Verdwenen St-Antoniuskerk van Heist
Jacques Larbouillat
Vervolg van: De verdwenen Sint-Antoniuskerk van Heist - Deel 2 (Ve jaarg. Nr. 3)
10. - Volkskundige notities
Onze voorouders waren diepgelovige mensen. De gedachte dat ze na hun dood lange tijd in het vagevuur zouden blijven, vervulde hen met schrik. Voor het heil van hun ziel hadden ze dan ook veel over. Wanneer ze enigszins bemiddeld waren, zorgden ze reeds gedurende hun leven of bij het afsterven van een van hun familieleden voor de verlossing van hun ziel of die van hun naastbestaanden.
Aldus gaven in het jaar 1516, Maerten Weyts en zijn vrouw Barbara, 10 gemeten land aan de kerk om "ten eeuwighe daeghe" te hebben een gezongen mis per week. Deze Mis moest gezongen worden iedere dinsdag met assistentie van de kapelaan en de koster, aan het altaar van "St. Nicolaes en van Onse Vrauwe op de solders" in de kerk van "Heys”. Verder was de kerk volgens overeenkomst gehouden om op de woensdag van de quatertemperweek voor Kerstmis "nu ende ten eeuwighe daeghe" de "gulde misse van onse Vrauwe, die men heet missus" te zingen. Deze H. Mis moest gecelebreerd worden met een diaken en subdiaken in het koor en moest opgeluisterd worden met het orgel, en zolang de dienst duurde moest de grote klok luiden.
De broer van Maerten, Michiel Weyts gaf aan de kerk 3 gemeten land voor de zielerust van zijn ouders "Jan Weyts ende Gheleyne sijn wijf".
De pastoor of de "prochiepape van Heys" zoals men hem in die tijd noemde, was gehouden ten eeuwige dage, alle zondagen voor de middag 't lof te doen van het H. Sakrament. Zolang het lof duurde, moest de klok luiden. Verder was de pastoor verplicht om iedere zondag, wanneer de processie in de kerk kwam, een "deprofundis" te lezen op het graf van de ouders van Michiel. Voor deze prestatie ontving de pastoor elk jaar 9 sch grt, de twee kapelanen 12 groten en de koster 18 groten.
De moeder van Maerten en Michiel "Ghelijne, weduwe Jan Weyts" had, toen ze weduwe geworden was, aan de kerk anderhalf gemet land geschonken om eeuwig te doen branden twee kaarsen gedurende een gezongen mis, één kaars gedurende een gelezen mis en het lof van het H. Sakrament. De oom en de tante van Michiel, Chritiaen Weyts en zijn echtgenote Margriete, gaven gedurende hun leven 2 gemeten land en een rente van 10 sch. par. om iedere woensdag na Pasen te hebben een jaargetijde met vigilie ende een misse van requiem. De mis moest opgedragen worden door de pastoor met assistentie van de kapelanen en de koster. De "prochiepape" kreeg voor zijn dienst en de kaarsen 10 sch. par., de kapelanen en de koster elk 2 sch. par. Als verdere verplichting moest de kerk twee stallichten plaatsen op het graf en een deprofundis lezen na de mis. Er moesten ook 13 “proven” uitgedeeld worden; ieder prove moest de waarde hebben van 2 schel. par. (49). Zo zorgde de familie Weyts voor hun zielerust.
Een andere Heistenaar "Laurens Tant ende sijn wijf Ampleunie" hadden ook voor hun zaligheid gezorgd. Aan de kerk schonken ze 2 1/2 gemeten land, om op de maandag voor Driekoningen te hebben een jaargetijde. Dit jaargetijde bestond uit een gezongen requiemmis met vigilie en “commendacie". Voor die mis en de offerkaars kreeg de pastoor 10 sch. par. de twee kapelanen en de koster 2 seh. par., de klokluiders 3 sch. Vóór de mis en gedurende de offerande moest de klok luiden. Op de hoeken van het graf moesten vier stallantaarns branden.
