Uit het leven van Frans Utterwulghe (Cissen van Kattens)

Cyriel Vantorre

Heel zeker zullen weinige Heistenaars Frans Utterwulghe kennen, maar als men er dan aan toevoegt dat dit niemand anders is dan ‘Cissen van Kattens’ kent iedereen hem beslist. Hij was het type van de Vlaamse visser, met echt zilvergrijs haar. Dit, samen met zijn gouden oorringen, verwekte bij de toeristen veel nieuwsgierige blikken. Men kon hem vaak vinden, met z’n rode schabbe, aan de haven, helpend bij het herstellen van de korren of het splitsen van stalen kabels, waarin hij een meester was.

Hij werd te Heist geboren op 12 juni 1892. Als jongen trok hij reeds het zeegat in en op 18-jarige leeftijd stond hij,  Franciscus Josephus Utterwulghe, allang bekend als een stoere, maar goede olijke visser!

Tijdens de eerste wereldoorlog zette hij, samen met Loon Vanhulle, zeil naar Dieppe van waaruit ze konden vluchten naar Engeland. Als herinnering daaraan noemde zijn cafe “De Witte Bank” en later, wanneer hij op de grote markt een drankgelegenheid opende, doopte hij hem spontaan “Café London”. Over het balkon plaatste hij een anker dat ontvreemd werd gedurende de tweede wereldoorlog. Na de oorlog hing hij dadelijk een andere in de plaats.

frans-utterwulghe-cissen-van-kattens

Cissen was een echte Vaderlander, want er mocht geen plechtigheid te Heist voorbijgaan of hij stak de Belgische kleuren uit. Daarnaast werd de vlag van het Britse koninkrijk gehesen. Talloze keren stond hij de vreemdelingen te woord, in Heist of aan de Zeebrugse havenkant, want hij kon zich in verschillende talen behelpen. In 1913 huwde hij Alice Neyts (Lies van den Aaps).

Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, vluchtte hij met zijn familie naar Engeland. Ze verbleven eerst 9 maanden in Cardiff. Toen ze daar aankwamen moesten ze noodgedwongen 3 dagen in een kerk overnachten. Ze sliepen er op omgekeerde stoelen onder het waakzame oog van een burgerwacht. Uiteindelijk vertrokken ze naar New-Line, dit was ongeveer vier uur rijden van Brixham en woonden daar tot het einde van de oorlog.

“Wel, Cissen was een goeie sul”, vertelde ons Alice, zijn vrouw. “Veel te goed hé. Hij bracht daar in New-Line al z’n maten mee naar m’n kot, zoals Theophiel De Groote, Pietje van Ko ‘t Siepens, Berten Optebeke, Creyftje, ge weet wel de troubadour van den oosthoek, Sissen de Klemmer en nog een hele hoop anderen.

Zijn vader, Ko van Kattens , en z’n moeder Liette waren doorbrave mensen. Tegen zijn grootmoeder zei men ‘Belletje Flauwkul’. ‘t Klein wijveke had altijd een wit klakkertje op haar hoofd en een gestreept schortje aan. Verder had je nog zijn broer Solle, Lowie en Albert van Kattens.

Toen wij trouwden ging hij in zee met Sissen David en zijn zoontjes Karel en Staf.  Cissen paste wel goed op die jongen en als zijn haar wikkelde, bleven ze met hun schuiten op 't strand liggen. Hij zei dan tot de jongens: "Kindertjes blijf maar in julder bedde liggen." De uitdrukking 'als zijn haar wikkelde' was vroeger in Heist goed in zwang. Men bedoelde: er staat een klein vleugje wind. "Hij had toch zo'n goed herte", vervolgt Alice "als hij lavers zag die met een vaatje water over de duinen aan 't sukkelen waren, nam hij dit seffens over. Hij kon ook zo schone zingen, al die oude vissersliedjes. Op een keer hebben ze z'n portret geschilderd en het kunstwerk aan de Koning aangeboden.

Denk nu maar niet dat Cissen altijd zo'n engeltje was! Nondeku neen! Hij zette geregeld de bloemetjes buiten. Hij liet zich zelfs door de kapper schminken en maquilleren. Eens ging hij een luchtje scheppen, van de vrijdagavond tot de dinsdagmorgen. Bij z'n terugkomst stak hij dan behoedzaam zijn kop van achter de deur en zei: “Lies, 'k gon da nie me doen.... ge moe nie dul zien. Al zulke streken had hij in. Op een andere keer nagelde hij met een vijfduimer 5 briefjes van 100 fr aan de muur van de slaapkamer. Ik wist dat dit voor mij was, maar dan speelde hij weer schampevie tot een gat in de nacht.

En vis dat die vent kon eten. ‘k Mocht ik klaar gemaakt hebben wat ik wilde, een kieken of een keun, als meneertje thuis kwam pakte hij de panne en ging vis braden. Zie, hij at vis ‘s nuchtens, 's noens, 's avonds en ’s nachts…

De vissers van wie hij dat allemaal kreeg, vroegen hem soms wat hij daar allemaal mee aanving. "Maar joengers toch", was zijn antwoord "ge weet toch wel dat de katten gaarne vis eten!" Al zulke kluchten sloeg hij uit zijn botten.  Als ik klaagde van hem zo weinig geld te krijgen, zei hij steeds "Maar Alice toch, ik moet toch ook eens de klanten trakteren!". “Het folkloristisch muziek van Oostende, met hun witte mutsen, kwam eens in ons café.  Cissen tapte braaf pinten, maar toen ze vertrokken schuifelde hij tussen de vrouwtjes mee en ik zag hem van de ganse dag niet meer terug."

Honderden keren gaf ik hem 100 fr om een nieuwe visserspet te kopen in de Kapellestraat in Oostende. Telkens kwam hij terug zonder pet en zonder geld. Iedere keer dat het feest was, liet hij de Belgische vlag wapperen met daarnaast die van Engeland. !k Heb die laatste nog altijd gespaard.

Die, Kavijakske, hoewel hij veel kuren had, want heel Heist wist dat, was het een doorbrave vent die door ieder gaarne gezien werd en daarom draaide de café altijd op volle toeren. "Helaas moest hij geopereerd worden. Wanneer men hem terugbracht zei men dat hij nog 14 dagen had te leven, maar de vrolijke snaak doorstond nog 9 maanden de hevigste pijnen. Op een vrijdag, 64 jaar, droegen ze hem naar zijn laatste rustplaats. Gaarne had hij verder geleefd om mij te helpen, waren zijn laatste woorden.

Cyriel Vantorre

Uit het leven van Frans Utterwulghe (Cissen van Kattens)

Cyriel Vantorre

Heyst Leeft
1978
02
018-021
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15