“Het Zwin was de appel van zijn oog”
Eugene Mattelaer
Graaf Leon Lippens, de filosoof van ‘t Zwin
“Elke dag bedank ik God voor het voorrecht om in zo’n wondermooie wereld te mogen leven.” Talloze malen heeft graaf Leon Lippens (75), de filosoof van ’t Zwin en grondlegger van het zalige natuurreservaat, dit eenvoudig zinnetje, dat voor hem ook een gebed was, uitgesproken en neergeschreven. In zijn op een heuveltje gelegen villa Den Hul, zijn geliefkoosde pleisterplaats in het hart van 't Zoute, is deze vermaarde ornitholoog en natuurbeschermer, tevens ere-burgemeester van Knokke vredig, zoals hij steeds geleefd heeft, heengegaan, omringd door de zijnen en door alles wat hem dierbaar was. Een ongelooflijk boeiende en ook dichterlijke figuur “Mijnheer Leon”, zoals hij in de wandeling genoemd werd. Hij was een rasechte aristocraat, maar dan niet zozeer omwille van zijn officiële titel, doch door zijn ongekunstelde, verfijnde levensstijl, die doordesemd was met verdraagzaamheid en zijn heilige eerbied voor de natuur, waarvoor hij in aanbidding stond.
Humor als glimlach der verdraagzaamheid
Toch was het een man, die met beide benen stevig op de grond stond en heel wat heeft verwezenlijkt, dank zij zijn taai doorzettingsvermogen en zijn snedige overredingskracht, waarvan het meest geduchte wapen de spirituele humor was.
Een anekdote maar uit een boordevolle grabbelton. Bij de plechtige eerstesteenlegging van een belangrijk gebouw te Knokke, waarvoor de nodige kredieten eigenlijk nog niet beschikbaar waren, zei burgemeester Leon Lippens tot de minister, die het truweel bediende: “Metsel hem maar heel goed vast, dan zijn we tenminste zeker één steen te hebben”. De humor noemde hij de glimlach van de verdraagzaamheid en het zout van het leven. Zo schreef hij de “Lof op de luiheid”, een sublieme tekst, die een ode moet zijn aan het toerisme. Dit maar even terloops als minder gekende toets in de karakterschets van graaf Leon Lippens, die overladen werd met internationale eerbetuigingen. Hij wimpelde ze van zich af, en wie daar en ook over al wat hij tot stand gebracht heeft, wat meer wilde weten, werd steevast verwezen naar de flaptekst van één van zijn boeken. Acht in totaal, van “De dieren in de Wildernis - Momentopnamen” in 1937 tot werken over de vogels in België in Europa en in Zaïre in de jaren zeventig. Een opsomming dan maar: geboren te Beernem op 6 september 1911 op het kasteel Bulskampveld, doctor in de rechten, adjunct-conservator van de nationale parken van Belgisch Kongo 1935-1936, algemeen secretaris van het internationaal comité ter bescherming van de vogels van 1935 tot 1950, stichter en voorzitter van de vzw natuur- en vogelreservaten van België van 1951 af, stichter van het natuurreservaat van ’t Zwin (1952), voorts van 1939 tot 1980 lid van de hogere jachtraad van België, beheerder van het patrimonium van het kon. instituut voor natuurlijke wetenschappen van België en vooral van 1946 tot 1966 burgemeester van Knokke, funktie die thans sedert 1979 door zijn zoon Leopold waargenomen wordt. In 1946 werd hij beheerder van het World Wildlife Fund-Belgium. Hij was er bijzonder trots op het enige erelid in ons land te zijn van deze wereldorganisatie.
De Internationale raad voor de vogelbescherming verleende hem na de Nobelprijswinnaars Konrad Lorenz en miss Ph. Barclay Smith de gouden medaille van erkentelijkheid, dit uit de handen van de hertog van Edinburgh te Londen. (1972) Prins Bernhard van Nederland, voorzitter van het World Wildlife Fund, bevorderde hem tot “Officier van de Gouden Ark” wegens zijn jarenlange dienstverlening aan de bescherming van de trekvogels in Europa en de oprichting van het natuurreservaat van ’t Zwin, waarvan de opvoedende rol over de hele wereld erkend wordt.
Nachtegaal als vedette
Dit is dan de officiële en onvermijdelijke boterham, die je even moet verorberen om tot het verfijnde gerecht te komen, dat het Zwin is. Graaf Leon Lippens kon betoverend vertellen over dit unieke schorrengebied, dat ontstond na de verschrompeling van de zeearm, die het middeleeuwse Brugge roem en rijkdom bezorgde. Nu is het een paradijs geworden voor duizenden vogels, die er broeden, overwinteren, kwetteren en schetteren en er zich vooral thuis voelen tussen het duizendguldenkruid, de dagkoekoeksbloem, naast de konijnenpijpen en tussen het vermaarde lamsoor of de “Zwinneblomme”, die gans het reservaat in de zomer in een paarse pracht schildert. Jaarlijks bezoeken zo ongeveer 350.000 personen dit domein, dat ook een openlucht-labo is, vermits er aan wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. Zo worden er de vogels geringd om hun migratie na te gaan.