Jacob Duvels, die helemaal geen goesting had om naar de duivel te gaan, zorgde voor zichzelf, zijn echtgenote en zijn dochter "Cathelijne, 't wijf was van Fransois Reyvaerts”. Aan de kerk schonk hij 9 gemeten land, "omme ten eeuwighe daeghe ghedaen te hebbene” iedere week op de vrijdag een mis voor het heilig kruis. De priester kreeg daarvoor elk jaar 20 sch. par., de koster 12 groten. Alle zondagen met het inkomen van de processie voor de hoogmis: het lof van het H. Kruis. De prochiepape kreeg daarvoor 20 grt, iedere andere geestelijke en de koster 12 grt. per jaar. Ieder jaar moest er een jaargetijde opgedragen worden voor het echtpaar Duvel, en een voor hun dochter Cathelijne “in sulcken maniere alst verclaerst staat in den bouck van de jaerghetijden” (50).
De kerkrekeningen leren ons ook iets over de volksgebruiken in het verleden. De ommegang of processie van Heist ging uit in 1630, de derde dag na Pinksteren. Ze werd opgeluisterd door zangers van de kerken van Lissewege en Knokke. Er kwamen eveneens vreemde priesters. De kerk werd versierd door de jonge mensen van de parochie. Aan al deze personen en eveneens aan de kruis- en vaandeldragers, werd iets aangeboden.
Het zangkoor van de Heistse parochiekerk ging wederkerig de “ommegancks dag" van Lissewege en Knokke opluisteren.
In de Goede Week was het de gewoonte om aan het volk op Witte Donderdag “300 crakelynghen" (ronde droge koeken) uit te delen. Aan de hoofdmannen van de parochie, de kerkmeesters en de kerkbedienden werden er "drie stoopen spaenschen wijn" aangeboden. Het volk werd bedacht met "10 stoop biers”. Op Palmzondag, witte Donderdag en op Paasdag werden er eveneens drie potten kommuniewijn uitgeschonken aan de vooraanstaanden (51). Vanaf 1633 werden deze liturgische volksgebruiken afgeschaft.
In 1636 en 1637 werd de bijeenkomst van de kerkmeesters en de andere bedienden van de kerk gehouden te Brugge op Witte Donderdag, om reden van "de placcaten van retortie ten kerke van Heyst de ordinaire goddelicke dienst niet en heeft gedaen". Het uitdelen van krakelingen en wit brood in de namiddag van Witte Donderdag, nà de voetwassing, werd vanaf 1635 om dezelfde reden afgeschaft (52). In 1642 werden de oude gebruiken terug in ere hersteld. Deze vervielen in het begin van de XVIIIe eeuw (53).
11. Kerkelijke instellingen
De parochie van Koudekerke (Heist) was een dochterstichting van Lissewege, en stond onder het patronaat van de abt van St-Bertijnsabdij van St-Omaars. Voor 1249 werd de parochie afgescheiden van Lissewege (54). De kerk van Koudekerke vormde dan één parochie met de kapel en het hospitaal "Sancte Caterine" van Knokke. In het jaar 1253 scheidde de bisschop van Doornik, Knokke Van Koudekerke af (55). In 1559 kwam het bisdom Brugge tot stand. Heist "gheseydt Coudekerke” viel onder de juridictie van de bisschop van Brugge en behoorde tot de dekenij van Damme. In 1802 werd het bisdom Brugge afgesçhaft door het concordaat, en Heist behoorde dan tot het bisdom Gent en de dekenij Brugge, tot in 1834. In dat jaar werd het bisdom Brugge opnieuw opgericht en Heist behoorde tot de dekenij Brugge-Noord (56). Voor enkele jaren, in 1955, kwam de dekenij Blankenberge tot stand, waartoe Heist nu behoort.
