Natuurbeleving - Graaf Leon Lippens

Herman Sourbron

2017 09 28 122129Doctor in de Rechten, ornitholoog met faam, natuurbeschermer, auteur, jager en tegelijkertijd stichter van de vzw Belgische Natuur- en Vogelreservaten en beheerder van het wereldvermaarde natuurreservaat het Zwin, dat is allemaal op de maat gesneden van graaf Leon Lippens, oud-burgemeester van Knokke-Heist. Wij gingen met hem praten om hem voor onze lezers te profileren. Het decor van dat gesprek was het Zwin, ook nog proefstation voor het opnieuw invoeren van verdwenen soorten als ooievaar, kwak en grauwe gans. Niet iedereen is het met zijn opvattingen eens en dat hoeft misschien ook niet. Maar discussies blijven op niveau als het gaat over de vraag of jacht en natuurbeheer met mekaar te verzoenen zijn, over de weidelijkheid van de jacht, het natuurbehoud in het algemeen.

11 uur aan de ingang van het Zwin. Onze timing klopte als een bus. We waren er, net op tijd voor de afspraak met graaf Leon Lippens, beheerder van dit gerenommeerde natuurreservaat, een stuk van diens leven. Het was wel even zoeken naar onze gastheer, zoals later blijken zou druk in de weer met een gekwetste duif, binnengebracht door de een of andere barmhartige ziel, begaan met het lot van vogels in nood. Het beest zat versuft in een bakje met voeder en water te herademen van alle leed dat hem was overkomen, de oogjes dof en beloken toen wij binnenstapten in het kantoor van de conservator. Voor de deur was een samenscholing van taterende eenden. Het onthaalcomité waarschijnlijk, eentonig concerterend.

Wat een verschil met de klankkleur die over de Zwinvlakte zelf te trillen hing; duizenden vogels, veel ouderparen met jong gebroed aan een optreden toe voor de toehoorders op de ver afgelegen dijken. Een bont en wemelend gezelschap van plevieren, kluten, meeuwen, sternen, scholeksters en andere gasten, op zoek naar voedsel of zonnebadend in dit schorrengebied van zo een 125 ha, ingeraamd in duinen met de prachtigste planten in volle bloei. Het was de eerste dag van de zomer. De muurpeper leek ons nooit zo okergeel, het duizendguldenkruid nooit zo zachtpaars en de dagkoekoeksbloem nooit zo bekoorlijk. Alle mensen aan toe, wij zijn maar “amateurs”.

Voor rasechte botanici en avifaunisten moet het Zwin wel dope zijn...

Het Zwin, de waarde van dit reservaat, daarop komt iedere zin van graaf Lippens weer uit. Dat is de quintessens en de rest is bijzaak. Eerbied voor de natuur en alles wat er leeft, het iedere dag opnieuw met verwondering bekijken, erin ondergedompeld worden, jong blijven. Wat zou anders nog het geheim zijn van de jeugd van deze niet meer zo jonge telg uit een beroemde familie? Hij draagt zijn hoge leeftijd waardig, met fonkelende ogen en Joost mag weten waarvan of van wie hij zijn energie betrekt. In één rush is hij de hoge dijk op, deze aardige en controversiële figuur, geëerd maar ook verguisd, een natuurbeschermer eerste klas maar evenzeer – en dat knelt velen als een te sterk aangevezen spanring rond de hersenen – een jager, tuk op een uitgelezen tableau. Dat begrijpen ze niet, dat kan er bij veel “groenen” niet in. En toch: jagers zijn onvervalste natuurbeschermers. Sterker nog: “Die Jäger wollen sich noch mehr um den Umweltschutz kümmern”, viel laatst te lezen in een nummer van “Die Welt”. En zo is het ook, beaamt Leon Lippens. Een discussie over dit omstreden thema gaat hij nooit uit de weg.

Als wij hem verzoeken heel in het kort zijn voorbije leven te overlopen – dat is toch het fundament om iemand t.o.v. een breed publiek te profileren – lijkt hem dat van ondergeschikt belang. “Kijk maar op de flaptekst van een van mijn boeken”, zegt hij een beetje hulpeloos. Zijn ogen schichten langs de boekenrekken waar hij plotseling zijn “Atlas van de vogels in België en West-Europa” ontdekt. En alsof dat een hele geruststelling betekent “U heeft hem zelf ook? Dat is dan opgelost”.

