Oostkerke
IV  Mikhem

René De Keyser

Vervolg van: Oostkerke - III De Amelinebrug

Mikhem ligt ten zuidwesten op Oostkerke, ongeveer midden tussen de dorpen Koolkerke en Damme, en tussen de Damse Vaart en het vroegere Oude Zwin. Dit laatste bestaat niet meer ter hoogte van Mikhem en is nu gedeeltelijk ingenomen door de in 1949 aangelegde betonbaan Brugge-Koolkerke-Oostkerke-Westkapelle. Mikhem is een hooggelegen gebied dat geheel tot de Watering van Romboutswerve behoort.

Deze zeer oude woonplaats, die bodemkundig tot het Oudland behoort, wordt voor het eerst vermeld in 1089, doordat in deze omgeving landerijen lagen die afhankelijk waren van de Heerlijkheid van het “Proostse”: heerlijkheid die werd ingericht in 1089 en waar de Proost van Sint-Donaas te Brugge aan het hoofd van stond.

De Proost van Sint-Donaas was niet vreemd aan de moord op Karel de Goede, Graaf van Vlaanderen, in de Brugse Sint-Donaaskerk in 1127. En in deze geschiedenis wordt Mikhem vermeld, omdat één van de moordenaars, die uit de Brugse burcht ontsnapte, per boot naar Mikhem vluchtte. Wegens de landerijen van het Proostse die daar lagen, was de plaats hem wellicht bekend. Langs waar die vluchtende moordenaar gevaren is, staat er ongelukkig niet bij.

Die varende moordenaar is geen zeker bewijs voor het bestaan van het Oude Zwin omdat er, zoals ik in de bijdrage over de Amelinebrug zegde, een oudere waterloop was, nl. de Scheure. Deze werd ten noorden van Mikhem gevormd uit twee waterlopen die respectievelijk ten noorden en ten zuiden van Koolkerke dorp uit de richting van Brugge kwamen, en die dus ook in aanmerking kunnen komen als vaarweg voor deze moordenaar.

De weinige bijzonderheden die over Mikhem bekend zijn, roepen voor ons een beeld op van deze plaats, die heel wat ouder kan zijn dan 1089. In 1300 wordt immers de werf te Mikhem vermeld waar dan nog een toren op stond. Een toren op een werf is een zeer oude manier van bewoning, die kan teruggaan tot de IXe of de Xe eeuw. De werf te Mikhem heeft waarschijnlijk gelegen op de hoogte, ongeveer rechtover de hofstede 3Pap en Brokken”, want daar lag in 1481 de plaats “Hooge Michem” genoemd.

grondplan mikhemPlattegrond: Mikhem : het verdwenen dorp.

1. “Trappekier” Nu K. Nobus 9. M. Strubbe
2. Ww Spriet 10. A. Lippens
3. Verdwenen hof 11. Onbewoond
4. M. Deleyn 12. “Het Riethuis”
5. A.en J. Sys 13. “De Meshoope”
6. Aster Sys 14. Het Waterschep
7. A. De Grande ~~~~ Watergangen
8. “Pap en Brokken” ==== Wegen en Dijken
  =~=~ Weg langs waterg.

Er heeft ook een familie bestaan die zich "van Michem" noemde en waarvan verschillende leden vermeld worden: b.v. Walter van Michem in 1203 en Jan van Michem en zijn zoon Wouter die zich in 1248 gedwongen zagen een deel van hun bezittingen te verkopen. Omtrent 1375 bezat Loeys van Michem in Oostkerke Ambaoht tienden van Sint-Kwintensabdij in Vermandois.

Te oordelen naar de gekende plaatsnamen en wegen in de omgeving, moeten er tijdstippen geweest zijn, dat de bevolking er dichter was dan nu. Vooral het register van renten en landen van de kerk van Oostkerke in 1481 gemaakt, vermeldt veel woningen die niet meer te situeren zijn en die later niet meer vermeld worden. Een van de voornaamste wegen is zeker de Doestweg geweest. Hij kwam uit de richting van Kruisabele op Dudzele en passeerde het Oude Zwin ten zuiden van “Pap en Brokken”, over de rond 1300 vermelde Mikhembrug. Verder liep de Doestweg zuid van Mikhem, over de Scheure in de richting van Damme, waar hij genoemd wordt "de nederen landweg komende van Michem".

