Jos Ackx, leven en werken te Heist (6)
Vervolg van: Jos Ackx, leven en werken te Heist (5)
Dany Vantorre
Na een goede leerschool te hebben doorgemaakt te Rijsel, Parijs, Brussel en Luik keerde Jos Ackx in 1927 terug naar Heist om hier te leven en te werken in de vishandel en... te trouwen met Madeleine Coppens.
Ik kwam definitief naar Heist terug omdat Madeleine niet meer wilde wachten om te trouwen. We hadden tenslotte ook de leeftijd om een handelszaak te beginnen. Die trouwpartij gebeurde in zeven haasten en als “huwelijksreis“ bezochten we familie in Brussel en Antwerpen. Het mocht allemaal niet veel kosten, want veel geld om te feesten was er niet. We woonden eerst in de Noordstraat tot we in ‘ 30 het pension kochten van Debeer in de Kardinaal Mercierstraat. Daar zou Madeleine een atelier inrichten met enkele naaistertjes.
Ikzelf begon dus vis te kopen en te verkopen in Zeebrugge. Hoewel ik 10 jaar in het visserijwereldje had gewerkt voor andere bazen, was ik nog jong en onervaren. Je denkt het allemaal te weten, maar de kleinste details wegen soms het zwaarst door. Ik was al blij in het begin voldoende vis te verkopen om een weekloon te hebben. De eerste 3 jaren waren zeer lastig. De groten zoals Henri Debra, Raf Huysseune, Dolf Verrecas, Pol Depaepe,... zagen mij niet graag komen. Onder elkaar hadden ze afspraken en ook met de visverkopers in stad was het doorgestoken kaart. Toen ik ook een contingent kreeg om naar Parijs te verzenden stelden ze alles in het werk om dit te verhinderen. Ik moest meer werken in Zeebrugge dan in Brussel. Mijn nachtrust moest eraan geloven. In plaats van te slapen lag ik vis te kopen en te verkopen. Ik droeg ook alle verantwoordelijkheid als er iets misliep met de bestellingen. Gelukkig kwam ik in contact met de winkel Delhaize aan de Naamse poort te Brussel. Ze stelden vertrouwen in mij en dat is mijn redding geweest. Na 3 jaar begon ik ook iets te verdienen.
Tot op dat moment waren er ook enkele garnaalvangers die voor mij visten, maar ik stak er schier geld aan toe. Ik heb dit dan ook laten vallen. Hoe lastig ik het ook had, ik stond erop om zo vlug mogelijk te betalen en geen schulden op te stapelen.
In Zeebrugge had ik pakhuis nummer 2 als werkplaats: een klein bureautje en een zolder om manden en kisten te stapelen heb ik zelf ingericht. Vooraan gaf het pakhuis uit op de spoorlijn waarlangs de vis werd vervoerd. Ik had 3 helpers in dienst om vis te bewerken en te triëren. Het verdelen van de vis voor de klanten moest snel gebeuren. Was de visverkoop slechts ‘s middags dan hadden wij tijd tot 5 uur om alles klaar te hebben.
Alleen bedrijven zoals deze van Debra en Huysseune bezaten reeds enkele camions omdat ze naar Vlissingen en Rijsel reden. Ik had zogezegd ook een camion: een verbouwde auto met een bak erop. Ik reed er mee heen en terug naar Blankenberge bv. toen nog vele Heistse vissers daar de vis aan wal brachten. Ze weigerden te lossen in Zeebrugge omdat ze in ruzie lagen met de grote firma’s die niet genoeg betaalden....
De bedrijvigheid in de haven van Zeebrugge is natuurlijk heel klein begonnen. De afslagers hadden het ook niet zo druk als nu. De hoeveelheden aangevoerde vis waren kleiner. Ze begonnen bv. bij 100 fr. en sloegen af per frank. Er was goed op te letten, want de viswegers namen het niet steeds te nauw. Men probeerde zolang te wachten tot de prijs moest betaald worden die men zich voorgenomen had. Men herkende je stem wanneer je op een bepaald moment toeslag. Ik heb dikwijls gevloekt als er combine was om bepaalde kopers te bevoordeligen. Er werd in het begin ook nog veel aan boord van man tot man verkocht. Er was weinig controle en een bewijs op papier was niet nodig. Geleidelijk wenste de stad Brugge meer controle op de vangsten en sprak de fiscus ook een woordje mee. Vooraleer het 1ste deel van de stenen vismijn gebouwd werd, werkten wij in weinig comfortabele omstandigheden, soms op straat.
De groei van Zeebrugge ging gepaard met de activiteit met de mannen als Henri Debra en Raf Huysseune, groothandelaars in vis en tevens reders, in het bezit van vele vissersvaartuigen.