2017 09 28 122206Dit lazen wij: geboren op 6 september 1911 te Beernem op het kasteel Bulskampveld. Dr. in de Rechten geworden aan de K.U. Leuven en dan een actief leven gevuld als burgemeester van Knokke van 1946 tot 1966, van 1935 tot 1950, secretaris-generaal en ondervoorzitter geweest van de CIP0 (Comité International Protection des Oiseaux); een organisatie tot bescherming van vogels - en van 1935 tot 1936 adjunct-conservator van de nationale parken in wat toen Belgisch Congo was en nu Zaïre heet. In 1937 werd hij voorzitter van de Belgische sectie van genoemde CIPO, in 1938 beheerder van de Koninklijke St.-Hubertus-club van België, van 1939 tot 1980 lid van de Hoge Jachtraad van België en sinds 1980 van de geregionaliseerde Vlaamse Hoge Jachtraad. In 1946 werd Leon Lippens beheerder van het World Wildlife Fund-Belgium en beheerder van de Hoge Raad voor de Natuur en de domaniale Reservaten. In 1951 richtte hij de vzw Belgische Natuur- en Vogelreservaten op, was voorzitter en later ere-voorzitter. In 1952 stichtte hij het Zwin waarvan hij nu beheerder is. Tussen alle mogelijke congressen en buitenlandse reizen met een oponthoud in de mooiste reservaten van West-Europa en Afrika, schreef hij nog een aantal boeken.

“Ik weet niet precies hoeveel, maar het zijn er acht of negen”, aarzelt hij. Even natrekken leert dat het er acht zijn. Mooi palmares. Zo een man moet eretekens hebben. En jawel, op enkele is hij bijzonder trots. Zo is graaf Leon Lippens ooit beloond met een hoge Franse onderscheiding, in 1965 hem toegekend omwille van zijn in alle Europese en internationale milieus, geprezen volharding en inzet voor natuurbehoud en natuureducatie.

De International Council for Bird Preservation schonk hem, na Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz en miss Ph. Barclay Smith, als derde laureaat een gouden medaille. Grote erkentelijkheid viel hem ook te beurt toen prins Bernhard, voorzitter van het WWF, hem 28 februari 1974 op paleis Soestdijk tot “Officier van de gouden Ark” maakte. Die keuze was als volgt gemotiveerd: jarenlange dienstverlening aan de bescherming van trekvogels in Europa en oprichting van het natuurreservaat het Zwin dat een belangrijk natuuropvoedende rol speelt.

– Waarom trok je naar “Congo”. Avontuurlijke kriebels of was dit land te benauwd, de horizon te dichtbij?

L. Lippens: “Ik vond het hier overbevolkt. Ik voelde me ingepakt in een keurslijf en ginder lag een waar paradijs, een biomassa die mij aantrok als een magneet. Beulskampveld is nu een provinciaal domein. Ik had er de natuur ontdekt en leren waarderen. Mijn vader was bosbouwkundige en ik werd groot gebracht in een milieu van mensen die in harmonie met die omgeving leefden, die de namen kenden van alle bloemen, van vogels en dieren. Dan krijg je de microbe te pakken. Als adjunct-conservator van het Virunga-park (Vulkanen, Maanbergen, Ruwenzori, gorilla’s, olifanten zijn enkele trefwoorden die snel vallen) had ik tijd om een studie te maken over de fauna en de trekvogels. Later heb ik daaruit een eerste boek gedistilleerd dat ik “Bij de dieren in de wildernis: momentopnamen” heb geheten. Later besefte ik ook: het is niet voor niets dat jagers gestigmatiseerd rondlopen als koele killers. U zal die foto’s ook wel kennen van die triomfantelijke heren in tropenplunje met de voet op een dode olifant of buffel. Ik heb er ook neergelegd. Het kon toen en het mocht. De dieren waren talrijk genoeg: waarom zou je van het overschot dan niets mogen afromen? De autochtonen waren hongerig en blij met dat vlees”.

Maar die foto’s!

 – Het was dan wel weer even wennen toen je na nauwelijks twee jaren weer thuiskwam?

