Oosthoek kermis
Georges Rotsaert
Laat de ploeg maar rusten, zet het paard op stal,
Want wij gaan nu allen naar het boerenbal.
Op onze nieuwe kloefen en in zondagsbroek,
't Is feest in de Oosthoek.
Refrein :
Zingen, smullen, drinken, O zoete wijn
De boog kan niet altijd gespannen zijn.
Onze vriend Bacchus, die is altijd wijs:
Strontzat in 't paradijs.
Proef eens van de rijstpap, drink eens van het bier,
Kunt ge niet meer lopen, kruip dan maar tot hier,
Moest Breughel nu weten dat zijn feest herleeft,
Dan had hij nog geleefd.
Wij hebben gestreden vele jaren lang,
Alva of de Keizer maakten ons niet bang,
Tijl en zoete Nele vochten met ons mee,
En altijd recht door zee.
Zie maar naar de tafels, die zijn volgedekt
Met mooie vette worsten, 'k heb eraan gelekt;
Laat de wijn maar vloeien, doe geen water bij,
En 't wordt een zatpartij.
Wij krijgen nu allen water in de mond,
Van dat lekker eten en 't is zo gezond.
Laat de pens maar komen en de vaatjes bier
En rol ze dan tot hier.
Vrouwen moeten zingen, tappen van de kraan,
Mannen moeten drinken, d' andren kunnen gaan;
Doe eens zotte kuren, blijf daar zo niet staan,
Alles is toegestaan.
Zie de jonge koppels vrijen in de hoek,
'k Zie op de grond iets blinken: 't is een vrouwenbroek,
't Is een schone blauwe met randen van satijn,
Van wie kan dat wel zijn?
Maar 'k heb het geweten en 'k was toch niet kwaad,
'k Had te goed gegeten en 't was toch te laat,
'k Zag mijn vrouwtje ’s avonds héél beteuterd staan,
Ze had geen broek meer aan.
Kom we gaan eens dansen op het schoon muziek,
Kom we gaan eens tonen aan dat groot publiek,
Dat het in de Oosthoek heel plezant kan zijn,
Al is 't niet aan de Rijn.