, als nu hun Gildenhuis houdende ten huize van Livinus Van Zandweghe, herberg houdende in Sint Joseph., met wie de onderschreven bekennen overeen gekomen te zijn tot het stellen van twee schietdoelen, dit voor en om de som van vijfhtien ponden groten vlaamsch courant, te betalen in de eerst commende jaeren, immers tot volle voldoeninge. De onderschrevenen verbinden hun,  mits desen, ook van hunne gewoonlijke vergaederingen en exercitiën te continueeren tenminste thien aghter een volgende jaeren, naer welcke tijdt de geseide gilde de selve doelen zal bezitten als eigen aan de gilde; nemaer, waer het saecke dat zij om eenige redens hoegenaemd wilden ofte quaemen te veranderen van Gildehuys, sij alsdan geene de minste pretentiën op de geseide doelen en sullen hebben, maer sullen blijven in vollen eigendom aan dito Van Zandweghe en tot meerder sekerheid hebben wij dese conditie geïntegreert op onsen gilden boek ten einde al onse naercommers hun naer het boven schreven te connen reguleren ende gedraegen; Actum: Dudzele desen den 20 January 1807. Als hoofdman Cornells pijpers, Koninck Frans de (+) landmeter, Als deken Pieter de Vlaeminck 1e Sorger Jan Monbaliu 2e Sorger Charles De Schepper 3e Sorger Joannes Benoodt, Joseph de Langhe.

Misschien werden deze schietdoelen dan geplaatst om het Craecke schieten te beoefenen.

In 1814 kwam Anselmus Bulcke op de pinnen. Op 3 maart 1816 liet hij zich inschrijven als lid van de schuttersgilde van Sint Sebastiaan. Hij was getrouwd met Cecilia Deschepper, en zou omtrent 21 Jaar achter de toog staan en de klanten bedienen.

Na hem, en wel circa 1835 is het de beurt aan het echtpaar Dionicius Denys en Florentina Matthys. Met deze herbergier gebeurde op 22 april 1838 volgend dramatische feit: ik geef hier letterlijk de tekst van het verslag dat werd opgemaakt door de toenmalige schepen van politie. "Te 11.30 ’s nachts heeft Dionicius Denys herbergier van De Drie Zwanen zichzelf van het leven gebracht, het hoofd doorschoten met eene pistool, die wij in beslag hebben genomen". Dit rapport was getekend door Jacobus Monbaliu, schepen van politie en door de secretaris Edward Jacqué. Op 9 oktober 1839 , bijna anderhalf jaar later, kwam in het gemeentehuis een bericht binnen van de gerechtelijke instanties te Brugge, nopens de doodsoorzaak. Dit luidde als volgt: "la mort est attribuée à la boisson".

Als volgende uitbater vinden we na Denys in 1841 opnieuw een Van Zandweghe, nl. Philipus. Hij had zich als nummer 165 laten inschrijven in de Jonkmans gilde van Sint Sebastiaan en dit op 18 maart 1833. Philippus (sic) huwde nadien met Maria Tornoy. Maar tien jaar later ligt hij achter het muurtje en zijn weduwe trouwt met Sebastiaan Rotsaert. Het geluk staat langs hun kant, want 24 jaar staan Sebastiaan en Maria achter de tapkast en hanteren het schenkbord. Van Sebastiaan weten we nog dat, hij zich liet inschrijven in de Schuttersgilde op 22 januari 1849 en dat hij zich koning schoot in 1852: van dit gebeuren is nog een "schakel" of medaille bewaard.

Als volgende uitbater staat Franciscus Maenhoudt op het lijstje (1876-1889). Naast cafébaas was Frans nog molenaar van beroep. Hij was eigenaar van een houten standaardmolen. Over deze molen schreef een Brugs weekblad op 27 januari 1899 wat volgt: „Dudzeele een ongeluk dat zeer smertelijke gevolgen had kunnen hebben is zaterdag te 11.30 in de voormiddag in deze gemeente voorgevallen.

Ten gevolge van eenen rukwind is de Koornmolen van Frans Maenhoudt,  staande in het dorp aan de scheiding der kalseide naar Dudzeele Statie, met donderend gedruisch en met zulke kracht ten gronde geslagen, dat niets ervan is geheel gebleven. De hekkens en al het draaiende werk is aan spaenders geslagen en tot op de kalseide gevlogen". Deze oude molen stond dus op het kruispunt van de Dudzeelse Steenweg en de Herdersbruggestraat, en op nog geen honderd meter van de grote Westmolen van Cyriel Proot".