Te Heist was er een kapittel dat openbare getijden zong. Tot nu toe, kunnen wij niet met zekerheid zeggen of het wereldlijke priesters, monniken of kanunniken waren die deze getijden zongen (57).
Voor de Franse Revolutie stond de pastoor praktisch alleen in voor de zielezorg. Gedurende bepaalde perioden werd hij echter bijgestaan door één of twee kapelanen. Het beheer van de kerkeigendommen werd behartigd door de ontvanger van de kerk, twee kerkmeesters en de pastoor. In 1641 had de kerk "in proprieteyt de nombre van 207 ghemeten twee lijnen veerthien roeden landts" (58). In het dorp bezat de kerk ook verschillende percelen grond waar huisjes op stonden, waaronder een herberg (59).
De ontvanger van de kerk die de boekhouding waarnam schreef de kerkrekeningen.
Enerzijds noteerde hij de ontvangsten o.a. de landspachten, de grondrenten, de verpachting van het gras van het kerkhof, de opbrengst van de schaal en de sepulture rechten. Anderzijds had de ontvanger de uitgaven te noteren en te betalen: de watergeschotten aan de verschillende wateringen, de schulden die de kerk had aan het klooster van Ter Doest o.a., de herstellingen aan de kerk, het maken en kopen van nieuwe ornamenten en eveneens de prestaties van de geestelijkheid en de kerkbedieners. Bij de afsluiting van de kerkrekeningen werden de pastoor, de hoofdmannen, de pointers (belastingzetters) en de notabele parochianen gedagvaard bij kerkgebod. De kerkrekeningen dienden verantwoord te worden aan de deken van de kristenheid van Damme, voor de Bisschop; en aan de gevolmachtigden van het kollege van schepenen van het Brugse Vrije. De kerkontvanger moest ook aanwezig zijn bij de verantwoording aan de overheid. (*)
(*) De kerkrekeningen moesten in twee bundels geschreven en ingebonden worden.
In de kerk waren er verschillende stichtingen: "Onse Vrauwe messe", "St. Anna messe", “St. Loeys messe (Elooi)", “St. Jacobs messe" en "St. Antheunismesse”. Als zeer belangrijke stichting dient de "Armendisch" vermeld.
De stichting "onse vrauwe messe" had verschillende stukken land en percelen grond waar huisjes op stonden, in eigendom (60). Het beheer van deze stichting werd waargenomen door twee "onse vrauwemeesters" die ook met de schaal in de kerk rondgingen. Met de opbrengst van de eigendommen werden missen opgedragen ter ere van de Allerheiligste Maagd Maria. De Mariadevotie was belangrijk te Heist. In het jaar 1653 was de confrerie van O.L.Vr. van de Rozenkrans reeds opgericht in de kerk van Heist (61). De "onse vrauwe messe" was eveneens verplicht haar rekeningen te verantwoorden zoals de kerk.
De stichtingen van St. Anna, St. Loeys, St Jacobs en St Antheunis, waren eveneens gefundeerd op verschillende stukken land. Het beheer werd ervan waargenomen door de kerk. De pastoor was gehouden, ter ere van deze heiligen missen op te dragen.
Hier geven wij een beeld van de verplichtingen die de pastoor in 1527 had ten opzichte van zijn parochianen.
Voor het dopen van wettige en onwettige kinderen, hetzij gedurende de dag of ’s nachts, kreeg hij 2 sch. par. Voor wat wij nu de kerkgang noemen, dit kon in de kerk of er buiten gebeuren: 6 sch. par. De afkondiging van de huwelijksbannen berustte bij de deken van Brugge.
De huwelijksplechtigheid was reeds gedemocratiseerd: voor de rijken, de middelklasse en de armen, was de prijs 36 sch. par. De dag na haar huwelijk moest de bruid naar de kerk komen, maar de pastoor moest van tijd wachten tot het tiende en dikwijls tot het elfde uur voor de mevrouw afkwam; en voor deze prestatie kreeg de pastoor niets.