Voor 60.000 leerlingen, die er elk jaar aanschouwelijke lessen in de biologie krijgen, is 't Zwin meestal een revelatie. Conservator G. Burggraeve en zijn medewerkers worden overstelpt met aanvragen voor groepsbezoeken. Ook voor de tochten, die bij het ochtendgloren in mei worden georganiseerd en waarbij de nachtegaal de vedette is, naast de tuinfluiters, de sprinkhaanrietzangers en de braamsluipers, om er maar enkele op te noemen, want steeds staat men voor verrassingen. Hiervoor betaalt men 100 fr. en men moet om 5u. 's morgens present zijn met laarzen, een verrekijker en vooral in een niet al te opvallende kledij, dit om de intimiteit van de bewoners van ’t Zwin niet al te zeer te storen.
“De zon gaat elke dag kosteloos op”
Dit is het levenswerk van graaf Leon Lippens, die tegelijk zalvend en kordaat kon zijn. Hij kon verschrikkelijk sakkeren op de logheid van de administratie, maar die zure oprispingen werden dadelijk vergeten, wanneer hij zijn laarzen en zijn typische alpenmuts aantrok om door de wijdse natuur te kuieren. Ik genoot het voorrecht hem vaak op deze tochten te vergezellen of te luisteren naar zijn schertsende, meestal eenvoudige, maar steeds met een verhelderende levenswijsheid doordrenkte verhalen of overpeinzingen in “Den Hul”. Zo zijn bedenking, dat wat je kosteloos aangeboden krijgt, vaak als waardeloos beschouwd en daarom verontachtzaamd wordt. “De zon gaat elke dag kosteloos op en iedereen kan er van genieten”, merkte hij op. “Toch let niemand daar op. Vandaar, dat we voor een bezoek aan ’t Zwin ook een toegangsprijs vragen. En het brengt nog wat op ook!”. Deze terreinen werden door dijken omgeven en de schorlanden, die bij hoog water nog overspoeld werden door de zee, werden zijn eigendom. Twee eeuwen reeds zijn ze in het bezit van zijn nakomelingen, die er in geslaagd zijn dit gebied op kundige wijze te beschermen en te beheren. Versnippering werd vermeden door in 1908 de maatschappij “Le Zoute” op te richten, die de grondslag zou worden van de gelijknamige en nu overbekende rustige villawijk, waar van meet af aan zeer strenge bouwvoorschriften golden. In die hoek kwam ook het juweel van een natuurreservaat ’t Zwin tot stand dat echter moest omheind worden omdat er al te veel vernield werd.
Het gewijde in de natuur
Vaak werd graaf Leon Lippens verweten, dat hij ook een jager was. Of dit wel verenigbaar was met zijn liefde voor alles wat leeft? “Als we de jacht ten dode opschrijven, gaat ook de natuur onherroepelijk verloren, hoe vreemd dit ook moge lijken. Het is een manier om het evenwicht te bewaren, maar een en ander moet oordeelkundig en met overleg gebeuren. Weet je, dat het merendeel van de nationale parken juist door jagers werden in het leven geroepen?”. Dit was dan een van zijn stokpaardjes, zoals ook de fauna en flora van Zaïre, waar hij in 1935 adjunct-conservator was van het Virunga-park. Terloops: vorig jaar werd een bepaalde, pas ontdekte Afrikaanse lijstersoort in Zaire gedoopt “Zoothera guttata lippensi”, ter ere van graaf L. Lippens als hulde voor het aandeel dat hij steeds gehad heeft in de bescherming van het milieu en van de vogels in het bijzonder.
Tot slot nog een treffende beknopte passus uit een causerie, die de gelovige filosoof van ’t Zwin hield op een internationaal symposium Teilhard de Chardin te Brugge met als titel “Het gewijde in de natuur”: “De mens vond de lelijkheid uit. Kijk eens naar zijn gebouwen, zijn elektriciteitspalen, zijn spoorstaven, zijn zogenaamde ruilverkaveling van het platteland. De Heer is zo goedwillig dit alles te laten gebeuren. Hij aanvaardt zelfs de kerken, kloosters en kathedralen, die men voor hem bouwt en waarin men hem wil opsluiten. De meeste van deze gebouwen zijn bovendien lelijk en aanmatigend. Zij lijken veelal op praalgraven of slagroomtaarten met hun vergulde tabernakels in triestige rococco-stijl. {...)
