Jos Ackx, leven en werken te Heist (5)
Dany Vantorre
In de vorige aflevering vertelde Jos Ackx hoe hij tijdens zijn legerdienst werd geconfronteerd met de dood van zijn vader en broers Gerard en Oscar. Het vergaan van de H 28 op 5 mei 1922 veranderde plotseling zijn verdere levensloop. Na zijn legerdienst werd hij opeens kostwinner van het gezin.
Toen ik een pleuris had opgedaan tijdens de moeilijke periode na ons familiedrama kreeg ik ziekteverlof van het leger, waarin ik niet mocht werken natuurlijk. Maar mijn moeder en jongere broer en zuster moesten toch leven! Eerst bood ik mij aan bij de firma Hanssens om te gaan werken bij het aanleggen van de golfbrekers op het strand. René Vantorre (Ketser), Pol Beirens en Engel Dejonghe hebben mij dit werk gegeven, hoewel er niemand nodig was. Ik kreeg zelf maar 1,75 fr per uur, 1 fr minder dan de anderen. De legerleiding zag dit zo niet en kwam mij halen. Normaal had ik 4 maanden moeten bijdienen, maar ik werd hiervan vrijgesteld nadat men mijn speciale omstandigheden had in acht genomen.
Na mijn afzwaaien, eind ‘22, ging ik op zoek naar werk in Zeebrugge. Een korte tijd hielp ik waar snelbootjes werden vervaardigd met een motor uit tweedekkers. Die heb ik ten andere nog op het strand weten landen. Die bootjes met de motor boven water werden verkocht voor de binnenwateren. De werkomstandigheden stonden mij niet veel aan. Na een gesprek met Victor Huysseune, zond hij mij naar Vlissingen om de vangsten te controleren van de garnalen die dan naar België werden doorgestuurd.
Dagelijks vaarde ik mee met een boot naar Nederland en terug. Dit was zwaar werk en bracht niet veel op. Ik kreeg echter de kans om in Rijsel een ziek gevallen knecht te vervangen. U moet ook weten dat Huysseune mij eerst had voorgesteld weer uit te varen op een vissersvaartuig. Dat had ik zelf wel gewild, maar moeder was erg bang. Begrijpelijk na hetgeen gebeurd was. Dan aanvaardde ik maar het voorstel om naar Rijsel te gaan. Om de 14 dagen stuurde men een check naar moeder. Ik kreeg een kamer om te overnachten en mijn maaltijden. De rest betaalde ik van mijn drinkgeld. Mijn loon was dus bestemd voor het onderhoud van het gezin te Heist.
In Rijsel werkte ik bij mijnheer Iden, een oud-beroepsmilitair gehuwd met Marie Huysseune. Bij dag had ik het druk in de winkel met het bewerken van vis. Ik heb daar de stiel geleerd, want ik gaf mijn ogen de kost. ‘s Avonds was ik nog bedrijvig met het lossen en verdelen van de zendingen. Ik vond het dus spijtig dat ik weer de plaats moest ruimen voor de gewezen knecht.
Zo kwam ik in Parijs terecht bij Henri Huysseune. De vis en garnalen werden vanuit België naar Rijsel gebracht, dan naar Parijs en zo in Frankrijk verspreid. Na een jaar belandde ik voor een korte periode in Antwerpen. Ondertussen had ik zelf mijn gerief gekocht. Dat was nodig want bv. een mes mag nog zo goed zijn, men moet het in de eerste plaatst naar zijn hand zetten. In Brussel kreeg ik een contract bij de joodse familie Bernheim die een bekende winkel en restaurant had achter de Muntschouwburg.
Om daar te geraken moest ik een soort proef afleggen om mijn bekwaamheid te tonen in het behandelen van vis. Ik had zelfs een weddenschap aangegaan met een paar mannen die ik kende van de vismarkt in Brussel. Zij zouden mij trakteren indien ik zou worden aanvaard. Ik heb daar mijn “kunsten“ getoond die ik in Frankrijk had geleerd. Maar.., toch was ik daar het vijfde wiel aan de wagen.