Voor de begrafenis van rijken en van hen die hun graf in het koor van de kerk namen, wat zeer zelden voorkwam, mocht de pastoor vragen voor ceremonie en testament 15 Lb.[pond] par. Personen die hun graf in de kerk hadden, betaalden, met de daarbij behorende ceremonie, de vigilie en negen lezingen, 12 Lb. par.; wat ook zelden gebeurde. De arme mensen werden begraven op het kerkhof, met vigilie en drie lezingen: 4 Lb. p. Kinderen die niet van Heist waren en er overleden, werden gratis begraven. Voor het bezoek aan zieken 's nachts in 't dorp: 4 schel. par; de meer gegoeden betaalden 8 sch. en de armen 2 schel. par.
Elke dag moest de pastoor celebreren zonder enig loon, zo schreef in 1527 E.H. Jeromus Lammins onderpastoor van Heist aan de deken. En ten slotte moest de pastoor onderhouden en voldoen aan de rechten van de koning, van de paus en van de bisschop volgens de aantekeningen van de deken van Brugge (62).
In het jaar 1639 werden er nieuwe verplichtingen opgelegd aan de geestelijkheid van Heist. Zo moest de pastoor iedere week op de dinsdag een mis zingen "van de Moeder Anna tot 2 sch. 6 gr. yder misse", de donderdag "de misse vant hoogh H. Sacrament" en "de vrijdaeghe de misse vant H.Cruysse oock gesonghen à 2 sch. gr. yder misse"(63). Daarbij kwamen de missen voor de jaargetijden van de overleden parochianen.
De "Armendisch" kunnen wij vergelijken met de commissie van openbare onderstand van nu. De eigendommen van de dis werden beheerd door de dismeesters; de twee dismeesters hadden ook het recht met de schaal in de kerk rond te gaan, ten bate van de armen. De inkomsten van de dis waren hoofdzakelijk landspachten en renten. Van het inkomen betaalde de dis het onderhoud van de arme mensen in het hospitaal te Brugge. "Betaelt aen zuster Marie Snijders moeder van het St. Janshospitael te Brugge, 6 Lb.[pond] 8 sch. 4 grt. over 27 dagen alimentatiegeld van Guillaume Haesebroek, dischgenote dezer parochie" (64).
Ter gelegenheid van de jaargetijden van overleden Heistse vooraanstaanden o.a. van pastoor Vekemans en van Jan Philips prochie-ontvanger, werd er brood uitgedeeld aan de armen. In de winter was er hout- en broodbedeling aan behoeftige personen door de dis (65).
In 1776/1777 had de dis een inkomen van 120 Lb.[pond] 15 sch. 7 gr.; een uitgave van 95 Lb.; een boni van 25 Lb. 15 sch. 7 grt. De armendis was eveneens verplicht zijn rekeningen voor te leggen aan de deken van Damme en aan het kollege van het Vrije.
12. De Geestelijkheid van Heist
De lijst van de Heistse geestelijkleid bestrijkt de periode vanaf het einde der XVIe eeuw tot heden. Uit de XVe eeuw hebben wij enkel de naam van één pastoor gevonden; en uit het begin van de XVIe eeuw één onderpastoor. De samenstelling berust op gegevens die we vonden in do geschriften van Kan. C. F. Tanghe, J.H. J. Opdedrinck, Jules Nollet, en werd bijgewerkt aan de hand van de gevonden historische documenten.
1442 - Nicolas de Nieppe (d’Hoop n° 164, blz 224)
1527 - Jeromus Lammins, onderpastoor
1582 - Inghel van Eggemont, gereformeerde predikant
1597 - Jan Boone, pastoor van Heist, Knokke en Ramskapelle
1598/1602 - Joannes Plaisir, monnik der abdij van St-Andries bij Brugge, was in 1598 deservitor van Heist, Knokke en Ramskapelle.
