Middeleeuws aardewerk uit Heist-aan-Zee
Fr. Van Bellingen
Heel toevallig vernam ik dat de heer Maurits Coornaert een mooie verzameling van middeleeuwse aardewerkscherven bezat, die hij tijdens een speurtocht op het grondgebied van Heist ontdekte.
Alvorens over te gaan tot de beschrijving van het schervenmateriaal, wens ik eerst de vondstomstandigheden te belichten. Derhalve laat ik hierna het relaas volgen dat de heer Coornaert mij zeer bereidwillig verstrekt.
“In de zomer 1962 verkende ik het grondgebied van Heist omwille van mijn topografische en toponymische studie. Langs het Leopoldkanaal, in het 33e begin van Eiesluis, was een steenbakkerij bezig met het uitgraven van perceel A333.
De grond van het perceel, dat een weide van ongeveer 2 ha geweest is, was tot halverwege uitgevoerd. De werklieden namen met hun machine de bovenliggende kleilaag weg tot op de turflaag. In het midden van de weide waren ze op aardewerkscherven gestoten, die ze, naarmate hun werk vorderde, op het blootkomende veen gooiden. Toen ik voor het eerst op het terrein kwam, lagen daar tientallen scherven van allerlei types en formaten door elkaar. Ze konden niet meer laag voor laag in de bodem gesitueerd worden. Toch heb ik zoveel mogelijk scherven verzameld en bewaard. Toen de werklieden daarna de oostelijke helft van de weide aanpakten, bleek deze voor een paar eeuwen uitgeveend te zijn. In nr. 4 van de 5e jaargang (1963) van “Rond de Polder-torens” heb ik reeds uiteengezet hoe de turfdelvers te werk gegaan zijn. De veenders hadden bij hun graafwerk grondvesten van een middeleeuws gebouw ontdekt. Naarmate ze verder veen uitstaken, wierpen ze bovenliggende grond en de bakstenen - het waren moefen van 29x14x6 in de uitgeveende strook. Deze bakstenen zaten dus zonder enig verband in de aarde en daartussen bevonden zich scherven. Ook hier was geen enkel stratigrafisch (stratigrafie = beschrijving v.d. aardlagen) verband meer voorhanden. Het gebouw is vermoedelijk een grote, middeleeuwse hoeve geweest. Landmeter Florens van Marrissien vermeldt, in zijn landboek van de Watering Eiesluis (1576-1583), geen enkel spoor van bebouwing meer op het bewuste perceel. Deze hoeve moet vóór 1500 verdwenen zijn.”
Tot daar het verslag van onze vriend. We mogen hem gelukwensen met zijn reddende daad, want dank zij zijn initiatief werd een mooi brokje geschiedenis bewaard, waarvan men niet eens meer het bestaan vermoedde.
In totaal werden mij 285 scherven overhandigd. Hierin onderscheiden we 1 gallo-romeinse scherf van een wrijfschaal die zonder twijfel dagtekent uit de 2e eeuw na Christus. Verder treffen we 5 scherven van steengoed aan die in het pottenbakkerscentrum van Siegburg werden vervaardigd (1). Het zogenaamde grijs en roodgebakken aardewerk worden respectievelijk vertegenwoordigd door 134 en 145 stuks. Onder de meest representatieve stukken, die wij in deze huisraad aantreffen, vermelden we vooral voorraadpotten, kookpotten, braadpannen, borden, visschotels, enz.
Het spreekt vanzelf dat wij niet alle scherven zullen bespreken. Aangezien wij voor een ruime keus staan, zullen we ons aldus beperken tot enkele kenmerkende voorbeelden.
In dit onderzoek maken we een dankbaar gebruik van de voortreffelijke Studie die Ir. J.A. Trimpe Burger publiceerde over de “Ceramiek uit de bloeitijd van Aardenburg" in de Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in Nederland - Jaargang 12/13, 1962/1963. Eenvoudigheidshalve verwijzen wij na elk besproken stuk naar de bladzijde en de afbeelding in genoemde studie.
Nr. 1 (inv. H 6)
Randfragment van een gallo-romeinse wrijfschaal; grijs op de breuk en geel aan de oppervlakte; hard gebakken aardewerk; kwartskorreltjes bevattend. Datering: IIe eeuw na Christus .
Ref. : Erich Gose, Gefasstypen der römischen Keramiek im Rheinland, 1950, blz. 39, afbeelding 458.
Nr. 2 (inv. H 136)
Steel van een grote, vrij platte pan van roodbruin aardewerk; de steel waarin een stok of iets dergelijks gestoken kon worden om de pan in het vuur te kunnen houden, is hol.
Datering: begin 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 526, afb. 39
Nr. 3 (inv. H 161)
Fragment van een grijze kogelpot; de rand is van boven vrij breed en heeft een enigszins ondersneden lip. - Diam. 20 cm
Datering: 1ste helft van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 522, afb. 32
Nr. 4 (inv. H 155)
Fragment van een klein grijs potje met een vrij sterk geribbelde wand . -Diam. 17 cm
Datering: 1ste helft van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 524
Nr. 5 (inv. H 153)
Fragment van een grijze kogelpot; de randvorm kan zowel in de 13e als in de 1ste helft van de 14e eeuw thuishoren . - Diam. 16 cm
Ref. Trimpe Burger , blz. 523, afb. 33
Nr. 6 (inv. H 164)
Fragment van een grijze, wat gedrongen kogelpot met een vrij hoge opstaande rand; de schouder heeft horizontale ribbels . - Diam. 14 cm
Datering: 1ste helft van de 14e eeuw.
