Knokke en de streek van het Zwin rond 1830

E.H. J. Van den Heuvel

Volgend jaar 1980 zal het 150 jaar zijn dat de Zuidelijke Nederlanden van het Noorden werden afgescheiden. Het koninkrijk der Nederlanden, opgericht na de slag van Waterloo door de grote mogendheden, rustte op zwakke gronden. De oppositie wilde verbeteringen afdwingen, wilde opheffing van de grieven zonder gewelddadige vernietigende revolutie.

Wanneer de katolieken en liberalen nopens een minimumprogramma waren overeengekomen, waren de dagen van Willem I geteld. Er waren veel orangisten in Vlaanderen, bijzonder te Gent, maar ook in Wallonië, die liever bij het Noorden bleven. Namen en Verviers verkozen een aansluiting bij Frankrijk en Luik koesterde zijn oude droom van zelfstandigheid. (1).

De julidagen van 1830, de liberale overwinning op Karel X te Parijs, betekenden ook het einde van het koninkrijk in Frankrijk, en het einde van de regering van Willem I bij ons. (2).

Het is dan interessant na te gaan hoe onze mensen, die hier aan de grens leefden, die dagen ervaarden.

Van Knokke zelf is er weinig of geen spraak: er woonden hier slechts 987 igwoners in 1830, en het was bijna onbereikbaar.

Het zal nog tot 1856 duren vooraleer de eerste "kalsijde" ons met de baan Brugge - Westkapelle - Sluis, die reeds in 1759 was aangelegd, verbond. De kalsijde van Schapenbrugge naar het Hazegras kwam er slechts in 1868. (3).

Op 2 oktober 1830 (4) verschijnt een eerste klein artikel dat melding maakt van de beroering in de streek: "Men verneemt, dat in alle steden en gemeenten dezer provincie, het drijkleurig vaendel (Brabants vaandel) waeyt; zelfs verzekert men dat Sluys in opstand is." (4).

Reeds zijn er verschillende doden gevallen en wordt overal beroep gedaan op de milde steun van de burgers: "Westcapelle komt nae Brussel te zenden de somme van fr. 70,50 cent, tot onderhoud der weduwen en weezen onzer gesneuvelde vaderlanders; welke somme onmiddelijk door eene tweede moet gevolgd worden. (5).

Op 27 oktober 1830 wordt te Eekloo de pastoor van Middelburg, J.O. Andries, gekozen tot gedeputeerde, en als lid van het Nationaal Congres. Hij zal een der dertien geestelijken zijn, die zetelden in de Constituerende Vergadering.

Deze latere voorzitter van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge kende de streek van de linkeroever der Schelde, Zeeuws- Vlaanderen, zijn volk en zijn verlangens zeer goed.

Door de toepassing van de postliminii van 1790 art. 1 werd deze streek opgeofferd.

De Belgen immers baseerden hun recht op art. 12 van het verdrag gesloten op 27 floréal an III (16 mei 1795) tussen de Franse en Bataafse republiek. Daar als basis het "Uti possidetis" van 1790 te nemen, verzaakte men noodzakelijk aan de vergroting van 1795.

Ten voordele van de bevolking van de linkeroever sprak de pastoor in de Constituerende vergadering. Hij beval aan de minister het land van Cadzand, dat zo verwaarloosd was: "Herinner u dat onze kleuren hingen in Sluis, Aardenburg, Yzendijke, in het Sas-van-Gent en te Hulst.

Dat Oostburg zich verzette, kan door verschillende oorzaken worden uitgelegd.

Deze weerstand werd veroorzaakt door de geringe middelen waar mee men dit land behield en door de ongelooflijke traagheid. De heren Pntécoulant en Grégoire kwamen elk met een proclamatie en meenden of pretendeerden allebei hoofd van de expeditie te zijn.

