Het eiland Greveninge

Gerard Adriaenssens

Bij de schenkingen in het "Liber Traditionum" (1) vermeldt men in 737 een schapenweide in Grifningas (Grevinge). Er was hier dus leven en bewoning op de hoogste plaatsen in de schorren; de terpen zijn daar stille getuigen van. Dat het hier om een kernpolder gaat, dus een eiland, bewijst de kreek waar nu de verbrandingsoven geplaatst wordt. Deze kreek werd immers aan de noord-oostkant afgesneden met de Grevingedijk van de Reigarsvliet die daar lag, op de bodemkaart goed te zien.

Het tweede bewijs vindt men in het Wateringboek van J. Drubbele, "Verenigde Wateringen van Eyensluys en Groot Reygarsvliet 1838".

Op pag. 95 schrijft hij: "Den Bloedlozendijk oost langs dit begin gelegen in het gescheid dezer watering en die van Grevinge, is eigendom der laatstgenoemde welke ook met eenen gracht van zuiden afgepaald is". Ik weerleg hiermee de teorie van prof. Verhulst die een dijk tekent vanaf Blankenberge, in eenmaal draaiend langs de Bloedlozendijk tot aan Damme. Degenen die nummer 3 van "Cnoc is ier" (2) hebben gelezen, konden zien met welke kleine oppervlakten men in oude tijden genoegen nam.

De Bloedlozendijk was dus eigendom van Grevinge en lag aan de westzijde van het eiland. Bekijkt men de beroemde kaart van Pieter Pourbus, dan ziet men op de Grevingedijk een molen staan; het 33ste begin van Grevinge (1601) schrijft hierover: "aan de zuidzijde van de Grote Geule van Reygarsvliet zuidt jegens de Zandbaai... tot aan den dijk van Greveninge daar de molen van Brugge St. Anne stond".

Op de kaart ziet men links van de molen dat er een dijk liep vanaf Greveningedijk naar de latere wijk Nachtegaal. Op deze dijk hebben de Spanjaarden hun bekende Cantelmo-linie aangelegd met 4 van hun driehoeken, bedoeld om hun flank te beschermen. Aan de noordkant van de Grevingedijk, op het 33ste begin, was er geen dijk, en heeft men alle aarde die men te kort kwam, aangevoerd met karren vanaf de oude Calcedijke, op de kaart goed te zien, noord-oost van de molen. (3) 134ste begin: "Dit begint bei noordoost van danen in den hove van den Calcedijke bij Mijnh. van de Cappelle molenwal van oosten op Mijn. land voorzijd".

Mijnh. van de Cappelle strekt tussen Calcedijke en den ader in den heirweg en tot den ader op de zuidzijde en op 't westende.

Deze Calcedijk, in eenmaal aangelegd vanaf het oud Sas van Reygaertsvliet daar waar nu de Isabellavaart en het oud Zwin in een driehoek te samen komen, liep deze richting Wittehove langs het oud Zwin en draaide zo in een mooie bocht oostwaarts, om aan ten Calchove de Reygaertsvliet te overbruggen en verder te lopen tot in St. Annedorp.

In de bocht is nu het 29ste begin van watering Grevinge, dit wordt Zandbaai genoemd (een zandplaat iets te vlug ingedijkt)(4)."In de Zandbaey an de Zuidzijde en andt westende den dijck van 't nieuwlandt crom an de noordzijde streckende alzo oostwaarts ..."

Aan de zuidoostzijde van de Reygaertsvliet ligt het 32ste begin (5). "Beginnende west daarbij en Sheere Jacob en Thanspolder an de noordzijde van mijn heere van Qerques dreve tussen eenen waterganck, an de zuidwestzijde den dijck jegens de noordpolder, streckende alzo noordwestwaarts tot an de groote Geule van Reygaertsvliet van de zuidwestzijde in". 43 gemeet - 52 roe.

Opmerkelijk is dat men in 1601 wanneer deze beginnen opgemaakt zijn de dijk tussen Thanspolder en Noordpolder al niet meer kent als Calcedijk, ook de Noordpolder had vroeger een andere naam.