1618 - Nikolaas Bondeloot, deservitor van Heist, Knokke en Ramskapelle
1619/1622 - Pieter Desmet, dominikaan, pastoor te Heist, Knokke en Ramskapelle 1622/1625 - Cornelius Robijn, dominikaan, pastoor te Heist; in dezelfde hoedanigheid is hij overgegaan naar St-Andries bij Brugge
1625 - Nikolaas Hertebolle, was afkomstig van het bisdom kechelen
1630 - Joost van Loo.
1633/1637 - Nikolaas Van Overbeke, was afkomstig van het bisdom Mechelen. Was terzelfdertijd belast met het deservitorschap van Knokke en Ramskapelle, tot hij de hulp kreeg van een kapelaan, Gielmus Desmet, eveneens afkomstig van het bisdom Mechelen. R.A.B. kerkrekeningen 1636/37: "betaelt ande heer Niclaes van Overbeke, wijlent pastoor van Heyst ende ande heer Guillaume Fabri jeghenwoor. pastor deser kercke"
1637/1640 - Guillaume Fabri, pastoor van Heist en Knokke; had twee kapelaans: Jan Stierheim en Egbert Vossius.
1640/1642 - Gielmus Desmet, was ook deservitor van Knokke en Ramskapelle
1642 - Ludovicus De Coninck, was pastoor van de Potterie te Brugge voor hij naar Heist kwam. Op F° 1 van de kerkrekening van 1642 staat hij vermeld als "erfachtig pastoor". Hij had als kapelaan Bultinck van juni 1642 tot einde oktober van dit jaar, daarna Jan Dugrimont tot St-Jansmesse 1643; in 1648 was Momckx kapelaan.
1680/1690 - Joannes Depriestere, voordien pastoor van Wenduine. Hij overleed in 1690. Geduremde zijn herderschap werden twee klokken gegoten. De grootste droeg als opschrift: "Ter eeren en glorie van Godt ben ick Anthonius gegoten voor de prochie van Heyst ut haer kerkegoederen; Pastor heer en meester Jan Depriester, ontfanger Jacques Triestman, Hooftman Pauwels Nieuwmunster, kerkmeesters Pieter Gey1e en Pieter Drubbel, dischmeesters Adriaen Nieuwmunster en Jacob van Houtte, onse vrauwemeesters Joos Nieuwmunster, Joos Hillebrant. Gilles me fecit A° 1680"
De kleinste klok had als opschrift: "Tot vermeerderen den dienst Godes en van sijne moeder ben ick Maria-Anna op verzoek van de parochianen in Heyst gegoten uit het goed hunner kercke, Pastor heer en meester Jan Depriestere, hoofdtman Pauwels Nieuwmunster, kerkmeesters Pieter Geyle en Pieter Drubbels. Moermans me fecit A° 1600" (uit het Parochieboek of beschrijving van Heyst, door Kan. C.F.Tanghe l860)
1690/1710 - Franciscus Nachtegael, benoemd op 8 juni 1690, stierf in 1711. 1710/1711 - Van den Meersch, deservitor
1711 - Alexander Vanderkinderen
1715/1724 - Gui1liaume Van de Weerde, ging daarna naar Uitkerke.
1724/1741 - Franciscus Vekemans, missonaris
1741/1789 - Ignatius Bocxtael, afkomstig van Kaprijke, voordien onderpastoor te Damme. - Moet in 1787 ziek geworden zijn, want hij kreeg een plaatsvervanger: Pater Lambertus van Audenhove in 1789 en in 1788/89 Joannes Lebeke. Hij overleed te Heist 1789. Deze pastoor moet regelmatig ziek zijn geweest, want Jules Nollet geeft in zijn werkje over Heist verscheidene namen van hulppriesters: 1782 F. Laurent s.j. 1785 Recollet Van Audenhove, 1786 Recollet Vanacker, 1787 recollet B. Raes.