Maar we blijven ter zake. Na Frans Maenhoudt worden de nieuwe eigenaars en uitbaters Gregoor Devulder en zijn vrouw Mathilde Rotsaert: en dit van 1889 tot 1921 of meer dan 30 jaar aan een  stuk, althans voor Gregoor. Goren, zoals hij steeds genoemd werd, was metser-aannemer van stiel, en hij verkocht allerhande bouwstoffen: cement, stenen, panne, kalk, e.d. Goren was ook medestichter met Eerw. Heer Amaat Vyncke (de Vlaamse Kop "Ratte Vyncke") van de fanfaregilde der Xaverianen. Op de oudste nog bestaande foto van de fanfare (1878) staat hij als 17 jarige knaap reeds met zijn piston in de hand. Hij zou dit instrument, dat met hem vergroeid was, blijven bespelen tot aan de tweede wereldoorlog. In 1936 vierde hij zijn diamanten jubileum als piston-solo, samen met zijn vriend Constant Casier, kleine trommel. Hij was tevens klaroenblazer bij het Dudzeelse brandweerkorps.

De oudste foto, die in 1890 door liefhebber-fotograaf Louis Monbaliu van "De Drie Zwanen" gemaakt werd, toont nog heel duidelijk het landelijk karakter van deze aloude herberg. De gevels zijn gekalkt en van een geteerde plint voorzien. Zoals het toen met heel wat drankhuizen het geval was, was er ook hier een portaal met twee deuren, die toegang gaven tot de winkel en de herberg.

Dat het een afspanning was, kan men zo zien aan de grote vaste voederbak die voor het huis was geplaatst.

Om nu tot Gregoor terug te komen, na het overlijden van zijn Mathilde, ging hij op stap naar het gemeentehuis en de kerk om voor de tweede maal in het gekende schuitje te stappen. Dit keer met Eugenie Deboodt. Maar ook deze vrouw verliet vroegtijdig het aardse tranendal. Goren gaf het niet op: een tijd nadien kwam hij weer voor de pastoor staan om zich voor de derde maal in de echt te verbinden , nu met Sidonie De Clercq. In 1921 huwde zijn dochter Stephanie Devulder met Firmin Wentein en "De Drie Zwanen" floreerde als nooit tevoren.

Meer dan 75 jaar heeft de familie Devulder - Wentein hier achter "den dis" gestaan en hebben ze om het in oude termen te zeggen de hongeren gespijzigd en de dorstigen gelaafd (soms ten overvloede. De gelagzaal is getuige geweest van allerlei festiviteiten: toneel, en zangavonden, vergaderingen, prijskampen, trouw- of rouwmaaltijden, St.-Ceciliafeesten, trek- of draaiorgelmuziek.

Dat de herberg ook dienst gedaan heeft als Gemeentehuis blijkt uit de raadszitting van 2 okt. 1895. Dat jaar waren er 5 aanvragen van herbergiers die hun lokaal voorstelden om er de raadszittingen te laten doorgaan. In de tweede stemronde behaalde Gregoor Devulder 5 stemmen, zodat de gemeenteraad voortaan zitting meld in "De Drie Zwanen".

Tenslotte werd in 1966 de gehele eigendom aangekocht door Serge en Ludwina Vandenberghe, Hennico, die de zaal in een nieuw kleedje hebben gestoken. Zij houden er een Pension, Restaurant, Bar die in het zomerseizoen niet onaardig aan zijn trekken komt en waar misschien toekomstmuziek in zit met de aan gang zijnde haven, en industriewerken te Zeebrugge en te Dudzele.

Het Craeckeschieten

Wat voor een schietspel was dat eigenlijk? Volgens de nu 86 jarige Camiel Dauw van "Het Handbogenhof" heeft zijn vader Pieter Dauw dit spel nog weten beoefenen tot circa 1905. Hij zegt dat het Craecke­schieten uitsluitend in de Veertigdaagse Vasten plaats vond. Men schoot om een Craeckebrood. Dat was een speciaal gebakken brood in de vorm van een ovaal wiel. Het middenstuk was een krentenbrood van 2 kilo. De buitenronde was van wit brood en de ongelijke verbindingsstukken (spaken) waren, zoals het midden­stuk uit rozijnenbrood. Bakker Constant Ingels, waar deze gecombineerde broden werden gebakken, had een zeer grote oven met een wijde deuropening of muile. Volgens onze zegsman Carmiel, was bak­ker Ingels een specialist in het maken van deze Krakenbroden voor de Schuttersgilde van Sint Sebastiaan en voor de Jonkmans gilde.

