Het dorp dat door de badstad opgeslorpt werd
André D'hont
"Het moet de verkwikkende zeelucht zijn die Knokke, doorheen vele getijen, zo vlug het duinenzand heeft doen uitpuilen. Al wie hier in de laatste tien jaar gekomen is, blijft verstomd bij de uitbouw van het oorspronkelijke strand, thans zo knus ingericht. Over 500 m., op de plaats waar de weg naar het dorp toe op een brede panne uitmondde, is er nu de helling van een nieuwe stevige dijk. Daar zijn reeds de eerste hotels open: "Beau Séjour", "Phare" en zelfs een "Grand Hôtel de Knocke"! Zo te zien de aanloop tot een grote badplaats, - tot voldoening der Engelsen, die ieder jaar talrijker worden hier. Zo vertoont Knokke nu het familiale uitzicht van het Heist van 20 jaar geleden. Aan de dijk is er plaats voor sierlijke verblijven, om er met ieder seizoen meer te laten aansluiten. Om precies te zijn, deze gebouwen, in de moderne stijl der villa's van Blankenberge, steken reeds uit boven de eenvoud die de minder gegoede badgast zoekt. Men heeft dan ook de indruk dat het amen en uit is met de intimiteit van het Knokke van weleer".
Dit schreef Edgard Auguin in 1895 als hij hier na meer bezoeken sedert de eerste badplaats van 1883 terugkwam. Men was reeds ver weggeraakt van het strand bij de duinenhelling, waar van boven de "Pavillon du Phare" van Andrie Verheye stond en beneden de "Congo" van Franz Lützenrath en de "Margherite" van bakker Chrles Lievens. Toen in 1890 de bakstenen zeedijk 500 meter lang aangelegd was, betaalde de gemeente de Domeinen 5 frank voor de koncessie van het strand. In 1893 werkte de badendienst met een dokter, een kontroleur en 3 redders, die over het nodige materiaal beschikten. In 1899 was het koncessierecht reeds tot 200 frank gestegen.
Het dorp dat Knokke was rond de St.-Margarethakerk zou vlug plaats maken voor de badplaats. Hoe was het nog in 1885? Een der eerste bezoekers, N. Bossut, tekende het op:
"In het dorp waren er twee herbergen, het "Gemeentehuis" en de "Zwaan", groot genoeg om een 40-tal personen onder te brengen, voldoende voor het seizoen te Knokke. Naar Heist toe liep een ezelspad kronkelend door de duinen. Wie een koffer meehad tot de terminus van de trein te Heist, werd met paard en kar afgehaald, en bij ebbe de weg langs het strand tot Knokke volgend. Als de wind storm blies en de zee hoog opstak, ging het over de weg via Westkapelle. Het was de droomtijd voor een vakantie. Het waren allemaal onze duinen, zonder afsluitingen, zonder beperking. Er waren geen zorgen, er was rust, het was het zoete leven.
Van het dorp tot het strand rees geen enkel gebouw op. Langs de weg naar zee waren niets dan duinen en een klein bosje, 't duinenpark. Wel was er een oud vissershuisje, regelmatig door kunstschilders betrokken, die Knokke nog voor ons ontdekt hebben. Eerst Theo Van Rysselberghe, dan Alfred Verwee. Die mannen met baarden hadden de vensters met afgrijselijke koppen beklad in hun vlegeltijd alhier. Het waren daarbij uilen, knoken, doodskoppen, met de petroleumlamp van binnenuit beschenen, akelijk, om je de schrik op het lijf te jagen als je door de duistere nacht van het strand terugkwam. Er waren nog niet eens lantaarnpalen in die gezegende tijd."
Het was wellicht normaal dat de eerste hotels ook in de dorpsbuurt opgetrokken werden. Waar dan het vernoemde vissershuisje der artisten was, vervolgens het molenaarshuis van Van Damme, opende een zekere Neyts een hotel, de "Prins Boudewijn" die Louis Vermeire in 1889 merkelijk uitgebreid had. Hier behielden Alfred Verwee en Paul Parmentier ook het lokaal der artisten en in 1891 stichtten ze de vereniging "Knocke-Attractions". Het was in de schaduw van het dorp dat meer hotels kwamen, als "Cygne" ,"Communal", "Bruges", "Cosyn", "Lion d'Or", "Welkom" en "Couronne". Enkel de "Prins Boudewijn" overleefde de tijd tot vandaag de dag. Zoals de badgasten zochten ook de hotels de dijk.
De "Société Verwee-Van Bunnen-Dumortier" werd reeds in 1887 opgericht, met het verwerven van 35 ha. grond langs de Lippenslaan en strand voor de totaalsom van 35.000 fr., of 10 centiem per m2. De eerste stoomtram uit Brugge bereikte het dorp in 1890. Er daagden vaste zomergasten op. Met de "Société" werden de eerste villa's gebouwd, midden de duinen, eerst de "Villa Verwée", tot "Fleur des Dunes" omgedoopt, vervolgens de villa's "Marie", "Louise" en "Napoléon" van Van Bunnen.