1789/1796 - Franciscus Brouckaert, geboren in 1749 te Rumbeke. Hij deed hogere studies te Leuven. Was voor hij benoemd werd te Heist, onderpastoor te Torhout. In de geldschatting door de Fransen op de geestelijkheid van het Brugse Vrije gelegd 1794, werd hij voor 3600 livres [ponden] aangeslagen. In 1796 ging deze pastoor over naar Aartrijke. Hij stierf er in 1800.
1796/1802 - Joannes Franciscus Lebeke, geboren te Roeselare in 1759. In 1785 hulppriester te Westkapelle, Deservitor van Heist in 1788/89. Daarna onderpastoor te Vladslo. In 1796 werd hij te Heist pastoor benoemd. Hij weigerde de eed van trouw aan de grondwet van het Franse Schrikbewind. Dank zij de medewerking van de Heistse parochianen, gelukte het hem aan de vervolging te ontsnappen. In 1803 bekwam hij de herderstaf van Oostnieuwkerke. Hij overleed er in 1807.
1802/1803 - Bernard Lippens, pastoor van Heist en Knokke. Na 1803 alleen van Knokke.
1803/1822 - Jakobus Franciscus Rousseré, geboren in 1755 te Poperinge. Trad in het klooster der Rekolletten te Brugge. Werd naar Blankenberge gezonden als biechtvader en predikant. In 1797 weigerde hij de eed van haat aan het koningdom, werd gevangen en naar het eiland Ré gestuurd. Stierf te Heist op 14 sept 1822 .
1822/1823 - Van Gheluwe, was eveneens pastoor voor Ramskapelle.
1823/1827 - Petrus Joannes De Meester. Daarna pastoor te Schelderode.
1827/1832 - Joannes Franciscus De Muynck, afkomstig van St-Laureins. Daarna pastoor te Vorselaar. Stierf als pastoor van Meldert in 1851.
1832/1839 - Karolus Ludovicus Van Schoebeke, geboren te Vijve St-Baafs. Ging van Heist naar Beerst als pastoor
1839/1847 - Franciscus Van Steenkiste, van Bavikhove. Voordien onderpastoor te Langemark, werd in 1847 pastoor te Oukenein. Overleed er in 1857.
1847/1856 - Adriaan Nouckele, van Kortrijk. was voor hij pastoor werd te Heist, onderpastoor te Vijve St-Baafs. In 1854 heerste er cholera te Heist; hij onderscheidde zich op een buitengewone manier in de dienst van de zieken. Hij kreeg voor zijn moedig optreden het burgerkruis eerste klas. Het is onder deze pastoor dat de Visserskapel gebouwd werd.
1856/1861 - Joannes Verdievel, afkomstig van Staden. Vroeger deservitor te Blankenberge, onderpastoor te Ansegem, Harelbeke en Kortrijk, Pastoor te Westvleteren. Ging van Heist als pastoor naar Koolkerke,
1861/1863 - Richardus Bossaert geboren te Langemark in 1811. Was bewaker in het college te Kortrijk. Onderpastoor te Ieper in de St-Jakobs en de St-Maarten, 1863/1875 - Pectoor, laatste pastoor der oude kerk en eerste pastoor van de nieuwe.
1875/1889 – Detollenaere. Had als onderpastoor Penez. Benoemd in 1876, bleef deze te Heist tot in 1886; daarna benoemd tot pastoor te Vijve St-Baafs.
1889/1904 - Plaetevoet, geboren te Poperinge in 1838, Stierf te Heist. Onderpastoors: Maertens, benoemd in 1886, bleef in Heist tot 1897. Trad in het klooster te Maredsous. Overleed in 1909.
- Merlevede, benoemd op 26 okt 1897; overleed te Heist op 5 febr 1899.
- Dujardin, benoemd in febr. 1899; verliet Heist om onderpastoor te worden te Beveren Roeselare in 1902.