Een tweede Doestweg liep noord van Mikhem, van de Amelinebrug naar de Mesdammebrug. Noordwaarts gaf hij langs Sweversweg ook verbinding in de richting van Kruisabele. Ten zuidoosten van de Mesdammebrug lag binnen de pale van Damme, in het 12e Begin van Romboutswerve, de "Meshoope", waarschijnlijk het afvalstort van de stad Damme. Van de "Meshoope" liep er verder een weg naar de Koolkerkse poort van Damme. Deze tweede Doestweg is werkelijk eigendom geweest van Ter Doest: het is waarschijnlijk een “visweg” geweest. De eerste en de tweede Doestweg waren met elkaar verbonden, langs de noordoever van de Scheure, door de Groene weg. Vanaf de eerste Doestweg had ook een verdonkerde landweg gelegen naar de Reiedijk tussen Brugge en Damme.

Ten zuiden van de eerste Doestweg liep er een weg “die strekte van den Ouden Zwene naer den oliemeulenwal aan de Reie". Hij wordt genoemd "den alven landwech die naer den Gapaert loopt". De Gapaard lag zuid over de Reie, op Damme. Tegenover de Oliemolenwal (eerst vermeld rond 1252), aan de Reiedijk, stond het Riethuis. Ik meen dat we bij de oliemolen ook de, in 1291 bij een tiende aangehaalde, Koebrug moeten zoeken. De "Coebrugge-tiende" behoorde aan de Sint-Kwintensabdij en was een tiende die op beide zijden langs de Reie lag. Waar de landweg die naar de Gapaard liep, ten noorden bij het Oude Zwin kwam, lag geen brug. Vandaar ging men langs de zuidelijke dijk van het Oude Zwin, naar het dorp van Koolkerke, waar wel een brug over het Oude Zwin lag.

Tussen de weg naar de Gapaard eh de eerste Doestweg, was er, juist ten noorden van de Scheure, een verbindingsweg genoemd het “Bordeelstraatje”, wat misschien op een herberg wijst. Langs het Bordeelstraatje lag het Morsaelstuk dat in 1609 genoemd wordt "wijlent 't Schottershof van Michem". Een grote waterput of Waterschep dat nu nog bestaat, ligt bij de hofsteden Sys en Deleyn. Dit waterschep was vroeger en nu nog, in verbinding met de Scheure.

Noordoost van Mikhem in het 9e Bg. van Romboutswerve, lag de omwalde hofstede die in de XVIIIe eeuw aan een zekere Trappekier behoorde. In het 10e Bg. lag het Kruisebilkske en ook nog een waterput genaamd Hemelrycke. In het lle Bg. lag een grote hofstede die nu verdwenen is. De Onze-Vrouwegilde te Mikhem, die in de 15e,16e en 17e eeuw vermeld wordt, had enkele roeden land in het 15e Bg.

Rond 1702 werd te Koolkerke het Fort van Beieren of “de Bavière” opgericht. Het werd aangelegd onder Gouverneur Generaal Max. van Beieren, gedurende de Spaanse Successieoorlog, tegen de Hollanders die de Cantelmolinie op Hoeke en Sint-Anna bezet hadden. Om het Fort te beschermen waren er in de richting van Mikhem verschillende redouten of kleinere versterkingen opgericht. Eén lag bij de Reie, bijna zeker op de plaats van de vroegere oliemolenwal. Op "Hooghe Michem" lag er ook één, en daarvoor heeft men zeer waarschijnlijk de in 1300 vermelde werf gebruikt, die vermeerderd werd en met water omringd. Dan is de eerste Doestweg verdwenen. Er lag ook een batterij in het 14e Begin van Romboutswerve, zuidoost van Mikhem, maar de juiste plaats kon ik niet terugvinden. Langs de zuidzijde tegen het Oude Zwin, tussen Mikhem en Koolkerke en binnen deze laatste parochie, lag er ook een redoute genoemd de Batterij.