In 1296 is er sprake van een polder Johan Tobin (6). "De monsigneur Johan Tobin sen polre lès le Mue" in 1324 opnieuw vermeld in het cartularium van St. Quentin: (7) "de polro novo domini Johannis Tolbins continente CXIX mensuras terrae".

De nieuwe polder van J. Tolbin van 119 gemeet.

In 1375 staat hij in het renteboek van dezelfde abdij als Noordpolder.

In samenwerking met de boeren die deze polder bezaaien, heb ik de stukken land samen geteld en kom zo aan 119 gemeet, er wel op lettend dat de punt tot aan het dorp van St-Anna liep en deze punt wordt nu bij Brixus-polder gerekend. Vermits de Reygaertsvliet ook in deze polder liep (zie kaart Pourbus), bestaat de polder uit 2 beginnen.

Het 30ste begin is het kleinste, dit ligt tussen Wittehove en de Reygarsvliet.

(8) 30 b kleine Noordpolder.

"Beginnende noordoost daarbij in den noordpolder tussen den dijck van de Zandbaey aan de westzijde, den zeedijck jegens 't hazegars an de oostzijde, streckende van den dijck van 't nieuwlandt zuidwaarts tot aan de grote guele van Reygarsvliet". 38 gemeet 83 roe.

(9) 31 begin Grote Noordpolder.

"beginnende zuid daarbij aan de zuidzijde van de Grote guele van Reygarsvliet tussen den zeedijk krom aan de noordoostzijde den dijk van Tantspolder en s. heer Jacobspolder aan de zuidwestzijde strekkende alzo zuidoostwaarts tot aan de dreve van Mr van Querques noord jegens de hofstede daar Pieter Bartolmes woont". 61 gemeet.

In een stuk land in dit begin spreekt men dat het paalt aan Zoetaertsdijk van Thanspolder. Vanaf 1300 naar 1600 is men de Calcedijk al vergeten en geeft men hier al een persoonsnaam van een boer die er woont. Ook met de beginnen moet men oppassen vanaf 1601 tot nu zijn het beginnen van Watering Greveninge, maar in oude tijden was dit gebied een hoofdinge van Groot Reygarsvliet Watering, d.w.z. Groot Reygersvliet Watering had een uitweg tussen het eiland Greveninge en de Watering Volkaertsgote en bedijkte hier ook poldertjes. We zullen het nog even hebben over de polders Zandbaeypolder - Thanspolder - klein- en grote Noordpolder. Men kan geen polder leggen zonder Sluizen en al deze polders waterden af naar het Zwin, dus telkens men een andere dijk legde, moest men ook een nieuwe sluis leggen.

Welnu in beide dijken, zowel Calcedijke als de Johan Tobinsedijk, heel waarschijnlijk in opdracht van Jan van Namen gelegd en nu graaf Jansdijk genoemd, lag een sluis aan de Reygarsvliet maar niet er in omwille van de vaste ondergrond.

In 1331 wordt door de stad Brugge een bode naar Reygarsvliet gezonden om te onderhandelen voor de bouw van een nieuwe sluis daar de oude veel geleden heeft van "storm en tempeest".

(10) "Jan Walkier te Reinghersvliet met ten Sluismeesters up den 26ste dach van ouste".

De stad betaalt de helft in de kosten voor de nieuwe sluis, 240 pond, de andere helft wordt door het Brugse Vrije betaald.

(11) "Jan Walkiere van dat hi gepijnt heeft bin al den jare over onse stede ter sluis van Reygersvliete upt oude Zwin".

(12) "Bi Jans Walkiere broeder Roelv ontfanghere van de wateringhe vorseid van de sluus van Reigersvliet te beterne".

De sluis op 't oud Zwin was deze aan den driehoek en was 'n dubbele, dus een sas, op vele oude kaarten aangegeven als sas runé.

(13) "Pieter Danckaert gezonden ter sluis van Reinghersvliete geleit ten Calchovene en de up den waterganc streckende van Brugge tot der vorseide sluus".

Op de hoeve ten Calchovene woonde in 1567 Jacob Boels, toen was de naam Calchove al in de vergeethoek geraakt. (14) 164 begin (ommeloper 1567) "Noordoost van de kerke van Westcappelle aan de noordside van de oude sluus van Reygersvliet ter hofstede daar Jacob Boels woont 11 gemet 190 roe behoorende Mijn. van de Capelle".

