Willy Vandersteen: Robert en Bertrand:
Spoken in het Zwin
Danny Lannoy
En zo wordt het verhaal voortgezet......
De lezers vragen zich waarschijnlijk af, wat een "prentenboek" of stripalbum komt doen in een nummer van Cnoc is ier.
Met dit artikel wordt eens te meer bewezen dat een striptekenaar zich regelmatig inspireert op historische gebeurtenissen om hun verhalen in te kleden.
België is gekend om zijn vele striptekenaars; deze vorm van tekenen wordt ook wel eens de "9e kunst" genoemd, en terecht, want in bepaalde series wordt de weergave van gebouwen zo nauwkeurig uitgetekend dat iedere bladzijde een kunstwerk op zichzelf is.
Gebeurtenissen uit ons rijk verleden zijn dan ook veelal het onderwerp in de beeldverhalen. Tekst en tekeningen zijn de vrucht van opsporingswerk, documentatie, voorstudies, schetsen, getuigenissen en zoveel meer.
Een heel groot publiek voelt zich dan ook aangetrokken tot de stripwereld.
Onze keuze viel op Willy Vandersteen en dan denken we onmiddellijk aan "Suske en Wiske", de gekende helden uit de stripwereld die met Lambik, Jerom en tante Sidonia de harten hebben veroverd van jong tot oud.
Geboren Antwerpenaar (15.02.1913) als zoon van een beeldsnijder of ornamentmaker zou Willy geïnspireerd worden door dit zeldzaam en boeiend beroep. Tekenen zat er van jongsaf in het bloed en op 13 jarige leeftijd volgde hij avondlessen in de Stedelijke Academie waar hij een opleiding genoot van beeldhouwen en er het ornamenttekenen onder de knie kreeg.
Gefascineerd door de Amerikaanse "Comics" zou hij in het begin der 40e jaren zich gaan toeleggen op het beeldverhaal. Zijn loopbaan begon in het tijdschrift "Bravo", tot hij in contakt kwam met de Standaard Uitgeverij.
Kort na de 2e Wereld Oorlog verschenen zijn verhalen in "De Nieuwe Gazet" en de "Standaard" dagbladen.
De avonturen van "Rikki en Wiske" werden "Suske en Wiske" en de gekende figuren zouden in de loop der jaren op het toneel verschijnen. De talrijke reizen die Vandersteen ondernam hadden een grote invloed op zijn verhalen.
Doch Vandersteen heeft menig ander werk op zijn aktief; ondermeer de Avonturen van Tijl Uilenspiegel met als Deel I "De Opstand der Geuzen" waar we onmiddellijk in de Zwinstreek belanden.
Oorspronkelijk samengesteld en uitgegeven in de vijftiger jaren zou in 1982 een heruitgave op de markt komen in de reeks "Strip klassiek".
Het verhaal brengt ons naar het tijdperk dat godsdienstige en politieke onlusten de streek rond Damme en Sluis teisterden tussen Spanje en de Verenigde Provinciën.
Prachtig verzorgde tekeningen tonen ons het Damme van 1562 met zijn typische platte kerktoren, als lichtbaken voor de schepen van het Zwin.
Bij het kanaal Brugge-Damme met zijn hoge populieren was de auteur wat te vroeg in de tijd, want pas rond 1811-1813 liet Napoleon het kanaal graven . (*1)
Doch afgezien van dit historisch misverstand zitten we volledig in de sfeer van de Spaanse Overheersing met de perikelen van Prins Willem van Oranje en de Spaanse Koning Philips II.
De gekende legende van Tijl Uilenspiegel (Charles Decoster) is er keurig in verwerkt, de jonge schelm die zich niet akkoord verklaard met de Spaanse terreurbenden die de plaatselijke bevolking terroriseert. In zijn sepia en rode tinten op gewassen papier voelt men zich onmiddellijk thuis in de woelige periode van onze geschiedenis. Het monumentaal stadhuis is er op tal van platen te zien als achtergrond of decor, alsook de Damse molen; de volkse feesten doen ons denken aan de taferelen van Brueghel. Ook is er een nauwe weergave van kostumes en attributen.
Een andere reeks schonk onze aandacht, namelijk "Robert & Bertrand" die in 1973 van de pers kwam.
De verhalen spelen zich af in het kader van de 2e helft van de 19e eeuw waar de sociale toestanden aan bod komen, het klassenverschil, de industrialisatie, de romantiek en nostalgie uit die periode, een dankbare tijd om te vertellen.
Sedert 1973 verschenen er 67 delen waar vanaf Nr 68 men het tweetal aantreft in het Parijs rond de eeuwwisseling, in de periode van Toulouse Lautrec, ofte "Art-Nouveau stijl”. Studio Vandersteen baseert zijn verhalen opnieuw rond ware gebeurtenissen.
Het leek ons dan ook aangewezen deel 22 onder de loepe te nemen met als titel "Spoken in het Zwin".
In dit deel vinden we talrijke nauwkeurige elementen die ontleend zijn aan de plaatselijke geschiedenis van Knokke, op het eind van de vorige eeuw, samenvallend met de opkomst van de badplaats. Het verhaal speelt zich af in de wijdse schorren van het Hazegras, langs het strand tussen Cadzand en Knokke.
Waar lazen wij dat er een "ruw" volk woonde in het Oud Zoute!
De strangedrifters, de stropers, al deze onderwerpen maken deel uit van Vandersteens beeldverhaal, zodat de geloofwaardigheid van het verhaal niet enkel ten koste is van de fantasie.
De garnaalvisser te paard, de leuke badmode met zijn zedige dames, de badkarren getrokken door ezeltjes die ze tot bij de waterlijn brachten, de strandgenoegens, troubadour die de kinderen wat verposing bracht en op een der plaatsjes bemerken we zelfs de vuurtoren....
De witgekalkte lage huisjes van het Zoute, Knokke's windmolens en zelfs moeder Babelutte zit aan het strand waar Bertrand niet kan weerstaan een zakje van dit uitzonderlijk snoepgoed te kopen.
Op een der plaatjes zien we zelfs de clubhouse van de golf als decor en naast de old-timer krijgen we zelfs een glimp van het Memlinc Hotel.
Deze vele details vormen voor de lezer een bron van informatie. Wanneer we het werk van Vandersteen doornemen zien we duidelijk dat hij het beeldverhaal heeft ontdekt om zijn artistiek talent te tonen.
Stuk voor stuk zijn de verhalen van Robert & Bertrand pareltjes op zichzelf. Het ene scenario is beter dan de andere, maar toch is er een opmerkelijke gelijkgestemdheid in zijn inspiratie.
De verhalen kan men dan ook meerdere malen met evenveel plezier lezen. Terecht mag gezegd worden dat Willy Vandersteen een van onze grote striptekenaars is. De klassieke manier van tekenen van decors, steden, plattelandszichten en ondanks de karikaturen van de personages, vormen een prachtig geheel, geliefd door de stripofiel.
Voetnoot
*1. Pas in 1857 werden de werken vanaf Fort St Donaas tot Sluis voortgezet langs het huidig kanaal Brugge-Sluis.