N.V.D.R.: Ernest, Henri Debra, geboren te Vlissingen in 1876, belandde als jonge man te Heist en werkte zich op tot reder en industrieel in de visserijbranche. Hij was ook bedrijvig in de Heistse politiek als lid van de liberale partij. Hij was burgemeester van 1921 tot 1926. In 1939 werd hij voor de tweede maal tot burgemeester benoemd. In 1940 week hij uit naar Frankrijk. Na de bevrijding bleef hij burgemeester van 1945 tot einde 1946. Hij stierf te Heist in 1950.
Henri Debra woonde eerst in de Brouwerstraat boven het café van Freins (Frans Vantorre) die ook een handel in visgerief had. Debra had vlug door dat er met het kopen en verkopen van vis en visserijmaterialen geld te verdienen was. Hij begon in het huis waar zijn tante woonde een viswinkel, “à la crevette“ genaamd, op de hoek van de Kursaalstraat en Vlamingstraat. Toen de Heistse vissersvaartuigen nog op het strand aanlegden werden rechtstreeks vis en garnalen aangevoerd, later met paard en kar vanuit Zeebrugge. In die winkel stonden toen nog zeldzame koelmachines. Hij had een Duitse mecanicien die instond voor het onderhoud. Soms sprong er wel eens een buis en dan stonk de hele buurt naar het ontsnapte ammoniakgas, dat een witte rook veroorzaakte. De omwonende mensen moesten dan vensters en deuren sluiten. De kinderen hadden er nog het meest last van. Nu zou het natuurlijk niet meer mogen. Ondertussen was hij ook gehuwd met Margareta Huysseune en liet een prachtig herenhuis bouwen in de Serweytens de Merckxstraat waar nu de B.T.W.-kantoren zijn gevestigd. De viswinkel liet hij toch voor wat die was en werd een machtig reder die mee de visverkoop vanuit Zeebrugge in handen had, met o.a. Raf Huysseune. Dagelijks reden er zelfs camions naar Vlissingen die garnalen meebrachten die dan naar Rijsel werden gevoerd en zo heel Frankrijk door. In Frankrijk had men niet de Noordzeegarnalen. De viswinkel te Heist werd overgenomen door Louis Huysseune. De haven van Zeebrugge groeide nog steeds in die tijd. Rond ‘35 kwamen zelfs enkele Noorse vaartuigen hun lading verkopen. Daar had Maurice Pierlot voor gezorgd.
Als kleine handelaar zat ik midden die grote mannen. Ik kon een schone frank verdienen met scharren en kleine tongen naar Frankrijk te zenden. Als ik 100 kg tongen en 150 kg scharren verzond, betekende dit voor hen wel duizend kilogram. Ik had ook veel vaste klanten in Brussel, dank zij mijn verblijf aldaar vóór ‘27.
Wekelijks doorkruiste ik Brussel per tram om mijn klanten te bezoeken, geld te ontvangen en bestellingen te noteren. Ik had noch het geld, noch de plaats om meer klanten aan te nemen. De wil was er wel, maar het ging niet. De vis was relatief gezien goedkoper dan nu omdat er door minder tussenpersonen moest aan verdiend worden. De klant moet helpen de onkosten meebetalen: mijnrechten, de vislossers, het personeel van de firma’s, en de winkelier die ook moet leven.
Mijn bedrijvigheid in Zeebrugge heb ik aangehouden tot in ‘39. De oorlog heeft er wel een einde aan gesteld, maar mijn gezondheid liet ook te wensen over. De lichamelijke arbeid kon ik aan, maar de administratieve beslommeringen waren mij te veel. Zelf had ik niet lang genoeg school gelopen om van al die zaken op de hoogte te zijn en ik had het geld niet om iemand te betalen die het in mijn plaats deed.
Ik kreeg meer en meer last van de maag door de zenuwen én door het onregelmatig leven met lange werkdagen. Gelukkig heeft de overname van de klakkenwinkel van Victor Dewilde (een chauffeur bij Huysseune) in ‘33 ons er wat bovenop geholpen.
Madeleine werkte toen reeds met enkele naaistertjes in haar atelier voor winkels, zoals o.a. “ Au Lilas Blanc” en voor particulieren. In ‘t begin moest er hard gewerkt worden, Madeleine in Heist en ik in Zeebrugge. Veel tijd om te slapen was er niet over. De klakkenhandel brachten wij over in ons huis en weldra verkochten we ook hemden en kostuums. Noodgedwongen heb ik mij dan later moeten inwerken in de kleermakersbranche