Dit stuk land heb ik terug gevonden in het 30 begin van Greveninge, het was maar 11 gemeet en 33 roe groot, de baan Westcappelle - Hazegras heeft er een half gemet van afgenomen sindsdien is het weeral verkleind door de polderknagende steenovens, maar iets is gebleven ook, tevens goed op Pourbus' kaart te zien, dat is het kleine kanaaltje dat van de oude sluis van Calcedijk liep naar de nieuwe sluis daar vlak voor het Fort Isabella of het vroegere St.-Jorisfort.

Het was Ridder van de Cappelle dezelfde die in 1422 de Cappellepolder in Zuidzande indijkte, die hier in hetzelfde jaar uit de ondergelopen Johan Tobin-polder sinds de schrikkelijke springvloed van 1404 het zogenaamde nieuw poldertje herindijkte ook "klein noordpoldertje" genaamd. Daarmee spreekt men in 1428 over de ligging van de schorren hazegras.

(15) Voor de dijk van de nieuwe polder.

(16) Gilliodts van Severen tekent dit poldertje aan "jusqu'à la nouvelle exluse que est près d'une place appellée le calchove".

Het is te begrijpen dat men na 6 jaar nog van een nieuwe polder spreekt. Laten we nu terugkeren naar het eiland Greveninge en wel naar het oostelijk deel van de Cantelmolinie dat dus op Pourbus' kaart als dijk aangeduid staat.

Daar komen we aan het 10e begin op de wijk Nachtegaal vanwaar de zuidelijke dijk, richting hoeve "Rode Os" liep. De weg loopt niet op de dijk maar wel er zuidelijk naast. De hoeve "Rode Os" ligt in het 8ste begin en de landbouwgrond toont ons vroege indijking. Scherende grond, licht en gemakkelijk te bewerken, kleine vluchtheuvels, heeft geen tweede- overslijking gekend, 20 à 25 afslibbaar.

(17) Te vergelijken met de oudste delen van Walcheren.

Als Verhulst zijn grote dijk tekende, gebruikte hij deze zuiddijk van Greveninge als een teen of vooruitgeschoven hoek, niet beseffend dat de zee bij stormweer er zou op losbeuken trouwens wie zou op zo'n vooruitgeschoven punt willen of durven wonen hebben.

Vanaf de hoeve "Rode Os" liep de dijk niet meer mee met de weg maar westelijk langs de watergang nr 5 van het 8ste begin tot het punt waar hij recht op het oude dijkestukje land uitkwam dat ten zuiden van de Marouxdreef ligt. De bewoners die dit ploegen, zeggen nu nog "dijke stuk". Aan den anderen kant van de Marouxdreef vindt men de dijk nog steeds onder de naam Bloedlozendijk, maar ook als Oostdijk. Het stond dus in oude tijden als een en dezelfde Oostdijk bekend. Men had ook "ringdijk" van het woord wateringe kunnen zeggen; links van de dijk, vlak tegen de Marouxdreef, vindt men de plaats van het verdwenen hof van Reygersvliet.

(18) "An de suidside en de ant westende daeran een groote plaetse metten wallen daarin liggende genaemt 'thof van Reygersvliet cum oostside anden oosdijck streckende metten suidside an een uitwech".

Het 36ste begin van watering Greveninge nu een gedeelte van Brixuspolder wordt ook aangeduid als liggende bij den Oostdijck.

(19) "An de noordzijde den dijck van Grevenijghe of te Oostdijck". We volgen nu verder den Bloedlozendijk en zien rechts de Loomsvliet als scheiding tussen het 11de begin en het 14de dat aan de Greveningedijk paalt met zijn noord-oostkant. Er heeft daar nooit een Mostaerddijk gelegen, volgens het 14de begin van Watering Greveninge.