Zij rukten naar Oostburg op, zonder orde en zonder plan, met een achterhoede samengesteld uit dieven en vagebonden van de naburige dorpen, aangetrokken door Grégoire die hen had beloofd Oostburg te mogen plunderen.

Enkele kanonschoten volstonden om de troep uiteen te drijven, en ik wens er mijn land geluk om want een overwinning zou deze streek met verwoesting en misdaden hebben vervuld.

Maar herinner u goed dat “de bewoners van de linkeroever onze broeders zijn, en dat de rechtvaardigheid en de politiek eisen dat ons leger er als vriend binnenga en er een strenge tucht onderhoude." (6).

Van 30 oktober 1830 af volgt het nieuws van de gebeurtenissen in onze streek zich snel op: "Woensdag avond is een detachement vrijwilligers, behoorend tot het legioen, onder de bevelen van den kolonel Pontécoulant van hier vertrokken nae Sluys en Oostburg; eergisteren nagt zijn er eenige troepen vertrokken, en gisteren middag heeft het overig van het legioen met een aantal miliciens, te saemen elf of twaelf honderd mannen sterk, zig met twee stukken veldgeschut voor de zelve bestemming op weg gesteld. Zoo men zegt, zouden er eenige hollandsche troepen, die men op acht of negen honderd rekent, te Breskens aen wal gezet zijn, en te Oostburg zouden er batterijen opgeworpen en loopgragten gedolven worden, zoo dat de Hollanders schijnen voorneemens te zijn, de linie in het land van Cadzant, tegen aenvallen te verdedigen.

Eenen courrier gisteren avond aengekomen, heeft aengekondigd, dat de hollandsche troepen die zig tusschen Sluys en Sinte-Anne bevonden, aen het vlugten geraekt zijn, zoo haest zij de komst van versterking uyt onze stad vernomen hadden. Men verzekert, dat de inwoners van Maldeghem en der omliggende plaetsen, zoohaest zij vernomen hadden dat eenige Hollanders poogden in ons lant te vallen, aenstonds de wapenen opgenomen en zig van twee stukken kanon voorzien hebben, om tegen den vyant op te trekken". (7).

Toch was de berichtgeving moeilijk en waren het enkel geruchten geweest: "Alles wat men in de Gendsche en andere dagbladen wegens den inval der Hollanders op ons grondgebied, zoo te Maldeghem als elders heeft gemeld, is overdreven. De magt der Hollanders in het land van Cadzand kan van dry tot vier honderd mannen worden berekend met eene batterij van acht stukken geschut. Zij zijn niet buyten de grenzen van Zeeland gekomen. Maer dit gerugt verspreyd zijnde, zijn er van de omliggende dorpen, Maldeghem, Sysseele, Beernem, enz. eene menigte gewapende boeren toegesneld, die gereed waren om des noods den aenval kragtdaedig af te keeren, het welk tot eenen blijk strekt van hunnen vaderlandslievende gezindheyd, en van de hulp welke zij in tijd van nood zouden toebrengen. Doch dezen tijd is nog niet gekomen, daer de bevelen van het provisoir gouvernement zijn, van alleen de grenzen van Vlaenderen tegen inval te verzekeren, dewijl de compagnien van de 6de afdeeling te Sluys waeren, en waer van de inwooners van Sluys met allen lof over hunne goede en beschermende handelwijze spreeken, bevel hebben ontfangen om terug te keeren, en thans te Westcapelle gelegerd zijn. Het schijnt dat de Hollandsche troepen ook nae Breskens geweken zijn." (8).

Westkapelle met Schapenbrug wordt het strategisch centrum, naast Knokke met het Hazegras. "De compagnien van de 6de afdeeling, welke onder de bevelen van den colonel Strock, zig te Westcapelle bevonden, zijn zaterdag morgen alhier terug gekeerd en hebben de kazernen betrokken. Gisteren is er te Sluys eene bezetting van omtrent honderd mannen hollandsche zee-soldaeten aengekomen." (9).