Het is de groei der badstad die men volledig kan achterhalen in het 2e deel der Dagklapper uit Knokke van André D'hont "Hoe het groeide en bloeide te Knokke".
Een nieuwe zeedijk was noodzakelijk geworden. Toen de vuurtoren in 1872 voltooid was, stond hij op de duinen nog 80 m. van 't strand. Het ontzandingsproces was echter ingezet en de nieuwe eigenaars van de grond bij de zee moesten hun kapitaal veilig stellen. De stenen dijk werd in vier beurten gebouwd tussen 1890 en 1900, met springvloeden en stormen als voornaamste hinder tijdens de seizoenen.
Met het aanleggen van het eerste gedeelte van de dijk liet Louis van Bunnen in 1890 het "Grand Hotel" optrekken. Hij werd de baanbreker van het hotelbedrijf voor een ruimer toerisme aan zee. Aanpalend kwam de eerste villa aan de dijk, "Ten Anker" van de Antwerpse kapitein-ter-lange-omvaart De Paepe. Meer hotels volgden vlug voor het einde van vorige eeuw: "Beau Séjour", "Phare" en "Hotel de la Plage". De gronden werden steeds verworven van Van Bunnen en Co, bereid hun nieuw badoord meer betekenis en vorm te geven.
De groep van Verwee had in 1890 door de Brusselse architekt Jean Baes een eerste plan laten tekenen voor de badplaats, dat een kursaal en pier zou krijgen. Maar er kwam nimmer iets terecht van het ontwerp. Zo werd aanvankelijk enkel grond verkocht en werden de investeringen gedaan door partikulieren, met hotels, villa's en appartementen. De "Compagnie Immobilière du Zoute" zou meer vooruitstrevend tewerk gaan. Na de voorlopers rond Van Bunnen kwam Lippens met nieuwe ideeën over een badplaats in het natuurlijke landschap bod, zoals eerder het de Duitse architekt Stübben voor Zeebergen-Duinbergen uitdacht. In het Zoute beschikte men echter over de volledige ruimte daartoe.
Op 5 juli 1908 werd officieel de 1e steen gelegd voor de dijk van het Zoute, die bij deze van het centrum moest aansluiten. De laatste steen kwam op 7 nov. 1909. In dit jaar werd 't "Grand Hôtel du Zoute" opgetrokken bij de dijk en het Leopoldplein (nu Albertplein). De eigendom van Jacques van de Velde was met alle komfort: elektriciteit, auto-garage, badkuipen, leeszaal, dienst aan afzonderlijke tafels, appartementen, matige prijzen, fijne wijnen; telefoneren op nr. 88. Het hotel was verwarmd met Belgische chauffage B.L. Het was "het grootste, het mooiste, het modernste van het Zoute". Meer hotels kwamen in de buurt: "Jacob's Hotel Le Zoute" en de "Zomerlust, pension du Zoute". Charles Duysburgh, uit Zandvoorde gekomen in 1898 om Delhaize langs de Lippenslaan te openen, zag ook verder en in 1914 liet hij de bouw aanvangen van de "Savoy" in het Zoute.
Joseph Duysburgh, zoon van Charles, werd in 1899 in het dorp geboren, maar zijn leven zou hij in de Savoy slijten, in het Zoute. De h. Duysburgh (in 1971) overleden, schetste ons de buurt:
Daar waren de "Belle Vue" van Vandenbossche, de "Jacob's" van Miel, de "Zomerlust" van Mon Jacobs, de "Terminus" van Devisscher en het "Grand Hôtel" van Ko van de Velde. Het Zoute was nog volledig duingebied en ook de Kustlaan een zandstraat met enkele villa's, de "Kikoto", "Val Joli" en "Kaboti", bij de Sparredreef een chalet. De bouw van de "Savoy" werd door de le oorlog opgehouden en pas in 1920 voltooid, het jaar waarin vader overleden is. Moeder, mijn zuster en ik, zouden de zaak voortzetten".
En enkele jaren later meldde zich dan Joseph Nellens aan. In 1924 werd uit de Lispanne het Zegemeer gegraven; in 1926 sloot de zeedijk tot Duinbergen aan. Tussen de beide oorlogen zou het dorp van weleer in de vergeethoek geschoven worden. In 1939 was de eens zo schilderachtige Kerkstraat volledig weggeveegd.
In 1958 werd de St.-Margarethakerk aan flarden geslagen. Maar het torentje bleef behouden, in de badstad de laatste souvenir van het dorp van weleer.
IJsheiligen:
Mamertus, Pancreas, Servatius en Bonifacius.