Volgens de beschrijving van de Waterlopen-Wegen Bruggen en Duikers, behorend bij de Beginkaart van Greveninge hier voor me liggend, begint de Mostaerddijk aan de Zwarte Sluis en loopt noord-oostwaarts langs de zuidzijde van het 21ste begin, strekkende oostwaarts tot aan de steenweg op Sluis. De prachtige Oostenrijkse grenspaal staat – na zijn verdwijning – in het Zoute-Pannepoldertje aan de voet van de Mostaerddijk teruggeplant.

Langs de Bloedlozendijk komen we aan de hoek der grote verwarring waar alle profs en licenciaten er in gelopen zijn. Kijk, het zit hier zo: het tweede oudste lag aan de overkant de Watering Volkaertsgote. Op de tentoonstelling in de Mikaja schreef ik bij mijn kaartje, dat ik getekend had over de aankoop van de abdij van Vouxelles, 300 gemeet polderland in 1255 dat er telkens enkele gemeten in "aquis en luto" lag, "in water en slijk". Dit lag tussen deze beide wateringen in en zou de uitweg van Brugge worden. De Knokkendijk heeft vanaf Driewegen naar de Ceuvelhoeve zijn waterzijdehelling langs de zuidkant, daarmee was Cnoc in oude tijden een eiland en vormde het samen met Volkaertsgote onder de bescherming van de Sparrebosduinen het oudste van de streek.

Merkwaardig dit is ook de grens tussen Watering Reygaertsvliet en Volkaertsgote, er is ook het hoogste verschil tussen het tweede begin van Reygersvliet en het 4de begin van Volkaertsgote aan de Pieter Beytsdijk of Monikkendijk die naar de Palingstee op Schapenbrug loopt, zit de kleigrond 30 cm hoger langs de westzijde en is deze klei veel zwaarder afslibbaar, dus aanslibbing langs het westen. Hiermee zou ook het raadsel opgelost zijn van de kraag of wiel die in de Craghedijcke verkeerd zat.

(20) "Dit begint bei noordoost van danen an de oostside van de Craghedijcke..." : een kraag zit immers altijd zo, dat ze de druk van het water tegenhoudt door haar boogvorm.

Keren we terug naar de Bloedlozendijk: wat is hier nu vroeger gebeurd?

Wanneer de Watering Reygaertsvliet ontstond, legde deze een dam tussen de twee reeds bestaande kleine wateringen en wel vanaf de Bloedlozendijk noordwaarts recht naar de Palingstee, die de zuidelijke hoek vormde van Volkaertsgote, het oude Zwin werd doorgetrokken en maakte hier een eindje gebruik van het kromme water, men bouwde Quinkinsluis, vlak tegen de Bloedlozendijk. Inmiddels breidde Greveninge noordwaarts uit met de Scellebank-polder tegen de Greveningedijk of Oostdijk.

(21) "In de polre die men heet Scellebanc tussen Pieter Joncheere lande an beeden ziden streckende metten Zuidhende an den Oostdijc".

Dan kregen we de polder met de familienaam Baespolder.

(22) “Den dijck van Greveninge an de zuidzide en ant westende streckende metten noordoosthende an Baesdreve en es Baespolder”.

Men ziet, dit geschrift bewijst het nogmaals: geen Mostaarddijk op Schapenbrugge maar wel "den dijck van Greveninge an de zuidzijde- en ant westende".

In deze Baespolder die nu het 27ste begin is, ziet men op de bodemkaart een grote rode plek, verdwenen bewoning; hier lag het kleine dorpje Reygaertsvliet. In het volgende begin, het 28ste, de eerste Reygaertsvlietpolder, komen we aan het 1ste leen van Reygaertsvliet.

(23) ... Weer neemt men de Brugse molen als aanduidpunt.

"West bij wijlen Brugge St.-Annemolen..."

  • Mijnheer van Querques over Joseph de Baenst heer van Melisant van oosten in een lange plaatse... en is een leen van Reygaertsvliet".
  • Het 2de leen - dat beter bekend is - vinden we later in het 33ste begin.
  • De dijk die de eerste Reygaertsvlietpolder omsloot, heeft in den Oostenrijksen tijd als grens gediend.

Als we ons nu even terugschakelen naar de oude tijd van die indijkingen, dan zien we dat de bedijkers een uitweg lieten voor Brugge en nu gebeurt het volgende.