Weer was dit een onjuiste berichtgeving over mariniers die Sluis zouden bezetten: "De tijding van het binnen trekken van hollandsche zeesoldaten te Sluys, dat wij volgens een ander nieuwsblad gemeld hebben, is bezijden de waerheyd bevonden. Alleenelijk is de drykoleurige vlag, die te Sluys en te Sinte-Anne-ter-Muyden waeyde weggenomen." (10).

Nu komen er berichten van een tolgrens midden het éne koninkrijk der Nederlanden: dit werd het begin van een scheiding: "Op de linie van Zeeland, in Staets-Vlaenderen, land van Cadsant, word door de Hollanders eene douane-linie ingerigt en met commiesen bezet. Wij vertrouwen dat men de zelve voorzorg van de kant van Belgien zal nemen." (11).

Ook uit Wallnië haalde men bedenkingen en berichten over deze streek: "Men leest in den observateur du Hainaut den volgenden artikel: Het zuydelijk gedeelte van de tegenwoordige provincie Zeeland, veeltijds bekend onder den naem Hollandsch-Vlaenderen, bevattende de steden Sluys, Aerdenburg, en Oostburg, het land van Cadzand Izendyke, het Sas-van-Gend, Hulst, Axel, Biervliet en onderhoorigheden behoorde in 't jaar 1794 aen de Vereenigde Provinciën, uyt kragte van het verdrag van Munster. Naer de verovering van Holland, door de legers der Fransche Republyke, in 1794, wierd dit land aen Frankryk afgestaen, by het verdrag gesloten in de Haeg, den 27 floréal jaer 3. Dan, ten tyde der vereeniging van Belgien met Frankryk, wierd dit grondgebied met het departement der Schelde ingelyfd, waer van het een arrondissement uytmaekte. Zyne grenzen zyn vastgesteld door den act der conventie van 4. fructidor jaer 3, en bekragtigd door de wet van vereeniging der negen departementen van Belgien, van 9 vendimaire jaer 4. Dit order van zaeken door de nabuerige mogendheden erkend, door de verdragen van Campo Formio en Lunéville, heeft zonder maetigingen, tot in 1814 voortgeduerd; zoo dat dit tydstip Belgien in zijn grondgebied gansch den linker oever van de West Schelde bevatte. Wanneer men zulke stellige acten kan aenhaelen, is het nutteloos van aen te toonen dat de vereeniging van Belgen met Holland, aen dit leste geen recht heeft konnen geeven op het grondgebied waer over hier gehandeld word; en dat indien een laeter besluyt dit land aen Zeeland heeft gevoegd, 't is uyt kragt van de vereeniging, door de mogendheden vastgesteld. En vermits Belgie heden zijn grondgebied moet wederneemen, zoo als het voor 1814 bestond, heeft het daedelijk recht over gansche den linken oever der Schelde" (!) (12).

Te Sluis worden verschansingen gebouwd: "Den 21sten dezer is er een kleyne bezetting van troepen te Sluys aengekomen en de zelve is werkzaem om Sluys tegen eenen aenval te beschutten; de boomen, op den afstand van eene kanonscheut, worden afgehakt; er worden verschansingen gemaekt en maetregelen genomen om des noods de overstroming te kommen bewerken. - Deze tyding moet geene onrust verwekken; Zeeland het meeste door deze overstrooming moetende lijden, zal de zelve niet ligtvaerdig bewerken, en de tyding van de wapenstilstand, doet ons verhoopen, dat de zaeken in het kabinet en niet te velde zullen beschikt worden." (13). Daar de burgerbevolking zelf nog veel wapens bezit, wordt op 26 november 1830 een "Gebod tot overlevering van militaire fusyken" kenbaar gemaakt. Midden al die berichten van oorlog lezen wij op 28 en 30 december plots een "gewoon" bericht van een gestrand schip: "Vrydag naermiddag is tusschen Knocke en het Sluyssche gat vastgeraekt en blyven zitten een groot koopvaerdyschip, naem en bestemming onbekend. Men veronderstelde dat het scheepsvolk zig op de zeeuwsche kust zal gered hebben. Men kon er eergisteren nog niet by, het ligt ontrent honderd roeden van de kust. Er zijn te Knocke eenige kisten suyker aengespoeld." (14). En twee dagen later: "Het te Knocke gestrande schip, waer van in den voorigen numero gesproken is, is een drymast-vaertuyg, komende van Samarang, eyland Java, voor Antwerpen bestemd; het volk is door de Vlissingsche loodsboot gered en nae Vlissingen opgebragt." (15). Lang nog zullen er vijandelijkheden blijven, vooraleer alles weer rustig zal warden.

