De Kemelader, Kemere of Kemele: oplossing voor een plaatsnaamkundig probleem

Prof. J.E. De Langhe

De Kemelader was een oeroude krinkelende veenlandkreek, later polderkreek, beginnend bij Lissewege nabij de kerk, krinkelend door het grondgebied van Heist en strekkend tot de Coppesluis, waar ze bij laag tij in de zee loosde.

Ze liep voorbij de oude hofstede Beukemare en werd daarom ook Beukemare-ader genoemd. Ze diende vóór de inpoldering van het slikke en schorrenland hoofdzakelijk voor veentransport en na de inpoldering voor het transport van vee, graan, zuivelproducten, turf of derink enz., alsook voor de aanvoer van mergel en andere grond voor het ontzouten, kalken en bemesten van de nieuwe nog natte, zoutrijke polders. De naam Beukemare zelf is geenszins een kreeknaam, maar oorspronkelijk een mare- en boerderijnaam. Het is godsjammer dat deze streek thans bedolven is onder een meters dikke opgespoten zandlaag.

De oudste vermeldingen van de naam Kemere of Kemele dateren pas uit de 16de eeuw.    (1)

Alle tot nu toe verrichte pogingen tot verklaring van de bedoelde kreeknaam zijn mislukt.

Ikzelf heb tientallen jaren geleden    (2)  de naam Kemele te verklaren als een vervorming van het woord kenele, diminutief van kene: strandkreek. Ernstige bezwaren tegen deze fonetisch mogelijke verklaring zijn: 1. de twijfel of het woord kene in onze streken wel ooit bekend was; 2. het is uitgesloten dat onze mensen toen aan een kemel (kameel) dachten om het woord kenele te vervormen. Ik trek deze gekunstelde verklaring in met de troostende overtuiging dat kennis en wetenschap altijd vooruitgaan door vallen en opstaan.

Thans stel ik een beter gefundeerde, steviger op haar poten staande verklaring voor. De bedoelde kreek, Kemere of Kemele genaamd, dateert uit de tijd van voor de overstroming van het oostelijk kustland. Ze is ouder dan de jaren 800-900 en dateert, om hier verder besproken taalkundige argumenten, uit de jaren 400-500 of nog vroeger. De taal van de toenmalige kustbewoners (Menapiërs) was een Gallisch-Keltisch dialect. De oude oorspronkelijke kreeknaam behoort tot de talrijke groep van waternamen met het suffix (achtervoegsel) -ara (Keltisch = waterloop). In West-Vlaanderen alleen al Mander (vervormd tot Mandel), leper en Dijver. Elders: Dender, Demer, Wezer (Vesder), enz.

Kemele staat tot het oorspronkelijke Kemere, zoals Mandel staat tot Mander.

En wat betekent het eerste lid Keme-, keem- van de naam? Het is een Keltisch woord kam (kaam of keem) met de betekenis krom, hoekig, bochtig, aanwezig in Franse, alsook in Voor-Germaanse Britse plaatsnamen, zoals de stadsnaam Cambridge = brug over de Cam, bochtige rivier. De Indo-Germaanse wortel is Kam, waaruit ons woord ham (bochtige oever, inham), alsook hemel (hemelkoepel, bochtig hemelgewelf). Verwante woorden in het Latijn zijn camurus (naar binnen gekromd, zoals de hoorns van het vee) en campus (omheind veld).

Besluit:een Kemere of Kemele is een bochtige, krinkelende kreek.

Voetnoot:

  1. K. De Floui, Woordenboek Toponymie, deel 7, kol. 585; M. Coornaert, Koudekerke - Heist, Tielt, 1965, p. 86; Heist en de Eiesluis, Tielt, 1976, p. 427.
  2. J. De Langhe, Biekorf, 1958, pp. 57-59.

De kemelader, kemere of kemele: oplossing voor een plaatsnaamkundig probleem

Prof. J.E. De langhe

Rond de Poldertorens
1995
02
064-064
Mado Pauwels
2023-06-19 14:33:01