Brugge bouwt de Pylijserdam, daar waar nu de Isabellavaart en het oude Zwin te samen komen. In deze dam bouwde men een groot sas langs waar de schepen rechtstreeks het Zwin op konden. Het oude Zwin kwam mee en de oude sluis van Quinkin werd weggenomen. Dit sas waren de 1ste twee sluizen van Reygaertsvliet. De grond en schor die hierdoor verworven werden, had Jan Walkier te Cheinzen voor Brugge.

(24) "Dit es 'toude Zwin dat Jan Walkier heift te Cheinze van der stede van Brughe dat men heet scor, dat te verstane van der Coolkerkepoorte tot Pylijserdam an beden side".

De oudste Ommeloper (25) toont ons wat er tussen de sluizen en Quinkinsluis ligt in het 132ste begin, maar toont ons ook dat het 133ste, het 134ste en het 135ste allemaal van Mijnh. van de Cappelle alhier gelegen zijn en wel tussen de molen en het oude Zwin, dus al de noordoostgelegen poldertjes.

132ste begin: "Dit begint bei noordoost van danen tussende twee andere Sluizen van Reygersvliet en an de westkant van de dijk mijnheer van de Cappelle landt van oosten in".

Nu geeft men de stukken en hun oppervlakte.

  • Mijnheer van de Cappelle 7 linen = 700 roe.
  • Bernard van der Sceure ant westhende en and zuidside daran en de lopt allomme tussen den ouden zwine dat komt van beide oude sluizen allom 8 gemeet 215 roe.
  • Mijnh. van de Cappelle tussen en heet calle Daviedt hofstee 24 roe.
  • De kerke van Westcappelle int zelfe 75 roe.
  • De wateringe ant zuidzij en an de noordzij daaran en is 'tHou Zwin strekkende westwaarts tot Quintkinssluis 6 gemeet 2 linen.

Somme bedraeght 18 gemeet 89 roeden".

Nu moet de lezer goed begrijpen als deze rekening gemaakt is in de Ommeloper van 1447 dat deze twee Sas sluizen al oude waren en de jonge sluizen van Reygersvliet verderop naar het oosten lagen vermits men telkens verder indijkte een andere sluis legde.

De volgende sluis stak men in de Calcedijk.

Het 134ste begin (1447). "Dit begint bei noordoost van danen in den hove van den Calcedijk bij Mijnh. van de Cappelle molenwal van oosten op Mijnh. land voorzijd".

Dit begin bewijst dus dat er een hofstee was aan de Calcedijke (Calchovene).

De 4de en laatste sluis stak men in de dijk van de Johan Tobinpolder, de latere noordpolders.

Het is ook van deze laatste twee sluizen dat er meest geschriften te vinden zijn, omdat ze het langst blijven liggen zijn en bij stormweer te lijden hadden, waarna ze moesten ofwel hersteld of vernieuwd worden.

In de stadsrekening 1411-1412 lezen we:

(26) "ghesendt te Reigersvliete met baljuw van Brugge en de mensen van 't Vrije en de gelanden van Reigersvliet omene te overziene de voorwaarde gemaect up 't stic van der nieuwe sluis, geleit ten Calchovene".

Op de kaart van Pourbus kan men goed zien langs waar men het water uit het oude Zwin naar Calchovene liet lopen. Men gebruikte hiervoor een kleine zijarm van de Reygersvliet, nu bekend als Jezuïtenvaart, op het 28ste begin vermeld als de kleine geule die komt van de Grote Geule van Reygersvliet. 't Is ook naar deze zijarm dat men in 1667 de Isabellavaart heeft gedolven.

Als men aan het oud Sas staat en men kijkt richting St.-Anna-ter-Muiden, dan ziet men ongeveer 80 meter over het kanaal in het geploegd land de oude dijk van het 28ste begin, dus de noordwestdijk die langs het oud Zwin lag.

Een halve meter steekt hij boven het veld uit en toch staat hij niet op de bodemkaart; ze hebben de klei getekend die uit het gedolven kanaal van de Spanjaarden gekomen is.