Begin oktober 1831 lezen wij wat al moeilijkheden oorlog bij de bevolking bracht: "Westcapelle, 30 september, 's middags. Eergisteren is van Brugge alhier een bataillon burgerwagten aengekomen, wanof eene compagnie gisteren nae het Haezegras en eene nae het camp Leopold is vertrokken, in welke beyde plaetsen verdedigingswerken spoediglijk worden voortgezet. Men vraegt: of de burgemeester, ontfangers en secretarissen, vrij zijn van militair logement, en indien zij vrij zijn, of de vaderlandsliefde van P. De Langhe, burgemeester, en B. Schelpe, ontfanger en tevens secretaris van Westcapelle, niet zoude verpligt zijn hunne huyzen te openen aen ongelukkige soldaeten, welke somtijts moeten op den harden grond slaepen, en of ten minsten de medoogenheyd tot de ingezetenen, en wel byzonderlijk tot den eerweerden heer P. Goddyn, pastor van Westkapelle, welken met een-en-dertig soldaeten is belegd, terwijlen de burgers nauwelijks vier of zes te logeeren hebben, zulks niet vereyscht? Zoo veel te meer, omdat het reeds tien maenden is, dat de voornoemde burgemeester en ontfanger zig van die geheyligde pligt ontslaen. Den burgemeester, vreezende dat reeds eenige mannen van de een-en-dertig welke hij voorheen aen den heer pastor te logeeren en te spyzen opgelegd had, afwezig waeren, heeft er heden nog acht nae toe gezonden!"(16). Nog in 1832 komen er telkens berichten van aankomst en vertrek van de "burgerwachten" met de schrik op nieuwe oorlogsgruwelen: "Het bataillon burgerwagten van Kortrijk en omstreeks, welke gisteren avond alhier (te Brugge) van Maldeghem waeren aengekomen, zyn hden ochtend nae Westcapelle vertrokken, om er de burgerwagten van Beveren, Sint-Gilles, enz. te gaen vervangen. Deze leste worden heden alhier verwagt, om zig vervolgens nae Eecloo te begeeven. (17).