In werkelijkheid is Gods heilige kathedraal de natuur. De zoldering is het uitspansel, de blauwe hemel en de wolken, de wanden zijn de wouden, de bergen en de rotsen; de vloer is de zee en de aarde met haar vruchtbaarheid en verscheidenheid aan planten, mineralen en dieren. Wij moeten pogen de gave der verrukking te bewaren, die we hadden in onze kinderjaren. Zo zullen wij elke dag blij zijn om te mogen leven in deze wondermooie wereld”.
Em. Dotselaere
Het Laatste Nieuws
Graaf Léon Lippens (rechts) met Guido Burgghraeve: de steunpilaren van het natuurreservaat “Het Zwin”.
Het Volk G.K.
Twintig jaar burgemeester
Hoezeer zij naam onafscheidelijk is van het Zwin en van de Zoute-Compagnie, is graaf Lippens toch in de eerste plaats de burgemeester van Knokke geweest. Hij wist na de oorlog een geest van verstandhouding en vriendschap te bewerken, de samenwerking tot verdere uitbouw van de badstad.
Toen hij in 1966 het burgemeestersambt overdroeg aan dr. Mattelaer, zei graaf Lippens ons in een Dagklapper: “Ik heb mijn ambt met veel genoegen vervuld en ik heb er vreugde aan beleefd. Neen, ik werd nimmer burgemeester uit ambitie, wel uit liefde voor dit Knokke dat ik reeds gekend heb vanaf mijn prille jeugd. Wat ik trachtte te bereiken, meen ik gedaan te hebben vol goede wil en met al het mogelijke om de anderen bij te staan. Ik heb dankbaarheid teruggevonden bij het gemeentebestuur, bij de bevolking en bij de toeristen. Waar ik de indruk kon opdoen dat in mij vertrouwen werd gesteld, was mijn voldoening geheel”.
Om dan te vertellen hoe hij reeds in 1914 met zijn ouders naar hier gekomen was en in het Hotel Jacobs verbleef. In datzelfde jaar nam zijn moeder hem op de vlucht naar Holland mee toen de Duitsers in aantocht waren. Terug bouwden zijn ouders de villa Hazegras, op de plaats waar nu de Eden Beach staat. Zo bracht hij steeds zijn vakantie te Knokke door.
Na de oorlog kwam hij met Eugène Mattelaer, John Verhulst en Jef Rombout samen om onder de titel van Gemeentebelangen de politiek de weg van de samenhorigheid op te sturen. Dit idee slaagde volop, met later nieuwe figuren in het kollege, zoals Jef Rombout, Herman Aernoudts, Pierre van de Velde.
Wijlen graaf Leon Lippens, ook tot ver buiten zijn Zwinreservaat een beminnelijk figuur.
Over de Gemeentebelangen zei hij nog dat het “de beste formule gebleken is en ik meen dat er geen andere bestaat die even veel voldoening kan geven in zijn grote verscheidenheid”. Alsook: “Wat baat het in feite een politieke strijd te voeren die tot tegenstellingen en fanatisme leidt? Bij ons zijn de belangen voor alle lagen van de bevolking gelijklopend. Problemen van strikt partijpolitieke aard bestaan er in de badstad maar weinig. Voor ons zijn de gemeentelijke aangelegenheden van belang en eenieder moet er kunnen over meepraten, zijn rol spelen in de verwezenlijkingen”. Zo slaagde burgemeester Lippens er tot 1966 in een geheel nieuwe geest te doen rijpen.
Hij bleef na 1966 nog wel in de gemeenteraad, maar dan kwam Knokke-Heist en hij liet zijn plaats op de lijst over aan zijn zoon Leopold Lippens, die ondertussen ook burgemeester geworden is. Welke zijn de beste herinneringen aan 20-jarig burgemeesterschap? “Telkens ik een oplossing heb kunnen vinden in eerder delikate vraagstukken. Telkens ik een glimlach gezien heb op het gelaat van iemand die ongelukkig was en die ik heb kunnen troosten”.
Burgemeester Mattelaer zei over hem: “De opvattingen die burgemeester Lippens bij ons wortel heeft doen schieten, zijn deze zelf die de toekomst van Knokke bepalen en waarin eenieder zijn aandeel heeft. Wat onder zijn grote leiding tot stand kwam, willen we in dezelfde geest behouden en verder uitbouwen. Het is een raad van burg. Leon Lippens: plant niet enkel bloemen, hoe mooi ze ook mogen zijn, toch zullen ze dra verwelken. Plant wel eiken: het kleine scheutje zal over 10 of 20 jaar een boom worden waarvan uw kinderen en de kinderen van uw kinderen zullen genieten. Ons werk moet met enkel de streling van het heden maar vooral de ruimte van de toekomst voor ogen hebben.
Brugsch Handelsblad
Brief aan D'hont