Leon Lippens: “Zeg dat wel. Wat de Belgen in Zaïre hebben gedaan voor de bescherming van de natuur is zondermeer fantastisch. Het viel me dan ook op dat hier in ons land geen vierkante meter reservaat bestond! Of ik daar wat aan kon doen? Ik ben in ieder geval alle ministeries beginnen afschuimen maar niemand had belangstelling voor natuurbehoud. Ik werd voor “gek” versleten. Ze zullen gedacht hebben “Laat hem maar zeveren”. Er kwam van al mijn voorstellen waarmee ik besturen en ministeries afdweilde dan ook niets in huis en toen was het oorlog en een hele tijd niets meer dan ellende. Na 1945 werden de prachtigste natuurgebieden te koop aangeboden. Maar de staat – en er is nog niets veranderd als je het budget bekijkt dat de Vlaamse executieve heeft voorbehouden voor dit soort operaties – wilde daaraan geen frank spenderen tenzij er ook wat mee te verdienen viel, de terreinen konden opengegooid worden voor actieve recreatie. Er restte maar één uitweg: privé-fondsen verzamelen en zelf kopen en beheren. In 1951 hebben we de vzw “Belgische Natuur- en Vogelreservaten” opgericht. Die “we” mijnheer, weet U wie dat waren? Jagers! Niet die “men with a gun” die zelfs vlinders zouden schieten, wel weidelijke jagers avant la lettre.

 – Een jaar later kreeg het Zwin het “statuut” van reservaat?

Leon Lippens: “We dachten, als natuurbehoud dan toch langs privé-initiatieven om moet, kunnen we best het goede voorbeeld geven met ons familiedomein. En zo geschiedde. Hier viel niets te verdelen; het Zwin was en bleef van ons allemaal, van de gemeenschap. Het eerste jaar dat het reservaat werd opengesteld, werd het door zo een 60.000 mensen bezocht”.

 – Moest er toen ook al entreegeld betaald worden?

L. Lippens: “Een beetje. Zoals nu. Dat is louter psychologie hein? Zou het voor niets zijn. dan was hier geen mens te zien! Een meerderheid leeft blijkbaar met de idee dat iets wat je gratis kan krijgen, geen waarde kan hebben.

De zon gaat iedere morgen voor niets op. Daarvan kan iedereen genieten, maar wie zie je al voor dag en dauw uit de veren, in zijn klederen duiken om dat schouwspel gaan te bekijken tenzij men er, zoals wij, 20 frank voor vraagt?”

 – Van 1952 tot nu toe is het Zwin als reservaat wereldbekend geworden, zijn er zo een 7 miljoen bezoekers geweest en is het een proefstation geworden voor de wetenschappelijk verantwoorde herinvoering van verdwenen soorten die vroeger deel hebben uitgemaakt van onze avifauna maar die lokaal werden uitgeroeid: ooievaar, kwak (nachtreiger met een dunne veer als een antennetje op zijn kop), blauwe reiger en grauwe gans verlevendigen opnieuw het landschap en vervullen terdege hun ecologische rol.       

2017 09 28 122233Graaf Leon Lippens weet dat niet iedereen het met zijn visie eens is. Maar de kritiek, zo zegt hij, komt altijd uit dezelfde hoek waarin volgens hem “stadsecologisten” zitten te knorren; waar zijn hun vogels, waar zijn hun reservaten?, vraagt hij ons. Het besluit dat minister Galle enkele jaren geleden trof om de jacht op de houtsnip te verbieden was o.m. de aanleiding tot een forse maar altijd beleefd gebleven discussie. De tegenstellingen waren toen op hun scherpst en graaf Lippens houdt het er in eer en geweten nog altijd bij: het verbod in Vlaanderen houtsnippen te schieten, is zinloos want er zijn er primo meer dan voldoende (zo een 10 miljoen in Europa), met hun natuurlijk accres zit alles snor en in alle landen rondom ons (ook in het Waalse en Brusselse gewest) is afschot wel toegelaten. Het dispuut zal nog moeten beslecht worden. Tussen gentlemen want, zo zegt L. Lippens, niemand draagt de ander een kwaad hart toe.

 – De combinatie natuurbeschermer-fervent jager is de doodgewoonste zaak van de wereld?

L. Lippens: “Ik weet wat de jagers hebben gedaan voor het behoud van sommige biotopen. “Slechte” jagers zijn er altijd geweest, toegegeven. Maar er zijn verdorie ook slechte chauffeurs. Moet daarom het autorijden worden afgeschaft? Er zijn slechte pianisten. Moet je dan maar alle piano's in mekaar rammen? Er wordt veel te emotioneel tegen deze kwestie aangegaan.