De berichten volgen zich snel op van januari tot april. Opgelucht haalt men telkens terug adem wanneer het enkel geruchten bleken te zijn. "De verontrustende gerugten welke gisteren alhier waeren in omloop gebragt, nopens een aenval der Hollanders, de erneeming der vyandelijkheden, het spoedig vertrek onzer bezetting enz. zyn gelukkiglyk ongegrond. Het is nogtans waer, dat de troepen onzer bezetting cardoussen ontfangen hebben, als ook, zoo het schynt, het bevel van zig gereed te houden om op het eerste teeken te vertrekken." (18). "(5 januarius), Gisteren (= 4 jan.) naar-middag zijn dry compagnien van het 4e bataillon, 12ste regiment, alhier in bezetting, nae Westcapelle vertrokken; echter komen wy te verneemen, dat dit vertrek geen teeken is van ernomene of aenstaende vyandelijkheden, maer dat het zelve slechts als eene militaire wandeling moet aenzien worden." (19). (7 januari). Wy verneemen, dat de troepen die woensdag lest uyt deze stad zijn vertrokken, thans in Ramscapelle en te Dudzele in bezetting liggen. Dagelyks doen zy, des avonds, patrouillen tot op de grenzen, die by voortduering door de burgerwagten bezet worden." (20). "(10 jan). Het bataillon burgerwagten van Yper, te Maldeghem en omstreeks in bezetting, is gisteren avond alhier aengekomen, en is dezen morgen nae Westcapelle vertrokken, om er het bataillon van Kortryk te gaen vervangen." (21). "Het bataillon der burgerwagt van Beveren 't welk te Maldeghem gecantonneerd is, zal heden alhier aenkomen; twee compagnien van het zelve zullen te Dudzele gaen vernagten, en de twee overige zullen tot morgen in deze stad verblyven. Morgen zullen zij nae Westkapelle vertrekken, om er het bataillon burgerwagten van Yper te gaen vervangen, 't welk den 21sten alhier zal aenkomen om er in bezetting te liggen." (22). De streek werd onder water gezet en dat bracht heel wat miserie bij de landbouwers: ook jaren nadien had het zoute water grote invloed in de laagliggende polders. "(21 jan.) Het bataillon burgerwagten van Yper en omstreeks, is gisteren avond uyt Westkapelle hier aengekomen. Deze manschappen zijn voor eenen nagt by de burgers gelogeerd geworden, en zyn heden in de kazernen getrokken. - Men meld uyt Lapschuere van den 20sten: sedert dat de Hollanders te Sluys wederom hebben begonnen water te steeken, zijn de waters op de grenzen van Lapschuere, Houcke en Westkapelle reeds tot acht meter gerezen." (23).

Reeds van in het begin moest Vlaanderen boeten. Zijn handel die over Holland ging, was natuurlijk ontredderd vanaf het begin der woelingen, en voor de nijverheid brak een grote crisis aan. Daarbij lag het leger voor het grootste gedeelte in Vlaanderen ingekwartierd en leefde het op kosten van de streek. (24).

Zo verstaan wij welke moeilijkheden de bevolking ondervond: "11 febr. Men schryft ons uyt Westkapelle, l0den dezer: "De versterkingswerken worden te Sluys nog onophoudelijk voortgezet, en eenen dagloon van 60 centen word aen allen daer aen werkenden, zonder onderscheyd van geslacht, gegeeven; het geene wel te pas komt om de groote duerte van boter, spek en brandhout te verzorghen: de bezetting is er ruym vijf honderd en zestig mannen sterk, en men zegt, dat veel krijgsvolk in Cadzand ligt." (25). Burgerwachtenbataillons kwamen en gingen. "14 feb. Het vierde bataillon van het legioen burgerwagten van Luyk gaet morgen nae Westcapelle vertrekken, om er het geene van Beveren, 't welk alhier moet terugkeeren, te gaen vervangen. Twee compagnien van het tweede bataillon van het voornoemd legioen gaan na Damme en Oostkerke vertrekken.

- Eergisteren en gisteren zijn hier binnen gebragt, de eerste mael 15 en de tweede mael 10 der manschappen van de burgerwagt van Beveren, thans in bezetting te Westcapelle; zij zijn beschuldigd van wederspannigheyd aen hunne overheden." (26).

Het blijkt dus dat die jongens weinig entoesiast waren. "In de eerste oktoberdagen 1831 was een bataljon der gemobiliseerde burgerwacht van Beveren en St.-Gillis-bij-Dendermonde te Gent verwacht. Doch halverwege St.-Niklaas en Gent weigerden ze verder op te trekken. Verscheidene hunner hadden zelfs hun wapens geladen om ze te gebruiken tegen alwie hen zou verplichten verder te gaan.