Is het daarmee dat ze te Schapenbrugge ook gemist zijn, en de dijk die vanaf de Quinkinssluis naar de Palingstee liep niet gezien hebben? Iedereen kan deze dijk nog steeds bekijken vanaf de baan, in de weide van de kinders van de Sompele.

Pieter Pourbus tekent deze dijk zo mooi samen in een spits met de dijk van Greveninge; maar ja, die deden er 10 jaar over: 1560-1570.

Dat hij zijn werk goed gedaan heeft, zal ik met het volgende begin bewijzen. Ik heb reeds hiervoor gezegd dat het 132ste begin uit de Ommeloper Groot Reygersvliet van 1447 tussen Quinkinshuis en het Sas ligt.

Meer dan 300 roeden lang, of meer dan 1 km. Het bewijs ligt in ommeloper van 1567 van Groot Reygersvliet, waar men de beginnen andere nummers heeft gegeven en waar het 132ste het 15e is geworden.

(27) Waestcapelle verre noordoost

XVe Beghin

"Beghinnende inde prochie van Westcapelle verre noordoost van de kercke ande suytsijde vande hofstede toebehoorende mijnheere Muelebeecke ghenaempt de hofstede te Palijnchuyse daer Cornelis de Rijcke op woont tusschen eenen dick jeghens tnieulant ende den oostdijck beede ande suytoostsijde wijlent t'oude zwin streckende vande voors. hofstede suytwestwaert tot quinten Sluys jeghens tnaervolghende begin aande noortwestsijde vanden noordoosthouck in".

Jan vanden Berghe ende liberi Hubrecht Cat gemeens met Coenraet Huyghe. Lenaert de Visch. Joos de Beer heere van lendelede hof maerten liebaert bij coope 1/6 deel.

Charles de Beer heere van Muelebecke over Philips de Beer inden houck vanden dijcke ende de waterijnghe landt een crom stick hooghe landt cum suytoostsijde ende noortoosthende ter halver gracht jeghens den dijck van tnieulandt ende mette de noortsijde vuermeens. ant landt vanden wateringhe ende is erfve per mortem van schoonmaerle.

per maete 870 roeden dat hier te veele is compt ///856 roeden vuyt de navolghende VI gemeten 1 line praeter XC roeden bedraecht 164 roeden toebehoorende 7 lynen 6 roeden = 706 roeden

Jan Frans van Hoorne by coope via Thomaes Camermans

Janneken Filia Clais filius Willem vuytter wulghe over Willem filius Clais vuytterwulghe commende van Andries Marijn ant suytwesthende aen een grooten crommen verhaeckten bilck meest hooghe landt ghenaempt den Brugschen bilck cum beeden sijden ende suytwesthende vuermeens ant landt van de waterynghe.

9 gemeten

Jo Charles de Beer heere van Muelebeecke over Philipe de Beer int selve stick ende heet Calle Davidts hofstede ende is leen vanden burch van Brugghe ghenaempt Calverkeete.

24 roeden

Ecclesia de Westcapelle int selve stick per maete de 3 voorgaende partien 3030 roeden dat hier te veele is compt vuyt de naervolghende partien.

75 roeden

De waterynghe aande suytsijde westhende ende aende noortsijde van Jackemijne voorseijt landt vuermeens ende ande noortsijde vuerghemeens vanden voorgeschreven 7 lijnen 6 roeden landts streckende vandaer suytwestwaert tot aen Quintkenssluys op beeden sijden van de watere.

6 ghemeten 1 lijne 90 roeden

Hierof Frans van Hoorne bij coope inden Brugschen Bilck aen beeden sijden ende ant westhende 1 ghemet 24 roeden ende Maerten libaert ten noortoosthende int voorn. bilcxken van 7 lijnen 6 roeden tot 1 lijne 64 roeden ande noortsijde van Frans van Hoorne voorschreven 1 ghemet 24 roeden int saeijlandt Frans, vanden adere tot an Calverkeedijck 70 roeden tsaemen op Maerten Libaert.

Dus blijft op de waterynghe thoude tswin met sijn dicken an beeden syden vant huelken tot an Quintkenssluys.

4 gemeten 2 lijnen 32 roeden
Somme bedraeght 18 ghemeten 95 roeden.