Ik moest visbakken reinigen, flessen drogen en de verdiensten waren ook niet vet. Gelukkig las ik in de krant een advertentie waarin een openstaande plaats werd aangeboden in Luik. Daar had ik 150 fr meer per week, wat veel was in die tijd. Maar na enige tijd begon men meer en meer van mij te vergen! Bij toeval las ik weer in de krant dat men een meestergast zocht bij.... Bernheim te Brussel! Zo kwam ik weer bij dezelfde werkgever terecht maar in veel betere omstandigheden. Ik kreeg dubbel zoveel loon en natuurlijk meer verantwoordelijkheid. Er was niet alleen een winkel, maar ook een restaurant en nachtbar voor de burgers met veel geld. Ik was in de weer van 7 uur ‘s ochtends tot soms 2 uur in de nacht. De bestellingen voor vis werden langs mij om uitgevoerd. Ik moest er ook op toezien dat niets werd weggenomen door het personeel, dat ze niet rookten tijdens het werk enz. ... Bijna moest ik kamp doen in ‘t leger, maar de broer van mijnheer Bernheim was gelukkig generaal en heeft mij er vanaf geholpen. Ik werkte als een slaaf om zo te zeggen, want het was er enorm druk. Dagelijks werden zo’n 1000 kg kreeften gekookt op de binnenplaats. Bij het opdienen mocht er niets aan beschadigd zijn! De gekneusde exemplaren kregen wij voor de maaltijden. Elke donderdagnamiddag ging ik naar ‘t koninklijk paleis met een hoeveelheid vis, kreeften, garnaal.... Het keukenpersoneel was zeer streng op de kwaliteit van het aangebodene. De minste vlekken op de vis waren voldoende om ze af te keuren. Kabeljauw, tarbot, zilverwijting droegen de voorkeur weg.
Rustdagen nam ik niet en werd goed betaald omdat men steeds op mij kon rekenen. Ik durfde bijna geen sigaret veroorloven om geld te sparen voor moeder, broer en zuster.
In de zomer ging ik een maand naar Heist en werkte er nog verder. Tegen eind 1926 wilde ik zelf een handel beginnen in Zeebrugge. Mijn contract liep nog niet ten einde. Bernheim was er eerst niet zo op gesteld mij te laten gaan. Hij vroeg mij of iemand van het personeel in staat was mij op te volgen. ”Ja,” antwoordde ik, “zelfs een tweetal komen in aanmerking.” Zo ging hij akkoord en voegde er. aan toe dat ik hem dan wel verse vis en garnalen vanuit Zeebrugge moest zenden. Ik kreeg er zelfs nog 3 klanten bij.
Het voorstel om in Brussel zelf een viswinkel over te nemen viel bij Madeleine met wie ik binnenkort zou trouwen niet in goede aarde. Zij bezat toen reeds in Heist een atelier met naaisters en was er niet op gezind om in Brussel te wroeten van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat. “Veel geld verdienen, maar er niets van overhouden“, waarschuwde ze mij.
Begin ‘27 was ik definitief terug in Heist en huwde ik op 22 januari met Madeleine Coppens. Moeder was eerst niet zo welgezind, omdat ze mijn inkomen nog goed kon gebruiken. Ze had immers altijd goed op de centen moeten letten. Dank zij mijn hard werken tijdens de jaren voor mijn huwelijk, heb ik het gezin recht gehouden en mijn broer Pierre laten studeren in Oostende. Toch zwoegde ik nooit onder dwang, ik deed alles met hart en ziel. Ik was als het ware vergroeid met mijn werk.
Nu begon voor Jos Ackx samen met zijn Madeleine een nieuwe episode. In Zeebrugge kwam hij terecht in de wereld van vishandelaars en daar vertelt hij de volgende keer over.
Jos. Ackx - Interview Dany Vantorre
NIEUWS IN DE MARGE
Over de successen die door Lucien Heyneman en Dany Vantorre behaald werden met de films “Herinneringen“, “Een Eeuw Duinengalm“ en “De Folkloremarkt van Heist“, die in première werden vertoond tijdens het “Avondje Heist 78“ , werd reeds alles geschreven in dag- en weekbladen. Beide cineasten werden nu uitgenodigd door de vzw Initiatief Folkloremarkt om op 27 mei ‘79 hun bekroonde films te vertonen in Scharpoord ter gelegenheid van de viering van ± 250 trouwe bezoekers (toeristen) van Knokke-Heist.
Op 27 mei 1979 viert de vriendenkring van de Heistse bloedgevers haar 20-jarig bestaan. In ons zomernummer komen wij uitvoerig terug op dit evenement en in het “Journaal van Heist 79“ zal een filmverslag over onze bloedgevers ingelast worden.