- Plaetsier, benoemd in 1902; werd onderpastoor te Wulveringem op 2 juni 1909.
1904/1933 - Froidure, benoemd in 1904, had als onderpastoors:
- Delacauw, benoemd in juni 1902;
- J. Bonne en A. Masschelein, benoemd op 22 mei 1909.
1933/1956 - Arthur Masschelein, geboren te Ledegem 6 april 1875. Priester gewijd te Brugge 23 dec. 1899; was leraar aan het college te Oostende sedert 18 sept. 1899. Onderpastoor te Heist op 22 mei 1909. Pastoor op 27 maart 1953. Gaf eervol ontslag op 15 juli 1956 en overleed te Knokke op 14 maart 1957. Pastoor Masschelein was de stichter van de Vrije Visserijschool. Hij was Ridder in de Leopoldsorde en in de Kroonorde. Hij had als onderpastoors:
- Frans Decavele, geboren te Harelbeke op 23 maart 1898; werd in december 1947 pastoor te Lapscheure en daarna te Zeebrugge.
- J.J.Moreel, geboren te Ingelmunster op 14 maart 1901; benoemd in aug. 1935; verliet Heist in 1950.
- E.R.Gerard, geboren te Herentals op 15 april 1910; benoemd in dec 1947; verliet Heist in aug. 1949 en werd onderpastoor te St-Walburga te Veurne.
- Roger Ho1voet, geboren te Izegem op 22 juni 1912; benoemd in augustus 1949.
- A.N.Lagae, geboren te Kuurne op 13 oktober 1914; benoemd in maart 1950.
1956/ - Jozef Ampe, geboren te Woesten op 5 december 1896. Benoemd tot pastoor te Heist op 27 juli 1956. Priester gewijd in 1924. Was leraar aan het college van Moeskroen tot in 1932. Principaal van het college te Diksmuide tot in 1947. Pastoor van Oudenburg van 1947 tot 1956.
_________________________________________
Bronnen en Verwijzingen, Nota‘s.
- 49. Provende: het recht op de renten voortvloeiende uit kapitaal of een goed, op eon geestelijke stichting gezet. Dr. Verwijs en J. Verdam, Middelned. Woordb.
- 50. Archief bisdom Brugge: F.44, Legger van lenden kerk Heist 1525, f°40v°, 48r° 49r° en v°, 50r°, 53v°
- 51. R.A.B. Vrije registers, Kerkrekening A° 1630, blz 50 en 51.
- 52. Idem, A° 1636/37, f° 34 r° en v°.
- 53. Idem, A° 1645/48, f° 44 en A° 1706.
- 54. Rond de Poldertorens, afl. 2, juli 1959, blz. 6, R.De Keyser en J.Ballegeer.
- 55. Idem, jaarg. 1961 Nr. 4, blz. 148, Jacques Larbouillat.
- 56. Geschiedenis van het Kerkelijk en Godsdienstig leven in West-Vlaanderen, Kan. D.Lescouhier.
- 57. Idem 56, genoemd ten jare 1331, in een oorkonde opgenomen in “Histoire du diocèse de Bruges”, il1ustrée par Canneel.
- 58. R.A.B. Vrije Registers, Kerkrek. Heist A° 1642/43 f° 1 v°.
- 59. Rond de Poldertorens 1962 Nr 1, b1z. 11, Coornaort
- 60. Idem, blz 8.
- 61. Historische gegevens ter ge1egenheid van het gouden priesterjub. van Z.E.H. Massche1ein, door M. English, blz 5.
- 62. R.A.B. Nieuw Klass. Kerkarch. Nr 373 blz. 76.
- 63. R.A.B. Vrije Reg. Kerk Heist 1642.
- 64. R.A.B. Armendisrek. Heist 1776/77 f° 57
- 65. Idem 1776/77 f° 56-59.
00000000000000 0000000000 0000000000000000