Al deze stukken zijn dezelfde als deze van het 132ste begin en zelfs de eindsom van de gemeten is zo goed als hetzelfde: 18 ghemeten 95 roeden, maar wat nog meer verbazend is, dat al deze stukken weide en zelfs het 1 gemet 24 roeden in saeylant (zaailand) liggen daar nog ongerept. Komt men vanaf de Isabellavaart, dan heeft men rechts van de straat de 7 linen weide ten halven gracht jegens den dijck van 't Nieuwland.

Links over de legervaart tot tegen den vergeten noordwestdijk van het 28ste begin land en weide, de 6 gemeet 1 lijn 90 roe. Dan weer rechts het stukje Zaailand van 1 gemeet 24 roe dat daar reeds meer dan 500 jaar bezaaid wordt. Dan komt men aan het wiel van een oude doorbraak in de Volkaertsgotepolder, en hier ligt de weide, in de volksmond "de halve Mane" genoemd die niets anders is dan de "grote cromme verhaeckten bilck meest hooghe landt genoempt den Brugschen Bilck aan beide zijden ant landt van de waterynghe".

Dan heb je nog het punt met zijn dijken aan beide zijden vanaf 't huelken tot aan Quentensluis. 4 gemeet 2 linen 32 roe.

Het klopt als een bus de weinige gegevens van 1447 en de uitvoerige uit 1567 zijn een en dezelfde. Hiermee wil ik nog eens de nadruk leggen aan alle jonge opzoekers en aan iedereen dat de oudste geschriften steeds de beste zijn met het minst aantal fouten.

Bekijkt men nu een jonge kaart van "Drubbel Watering Reygersvliet" dan ziet men het 15de begin daar in de helft van het 1ste begin. Men heeft van het 1ste begin een 2de gemaakt en alleen het puntje eraan gelaten, en het 15de erin geplaatst. Het 26ste begin van Greveninge ligt nu op het vroegere 132ste en 15de begin.

Komen we nu nog even terug op de eerste dijk die Professor Verhulst tekende vanaf Blankenberge. Die heeft hier nu zijn koppeling verloren, vermits de dijk vanaf de Bloedlozendijk naar de Palingstee liep, en niet naar de Kalverkeerdijk; deze laatste liep - zoals hij nu nog loopt - recht naar het brugje over het Oud Zwin.

We zullen het nu nog even hebben over het Nieuwland, het laatste tussen Volkaertsgote en Greveninges ingedijkte land, voorbij het oude sas van Reygersvliet, (28) "noordoostwaerts tot den zeedijck ten Witten Huise ant hazegras".

"In nieuwlant dat wylent kanaal van Brugge was met ten zuidwestzijde an den Brugsen Bilck en met ten noordoostzijde an den zeedijk". Wittehuize ligt in het 10de begin van watering Volkaertsgote in de Vagevuurpolder.

(29) "genaemt Vagevuurpolder liggende binder ambacht van Lissewege en binnen parochie van St.-Katelijne gezijt knocken, verre oost van de kerke bij 't hazegarse ten vijfhuize tussen de zeedijck aan de noordoostzijde, den dijck van Butspolder van de zuidwestzijde, strekkende zuidoostwaarts, tot aan den dijk van Nieuwelande, en is genoeg eenen driehoek van de noord westzijde in langs Baespolder".

Met Nieuwelande bedoelde men op die plaats in 1399 den overkant van 't oud Zwin, dus den kleine noordpolder die in 't jaar 1401 (Elisabethsvloed) terug zou overspoelen en in 1421 weer zou herdijkt worden om dan als het "nieuw poldertje" bekend te staan.

In het jaarboek van Van Daele 1858 staat een stadsrekening te St.-Anna uit 1573.

"Betaelt Joachim Hendrix (burgemeestre van der corpse) van diesser zijnen huuse verteert was in bier en brood in Maart bij de soldaten van mijnheer van Latredal gekomen ter assistencie van de landslieden jegens de gheusen die aan lant ten Wittenhuise gekomen waren".