Te Gent boden zich ongeveer op hetzelfde tijdstip 200 burgerwachten aan op de 2600 ingeschrevenen. Allen weigerden aan het bevel van op te trekken te gehoorzamen.

Op 28 oktober muitten 900 burgerwachten van Leuven te Mechelen. Twee compagnies van het eerste linie, komende van Westcapelle, verschenen te Gent, weigerden de kazerne binnen te trekken, eisten bij de burgers ingekwartierd te worden, en de overheid had grote moeite ze tot hun plicht terug te roepen.

Insgelijks in de laatste novemberdagen deserteerden een groot aantal burgerwachten uit het kamp van Sluis, op het Haesegras te Westcapelle, wat best begrijpelijk is, als men weet, dat hun kamp niet te bereiken was, dan na een kwartuur gaans door de modder, dat de overheid vergeten had verwarming voor de mannen te bezorgen, en dat - zo de officieren niet een deel van hun soldij hadden besteed voor de aankoop van kachels en kolen, 50% der burgerwachten het slachtoffer zouden geweest zijn van koude en vocht. Weldra waren er slechts 400 mannen bezetting meer over, waarvan de helft in het hospitaal lag.

Het naburige kamp was nog slechter bedeeld; geen barakken en geen vuur. De mannen velden de bomen langs de weg naar St.-Anna- ter-Muiden en op de naburige eigendommen om brandhout te hebben.

De Waalse burgerwachten waren weinig beter gesteld." (27). Toch bleven er komen en gaan: "16 feb. Gisteren avond is het bataillon burgerwagten van Beveren, uyt Westcappelle, alhier aengekomen en in de kazern ingekwartierd geworden." (28). "28 feb. Het vierde bataillon van het legioen burgerwagten van Luyk, thans in bezetting in Westcapelle, gaet morgen of overmorgen vervangen worden door een der bataillons van het zelve legioen alhier in bezetting." (29). "1 maert. De manschappen der burgerwagten van Luyk, alhier (Brugge) en te Westcapelle in bezetting, die den gezeyden ouderdom van 31 jaeren bereykt hebben, zullen nae Luyk terug keeren." (30).

Een hele gebeurtenis wanneer een Duitser uit het Nederlandse leger overloopt: "6 maart. Eenen overlooper der Hollandsche voorposten van Sluys, is gisteren in deze stad (Brugge), met wapens en bagagie, aangekomen. " (31). "10 maart. Men schrijft uyt Westcapelle, van den l0en maerte: Sedert dat, over eenige dagen, eenen Duytscher in Hollandschen dienst, tot ons is komen overloopen, hebben de Hollanders hunne wagten op de uyterste grenzen viermael verdobbeld; men verzekert ook, dat op nieuw te Sint-Anna kanons zyn "aengekomen." (32).

Een hele gebeurtenis ook, wanneer men enkele kanonnen heeft kunnen buitmaken: "22 maert. Dry stukken kanon, Welke onze burgerwagten in augustus lestleden op de kanonneerbooten der Hollanders, aen het Haezegras, hebben aengeslagen, en die zig thans alhier (Brugge) bevonden, komen ingescheept te worden, om dezen avond nae Brussel te worden overgevoerd, alwaer zy moeten dienen voor de uytrusting onzer nieuwe kanonneer-booten." (33).

Toch bleef nog lang de schrik voor nieuwe opflakkeringen van oorlog: "11 april. Men meld ons van het Haezegras, l0sten april: Gisteren zag men verscheyde Hollandsche vaertuygen naederen. Men geloofde eerst dat het kanonneerbooten waeren, maer men heeft laeter vernomen, dat deze vaertuygen, van Vlissingen komende, gelaeden waeren met zoet water, waer aen men thans in Cadzand groot gebrek heeft." (34).