Maar met deze graag geziene dorpsfiguur gebeurde op kermiszondag 6 augustus 1905 het allerergste. Hij werd rond 16.30 u. door zijn dronken en overstuur geraakte naaste buurman, Miel Roels op straat voor zijn woning doodgeschoten. Het Krakebakken was voorgoed ' afgelopen: amen en uit.

2021 03 09 095359(Een Craecke, volgens de gegevens van Camiel Dauw)

Hoe ging dit spel in zijn doen en laten? Op ongeveer 30 m. van elkaar, waren twee houten doelkotjes gebouw. De binnenwand was met riet bezet om de pijlpunten niet te beschadigen. In bet midden was een "doel" vastgehecht. Dat was een soort grote vogelpiek schijf met verschillende ringen die de puntenwaarde aangaven.

Tot in de 19e eeuw schoten de schuttersgilden alleen naar doelen en slechts een of tweemaal per jaar naar de gaai op de molenwieken of op een staande pers. De schutters schoten een voor een van uit het ene doelkotje naar het andere. Als ze allemaal geschoten hadden gingen ze gezamenlijk naar het andere kotje om de geschoten punten na te tellen en op een bord aan te brengen. Ieder schutter trok zijn pijl uit het doel en schoot naar het tegenovergesteld doel, enz. De schutter die het meest punten verzamelde, werd eerste, en zo verder.

En de prijsverdeling? De eerste kreeg het middenstuk van het Craeckebrood: het koekebrood van 2 kilo. De tweede kreeg het langste verbindingsstuk van krentenbrood. Zo ging het verder tot de spaken op waren. De schutters die minder punten samen kregen in dit Vastenschietspel, moesten zich tevreden stellen met een stuk dat men van de buitenring afbrak of "Craeckte". Vandaar de naam Craecke" zegt Camiel Dauw.

Het ware wel interessant om te weten of dit spel ook in onze andere poldergemeenten in voege was in de 19de eeuw.

Naschrift : "Cop" of "De Gouden Cop"

Ik wil hier vooreerst onze vriend de heer Germain Vandepitte heel hartelijk danken voor de interessante nota's, die hij mij een tijd geleden toestuurde en waaruit duidelijk blijkt dat de herberg die Michiel Van Zandweghe in 1759 aankocht, wel degelijk "De Gouden Kop" was.

Het huis komt voor in de legger van de renten toebehorende aan de O.-L.-Vrouwkapel te Dudzele uit het jaar 1536, zonder vermelding van de huisnaam: "Rente bezet op een huis met 45 roeden land te Dudzele in het Westdorp, met het zuideinde aan de Weststate en te noorden aan de Heerweg en de Watergang, en is het huis waar Pieter Knyf woont".

In de legger van 1544, opgemaakt door Jacob De Witte, wordt dit zelfde huis "De Copt" genoemd.

Jacques Van Riebeke kocht op 2 april 17(?)7 "Den Gouden Cop" zijnde een woonhuis, geweest een herberg en brouwerij.

Joanna Theresia Van Riebeke, dochter van Jacques, was gehuwd met Pieter Drubbele. Ze hadden een dochter Amelberga, die na het overlijden van haar ouders en haar zuster, in volle eigendom verkreeg: "een huis en herberg genoemd "De Gouden Cop", in die tijd ook peerdesmidse, groot 62 roeden".

Amelberga was gehuwd met Jacobus Vandepitte, molenaar van de "Dreetemolen" te Brugge. Deze molen stond ten zuid-westen van de Ezelpoort. Samen met Pieter Mestach  - later met Pieter Bruneel - hadden ze deze molen in eigendom elk voor de helft.

Nog tijdens hun huwelijk werd "De Gouden Kop" verkocht aan Michiel Van Zandweghe te Dudzele: akte van 13 januari 1759, voor de som van 150 pond groten Vlaams, courant geld.

Besluit

Het huis en de herberg heette van minstens de eerste helft van 1500 tot op het laatst van 1700 "De Cop" of "De Gouden Cop". Een korte tijd was de naam "Sint Joseph". Nu is het al 175 jaar "De Drie Zwanen".

Eeuwenoude Herbergen te Dudzele

Pol Danneels

Rond de poldertorens
1980
03
127-133
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26