Kijkt men op de kaart van Pourbus dan ziet men hier aan Wittenhoeve vlak op het noordpunt van de kleine noorddijk een dijk vertrekken in de schorren, richting noordoost om af te draaien naar zuidoost. Hij stopt aan een kille in de schorren. De Spanjaarden hebben hun Paulusvaart er vlak naast gelegd, dwars door de schorren. Nu nog is deze dijk te zien onder de 1ste rij appelaars in Kavel 2 van de nieuwe Hazegraspolder.

(30) Was het weer een nieuwe indijking die niet door gegaan was door oorlogsomstandigheden? Of was het een dijk die diende om de sluis van Reygersvliet, aan de Vrede gelegen, te beschermen tegen het noodweer?

Ik verwerp dus met dit artikel de opvatting van ieder die zei dat de sluizen van Reygersvliet aan Schapenbrugge lagen. Als kind heb ik in de sluizen aan de Schelde gespeeld, krabben erin gevangen, geluisterd wanneer de deuren met een harde klap dichtsloegen door het opkomende water. De sluizen konden niet achteraan liggen, daar er vooraan steeds polders bij ingedijkt werden. Men bouwde steeds een nieuwe sluis en liet de oude zitten in de slapersdijk als reserve ingeval de natte dijk het zou begeven tijdens de winterstormen.

Door de beschrijving van de ligging van J. Thanspolder en beide Noordpolders heb ik ook aangeduid waar de Reygaertsvliet lag, die in oude tijden een grote zijarm van het Zwin was, en waar op het einde van z'n wortels eerst bewoning kwam, op vluchtheuvels in Greveninghe. Juist zoals in Zeeland heeft hier ook de eerste bewoning gereageerd tegen het water door kleine ringen te leggen (waterringe).

Ze hadden toen nog het voordeel dat Wulpen en Schoneveld hier als schokbrekers lagen en het kalme eb en vloed was, daarmee is de Greveningedijk maar 12 m. breed aan de voet.

Hoe Greveninghe later gekoppeld is aan het nog kleinere eilandje Mude vertel ik een volgende maal.

Voetnoten:

  1. uitg. Fayen Liber Traditionum Sancti Petri Blandniensis Gent
  2. samensmelting Westmiddenzand - Cadzand - Zuidzand
  3. C.0.0.B. = 1447 ommeloper Groot Reygersvliet 134ste begin
  4. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 29
  5. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 32
  6. De Flou Woordenboek dl 15 kol. 941
  7. A.N.P.L.L. 1016 f 42
  8. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 30
  9. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 31
  10. S.A.B. stadsrekening 1331 f 94 v.
  11. S.A.B. stadsrekening 1333-1334 f 90 v.
  12. S.A.B. stadsrekening 1332-1333 f 98 v.
  13. S.A.B. Stadsrekening 1411-12
  14. Ommeloper 1567 Groot Reygersvliet R.A.B.
  15. A. De Smet; De geschiedenis van het Zwin pag. 40.
  16. Gilliodts van Severen; In de Arch. ville Bruges deel IV
  17. Afslibbaar: het percent zuivere klei; de rest; zand en schelpjes.
  18. R.A.B. Fonds Jonckheere nr 1249 begin 26
  19. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 36
  20. C.O.O.B. nr B f505r 1447
  21. S.A.B. Wijngaard f26 v(1437)
  22. R.A.B. Fonds Joncheere nr 3655 begin 27
  23. R.A.B. Aanwinst nr 3655 begin 28
  24. J. Ameryckx "Gntstaan en evolutie van het Zwin"
  25. C.O.O.B. (1447) Ommeloper Groot Reygersvliet 132ste begin
  26. S.A.B. Stadsrekening 1411-1412
  27. Fonds Joncheere nr 1249 begin 15 Ommeloper Groot Reygersvliet (1567)
  28. R.A.B. aanwinst nr 3655 begin 26 (1601)
  29. R.A.B. Ommeloper Volkaertsgote 1399
  30. Kavel is de moderne naam voor begin. Men maakte gelijkmatige kavels. Van de 8 kavels in de Nieuwehazegraspolder zijn er 7 van 82 gemeet 178 roe en half.

Het eiland Greveninge

Gerard Adriaenssens

Cnocke is Hier
1974
04
022-033
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:38:19