Graaf Leon Lippens: “Veel mensen leven met het idee dat iets wat je gratis krijgt, geen waarde kan hebben”

 ==> 2 FOTO'S + handtekening Leon Lippens

 Mag ik geen whisky drinken als jij geheelonthouder bent, mag ik wel jagen als jij het niet doet? Zeker want anders heb je te doen met wat ik als een vorm van onverdraagzaamheid beschouw. Vraag het maar aan gerenommeerde ecologen in onze beste wetenschappelijke instellingen: oogsten van de intrest van wildkapitaal kan toch.

Er is ook nog zo iets als bescherming van de landbouwgewassen tegen overdreven wildschade, er is de nieuwe mentaliteit die zich in jachtkringen doorzet (de “stropers” raken geïsoleerd), er is het nuchtere feit dat in een sterk geïndustrialiseerd dichtbevolkt en verstedelijkt land als het onze, de mens steeds opnieuw zal moeten ingrijpen om het natuurlijke evenwicht (dat overigens een dynamisch begrip is) in stand te houden.

Requiem voor de jacht? Requiem voor de natuur! Schaf jacht af in een moerasachtig gebied en ik verzeker U: in geen tijd is het drooggelegd, landbouwzone geworden of veel erger nog: een stortplaats. Geen put of geen kreek of men ligt op de loer om er vuil in te kieperen. Weg wild,  weg vogels, weg planten. Dat is de waarheid.

En bovendien mijnheer, in heel Europa vindt men geen jachtwetgeving meer die zo streng is als de onze”.

 – Pleit U nu voor meer samenwerking tussen groenen en jagers?

Lippens: “Absoluut! Ga maar kijken in onze buurlanden. Daar is dat al het geval. Ook bij U in Limburg werken sommige milieugroepen goed samen met jagers en met succes. Mekaar de handen reiken, daarop komt het aan.

Er is genoeg werk aan de winkel. Laat ons proberen onze laatste biotopen te beschermen, iets te doen aan het ongecontroleerde en gevaarlijke … land- en tuinbouw, aan het beheer van wat ons aan groengebieden rest en tegen ruilverkavelaars en knoeiers met onze beken. De twee kampen hebben er belang bij om een einde te maken aan het kortwieken en rooien van onze meidoornhagen. Die maatregel van landbouw is toch pure idiotie, absurd, ongerijmd. Als de rupsen die op eiken zitten op onze aardappelvelden vallen, moeten we dan maar alle eikebomen omhakken? Waarzin is dat”.

Groene jongens en jagers moeten maar eens ophouden mekaar te betitelen met een hoop minder fraaie dingen.

 – Mogen we er gerust in zijn dat het Zwin ongeschonden wordt bewaard?

Leon Lippens: “Het Zwin blijft maar dat kan alleen indien vier voorwaarden worden vervuld. Het moet ongerept beheerd en bewaard blijven en bewaakt worden, het moet zijn functie van openlucht-labo (d.w.z. dienen kunnen voor wetenschappelijk onderzoek te velde) en zijn natuureducatieve rol kunnen behouden. Dat laatste is voor mij essentieel, net zo goed als het feit dat er ruimte moet zijn voor recreatie. Ook die mevrouw of mijnheer moet er zijn gading vinden die niet direct diep geïnteresseerd is in flora en fauna maar die gewoon eens wil rondkuieren en wat verwonderd om zich heen kijken naar wat merels en mussen, de wilde bloemen En dan mogen die nog klein zijn: ik denk altijd aan Gezelle die zijn leerlingen steeds weer veldbloemen liet zien en dan getuigde: “Ik geloof niet alleen in God, ik zie Hem”. Hij zag het werk van de Schepper, het gewijde in de natuur, het sacrale. Ik heb daarover eens een causerie gehouden en ze is opgenomen in een van mijn boeken. U moet me beloven dat eens te lezen.”

Interview: Herman SOURBRON
Foto's: Frans NOLMANS
In: Het Belang van Limburg

Natuurbeleving - Graaf Leon Lippens

Herman Sourbron

Cnocke is Hier
1984
21
049-052
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01