Ref. Trimpe Burger , blz. 523, afb. 34
Nr. 7 (inv. H 167)
Fragment van een grijze, halfbolvormige kom; vrij hoge en nagenoeg verticale randlip, welke iets is ondersneden . - Diam. 28 cm
Datering: 2e helft van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 537, afb. 53
Nr. 8 (inv. H 45)
Fragment van een bordje van roodbruin aardewerk, een gedeelte van de binnenzijde is geglazuurd . - Diam. 34 cm
Datering: 2e helft van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 539, afb. 56
Nr. 9 (inv. H 152)
Fragment van een bord van grijs aardewerk. - Diam. 54 cm
Datering: midden van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 539, afb. 57
Nr. 10 (inv. H 51)
Fragment van een braadpan van roodbruin aardewerk met geglazuurd binnenoppervlak; vrij slanke steel
Datering: midden van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 540, afb. 58b
Nr. 11 (inv. H 134)
Fragment van een zogenaamde braadsle of visschotel, roodbruin aardewerk op de breuk grijs, binnenkant geglazuurd; de rand is versierd met reliëfs van een geelbakkende klei .
Datering: midden van de 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 529, afb. 43 en ook in “Aardewerkvondsten van het klooster Mariëndael” door J. G. N. Renaud, in Berichten van de R.O.B jaargang 9 - 1959; blz. 209, afb. 10 nr 2
Nr. 12 (inv. H 171)
Fragment van een vuurklok van grijs aardewerk
Datering: 14e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 526, afb. 40
Nr. 13 (inv. H 10)
Fragment van een grape van roodbruin aardewerk; de rand-hals is hoog, wat schuin afstaand, onder de bovenrand loopt een ondiepe groef waardoor een soort lip ontstaat; het oor is hoekig hoog opgetrokken, op de hoek is het zijdelings afgeplat; dergelijke oren schijnen kenmerkend te zijn voor laat 14e eeuwse grapen .
Ref. Trimpe Burger , blz. 535, afb. 51
Nr. 14 (inv. H 36)
Fragment van een soort bord van roodbruin aardewerk waarvan de binnenzijde grotendeels bedekt is met een kleurloos loodglazuur; de rand is zwaar geprofileerd . - Diam. 32 cm
Datering: einde 14e eeuw, begin 15e eeuw
Ref. Trimpe Burger , blz. 539, afb. 57
Nr. 15 (inv. H 22-23)
Deksel van roodbruin aardewerk . - Diam. 15 cm
Datering: einde 14e eeuw, begin 15e eeuw
Nr. 16 (inv. H 176)
Olielampje van roodbruin aardewerk, breuk grijs
Datering: einde 14e eeuw, begin 15e eeuw
Ref. zie o.a. in R. Borremans en R. Warginaire: ”La Céramique d’Andenne” 1966, blz. 50 afb. A9/c nr 8, en J.G.N. Renaud: ”Aardewerkvondsten van het klooster van Mariëndael” - Berichten van de R.0.B. jaargang 9, 1959, blz. 206 afb. 7 nr 7
Nr. 17 (inv. H 139)
Steel van een pan, roodbruin aardewerk
Datering: 14e eeuw.
Merkwaardig is dus wel de aanwezigheid van één scherf uit de gallo-romeinse periode. Waarschijnlijk wijst dit ook op het bestaan van een nederzetting in de omgeving van de vindplaats. Deze ligt immers op de grens Heist- Ramskapelle, op amper 2 km van de zee. Het is niet de eerste maal dat sporen van een romeinse bewoning aldaar worden waargenomen (2).
Hier moet vermeld worden dat in de zuidwesthoek van het bewuste perceel drie zware ronde eiken palen in de turflaag geplant staan. Ze kunnen best overblijfselen van een romeins bouwwerk zijn (3). Ik verwijs in dit verband naar het gallo-romeinse paalwerk dat in 1904 bij het graven van het Zeekanaal, te Zeebrugge, op 1600 m van de zee (4) werd blootgelegd.
Verder staan in de zuidoosthoek van het perceel een drietal boomstronken in de veenlaag vergroeid. Doch, het uitgebakken terrein is in 1963 opgegeven; de eiken palen en de boomstronken zijn onder water geraakt, voordat een onderzoek kon plaatsvinden.
Het middeleeuws aardewerk vertoont een homogeen karakter. De volledige produktie hoort praktisch thuis in de 14e eeuw en vertoont heel veel gelijkenis met de vondsten uit Aardenburg en uit Middelkerke-Raversijde (5).
Moge deze korte bijdrage voor vele plaatselijke vorsers een stimulans zijn om met een waakzaam oog de talloze graafwerken te volgen die in hun heem plaatsvinden.
__________________________________________________
Voetnoten
- Ik dank hartelijk Dr. A. Herrnbrodt v. h. Rheinisches Landesmuseum te Bonn, die mij zijn advies heeft gegeven betreffende de herkomst van de steenwerkscherven.
- Bauwens-Lesenne, Bibliografisch repertorium der oudheidkundige vondsten in West-Vlaanderen, 1963, blz 41.
- Medegedeeld door dhr. M. Coornaert.
- E. Rahir, 25 Années de Rech. de Rest. et de Reconstitutions, 1928 blz. 40 en vlg.
- R. Borremans, Vondsten uit Middelkerke-Raversijde 1962, in “Duinen” Bul. v. h. Wetensch. en Kultur. Centrum v. d. Duinenabdij en de Westhoek nr 6, juli 1963.
Ik betuig mijn oprechte dank aan mijn Vriend en Medewerker dhr. André Matthys, die het tekenwerk verzorgde en mij zijn medewerking verleende bij de identificatie.