Toch begon men half april 1832 met eindelijk (!) barakken, maar ook versterkingen te bouwen op Schapenbrugge: "14 april. Men meld ons uyt Westcappelle, 14sten dezer: De versterkingswerken aen de Schaep-brug, worden met allen vlyt voortgezet, en zy zyn, op de wyze van een fort bijnae voltrokken; eene barakke word er in geplaetst, om de soldaeten, zoo men zegt, aldaer te liggen; de ingezetenen, welke sedert ruym een half jaer alhier hebben moeten logeeren, voeden dus de zoete hoop, van alzoo eenige verzagting in dien overgrooten last te bekomen." (35).

Laat ons hopen dat na 150 jaar eindelijk een weg gevonden wordt om aan de wettige aspiraties van onze Vlaamse en Waalse gemeenschap te kunnen beantwoorden: het ware het schoonste geschenk bij een 150-jarig jubileum.

Voetnoten

  • (1) M. Josson, De Belgische Omwenteling, II, 186.
  • (2) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, IX, 289-290.
  • (3) J. Opdedrinck, Geschiedenis van Knokke. blz. 80.
  • (4) Standaard van Vlaenderen, n° 2602 - 2 okt. 1830.
  • (5) St. v. Vl., n° 2607 - 14 okt. 1830.
  • (6) A. De Leyn, Notice biographique de Monsieur Joe-Olivier Andries, chanoine de la Cathédrale de Bruges. Brugge, 1892, 53-55.
  • (7) St. v. Vl., n° 2614 - zat. 30 okt. 1830.
  • (8) St. v. Vl., n° 2616 - 4 nov. 1830.
  • (9) St. v. V1., n° 2618 - 9 nov. 1830.
  • (10) St. v. Vl., n° 2620 - 13 nov.1830.
  • (11) St. v. Vl., n° 2621 - 16 nov. 1830.
  • (12) St. v. Vl., n° 2622 - 18 nov. 1830.
  • (13) St. v. Vl., 2625 - 25 nov. 1830.
  • (14) St. v. Vl., 28 dec. 1830.
  • (15) St. v. Vl., 30 dec. 1830.
  • (16) St. v. Vl., n° 2757 - 2 oktober 1831
  • (17) St. v. Vl., n° 2796 - 1 januari 1832.
  • (18) St. v. Vl., n° 2797 - 04 januari 1832.
  • (19) St. v. Vl., n° 2798 - 06 januari 1832.
  • (20) St. v. Vl., n° 2799 - 08 januari 1832.
  • (21) St. v. Vl., n° 2800 - 11 januari 1832.
  • (22) St. v. Vl., n° 2804 - 20 januari 1832.
  • (23) St. v. Vl., n° 2805 - 22 jan. 1832.
  • (24) M. Josson; a.w. II, 18.
  • (25) St. v. Vl., n° 2814 - 12 febr. 1832.
  • (26) St. v. Vl., n° 2815 - 15 febr. 1832.
  • (27) M. Josson, II, 238-239.
  • (28) St. v. Vl., n° 2816 - 17 febr. 1832.
  • (29) St. v. Vl., n° 2821 - 29 febr. 1832.
  • (30) St. v. Vl., n° 2822 - 2 maert 1832.
  • (31) St. v. Vl., n° 2824 - 7 maert 1832.
  • (32) St. v. Vl., n° 2826 - 11 maert 1832.
  • (33) St. v. Vl., n° 2831 - 23 maert 1832.
  • (34) St. v. Vl., n° 2841 - 12 april 1832.
  • (35) St. v. Vl., n° 2844 - 18 april 1832.

*****************

"Van polderdorp tot badplaats" te verkrijgen bij de auteur: Danny Lannoy, Gr. Jansdijk, 244A, Knokke-Heist-1.
Bestelprijs: 750 fr. (+ 35fr. voor portkosten).

Gaat de zon in 'n nest,
Morgen wind van de west.

Knokke en de streek van het zwin rond 1830

E.H. J. Van den Heuvel

Cnocke is Hier
1979
13
021-032
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01