Na de Spaanse Successieoorlog viel het Fort van Bavière, en waarschijnlijk ooK de omringende redouten, onder toezicht van de gouverneur van Damme. Alhoewel het Fort op de parochie Koolkerke lag, behoorde het onder het Ambacht van Oostkerke. Daardoor vermeldt de parochierekening van Oostkerke anno 1715/16 dat het Fort van Beieren van 1711 tot 1717 verpacht geweest is door de gouverneur van Damme aan Frans Maes, die op het Fort woonde. Na het overlijden van Frans Maes werden zijn goederen door de stokhouder Verhulst verkocht, om de schulden van Maes te dekken. De parochie Oostkerke eiste 20 pond aan belasting voor die periode, alhoewel Maes het Fort van Bavière van de gouverneur had gepacht “vrij van onkosten”; en niettegenstaande het Fort niet geheel kon gebruikt worden wegens "de wallen ende rampaarden".

De parochierekening van Oostkerke van 1742 noemt de versterkingen gelegen in Oostkerke Ambacht tussen Damme en Koolkerke, met hun oppervlakte:

  1. het Fort van Beieren, 37 gemeten 1 lijn 7 roeden
  2. het Fort bij de Damse Vaart, 1 gemet 1 lijn 33 roeden (de Oliemolen?)
  3. het Fort Courrières, 2 gemeten 46 roeden (de werf te Hoge Mikhem ?)
  4. een Batterij, 1 gemet 62 roeden (aan de dijk van de Zeuge, 14e begin ?)
  5. de Batterij Bauwens, 1 gemet 65 roeden (oost bij Koolkerke dorp ?)
  6. de Vage Batterij, de Canon, aan de Damse Vaart parochie Koolkerke, 2 lijn. 4 roeden. Tussen haakjes de vermoedelijke ligging. Na 1747 is er geen sprake meer van deze redouten, maar het grote fort is blijven bestaan.

De naam Mikhem is lang in stand gehouden, doordat een tiendenhoek genoemd werd "de Mikhemhoek". Na het afschaffen van de tienden bij de Franse Revolutie is de benaming Mikhem vergeten geraakt. In geen enkel document betreffende Oostkerke in de XIXe eeuw, heb ik het nog vermeld gevonden.

In 1949 werd door de plaatselijk B.J.B.-afdeling van Oostkerke een bescheiden poging gedaan om het vroegere Onze-Lieve-Vrouwegild van Mikhem en de oude woonplaats zelf, in herinnering te brengen door het oprichten van een staakkapelletje langs de nieuwe betonbaan, tegenover de hofsteden Sys en Deleyn.

Het opschrift luidt: Onze-Lieve-Vrouw van Mikhem, bid voor ons.

Deze oude tiendenhoek telt op het huidige ogenblik 8 huisgezinnen. In het 9e Bg. van Romboutswerve: Kamiel Nobus-Matthys; in het lOe Bg.: Ww. Spriet en kinderen; in het l5e Bg.: Maurice Deleyn-Wittoeck, Aster Sys, Andre en Jerome Sys, Andre De Grande-Strubbe, Marcel Strubbe-Verstraete; in het 17e Begin Romboutswerve: Adrien Lippens-Lievens, en een onbewoonde tweewoonst.

Al de tegenwoordige gemeentelijke registers en bescheiden vermelden als woonwijk voor deze huisgezinnen: de Langenhoek. Dit is echter een dwaling. De Langenhoek was de tiendenhoek tussen het Oude Zwin (nu de betonbaan) en de Rontsaartader. De enige passende benaming, berustende op de plaatselijke geschiedenis, en die zou moeten “in eer hersteld worden” is Mikhem.

Lees verder: Oostkerke - V Eienbroeke

0000000   000000   0000000

Oostkerke - IV Mikhem

René De Keyser

Rond de poldertorens
1964
01
013-017
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15