Even voorstellen: een Kerkstratenaar
Waeghe Albert
"Pieke", alias Victor Willens was zoals Loete en Futtel, twee ander te Knokke goedgekende figuren, afkomstig uit "het land van de diezende" (geboren te Maldegem op 5.10.1882) en zoals hij het zelf altijd zegde in zijn rijke tijd: "Milidjei, tien diezend frank zijn nie an men klieren genaaid".
Eerst smokkelbaas, later suksesvol sigarenfabrikant van het gekende merk "Victorix", was hij in elke bierwinkel een gevierde gast, die meer dan royaal het geld liet rollen. In zijn tijd van fabrikant heeft menigeen die op droog zaad zat bij "Pieke" ontleend; hij leende steeds gul uit, doch bekwam nooit terug...
"Pieke" heeft schone tijden gekend, misschien wel te schoon. Hij had aanvang der jaren 20 een auto en een chauffeur; toen ze in 1922 eens goed op de boemel waren geweest, reed de auto met baas én chauffeur ergens te Zeebrugge in de gracht. Zoals het een goede baas paste, was Pieke niet kwaad op de chauffeur, maar wel op die domme auto die met hen in de gracht was gereden. Hij zegde tot zijn chauffeur: Kom, jongen, we moeten dat stomme ding niet meer hebben; we laten hem achter voor wie hen wil; hij rijdt toch maar met ons in de gracht!" De auto kreeg nog een stamp van Pieke en toen trok hij met zijn chauffeur te voet verder, van kapelletje tot kapelletje, want de dorstigen laven was een gebod, welke hij steeds in ere hield.
Het was voor Pieke waarlijk een glorietijd, en zo is hij nog op speelvoyage geweest naar Amerika en dan nog niet alleen. En dat alles voor de lol.
Hoe hij aan de naam "Pieke'" kwam, is heel eenvoudig. Zijn vader was "Suisse" in de kerk te Maldegem geweest en aldaar werd de ordeschepper naar zijn wapen "de pieke" genoemd, en alle afstammelingen waren "Piekes".
Zoals hoger aangehaald had Pieke tijden van sukses gekend en niet alleen in zaken!! Hij was ook lang geen onaardige verschijning, steeds gul en lachend; maar het kon niet op en helaas kwamen ook magerder tijden. Omstreeks 1925 woonde Pieke met zijn gezin te Knokke ter Elizabetlaan, schuin tegenover cinema "Princess", on kort daarop naar de Kerkstraat te verhuizen in het leegkomende huis van Sissen Sys.
Te Knokke is Pieke nog brouwersgast geweest bij "Pruus" (Leopoldbieren ter Polderstraat) alsook redder op het strand. Met zijn beste vriend Loete (ook een vergane grootheid, een fabrikant van pannelatten en plafondlatten) heeft hij menige pint gedronken in de Knokse herbergen, en er werd tot diep in de nacht gezongen.
Maar zoals vernomen werd van Nestor, de jongste zoon van Pieke, was hun moeder, Piekes vrouw, lang niet erg opgeschept met de boezemvriend van haar echtgenoot, en Loete deed er maar beter aan uit het gezichtsveld van vrouw Pieke te blijven. Als Loete goed bedronken was en niet wist waar te gaan slapen, durfde hij wel ongevraagd het steeds openstaande huis van Pieke binnen te stappen om ergens boven op een niet beslapen kamer zijn roes uit te slapen. Zo had Celine De Roo, Piekes vrouw, hem op een dag in een bed aangetroffen, waarin Loete flink geplast had door het vele bierdrinken. Zelfs was er een kleine overstroming dwars door de matras heen. Woedend stormde moeder Pieke op Loete af en hij moest in zijn onderbrock de straat op vluchten, achternagezet door Piekes vrouw met een patattenschiller in de hand en luid roepend op haar Maldegems: "Gai lelieke niewird, 'k gaan ai vermuurden".
We kennen de eed van trouw welke deze boezemvrienden aan elkander gezworen hadden, namelijk dat hij, die het langste leefde, op het graf van de gestorven kameraad zou komen drinken en zingen. Loete heeft zijn eed getrouw gebleven en woord gehouden, al moest hij er ook voor boeten. Toen de agenten van politie Loete van het graf wegtrokken en voorleidden, hoorde men hem op straat nog steeds roepen: "Milidjei, Pieke, 'k hem toch mien belofte g'hauwen".
Gevolg aan een vroeger bij een ongeval opgelopen verwonding is Pieke ziek geworden en overleed in de Kerkstraat op 12 oktober 1931, amper 49 jaar oud. Zijn weduwe, Celine De Roo, bleef met haar kinderen nog in de Kerkstraat tot aan haar dood wonen.
On haar brood te verdienen, dreef ze handel, zonder daarom een winkel te houden. Ze verkocht boter, eieren, kaas en sinaasappelen. De waren werden meestal aan huis besteld, zowel in hotels als bij partikulieren. En zo zag men de kleine Pieke, “Reustje” bijgenaamd, omdat hij wat klein uitgevallen was, op een oude damesfiets met een koersstuur een mand met eieren en boter over de vooroorlogse hobbelige Knokse kalseiden thuis bezorgen.
Met het overlijden van Pieke verdween een typische volkse en gekende figuur uit de Kerkstraat. Wat Loete betreft, deze heeft nog vele jaren zijn "gezworen kameraad" overleefd en nog menige pint gedronken in “'t Hapertje" bij Liza, en dit op de herinnering aan Pieke.
Ereleden 'Cnoc is ier'
- Graaf Leon Lippens
- Dokter Eugène Mattelaer
- Dokter Guy Lecomte
- Jozef Slabbinck
- Tourrain Roland
- Van de Moere Urbain
- Cosyn Valère
- Van Hecke Jules
- Vermeire Tom (jongste lid)
- Graaf Philippe Lippens
- Roger Schramme (peter van "Cnoc is ier")
- Vermeire - Van Deursen
- Van den Hove Henri
- Boey Willy
- Cosyn Suzy
- Cafmeyer Leon
- Baert Jan (Hasselt) .
- Tourrain Yves
't Volgende nummer van het tijdschrift "Cnoc is ier" verschijnt in april 1974. Eenieder kan steeds een bijdrage over heemkunde bezorgen bij de sekretaris dhr André Sandelé, Dumortierlaan, 99 te Knokke-Heist. Dit is tevens het geval voor diegenen die hun publiciteit in het tijdschrift willen plaatsen.