Oostkerke
III. De Amelinebrug
René De Keyser
Vervolg van: Oostkerke - Het dorp en de ommegang
We hadden het reeds in nr 3 van "Rond de Poldertorens" 1963 over de Amelinebrug. Ons Bestuurslid dhr. Coornaert ontdekte sedertdien nauwkeurig de ligging van deze oudst bekende plaats op Oostkerke. De Amelinebrug lag volgens de ommeloper van Groot Reigaartsvliet, opgemaakt in 1447, ongeveer op de plaats van de latere Picavetsbrug.
De reeds in 1072 vermelde Amelinebrug brengt, spijtig genoeg, geen zekerheid over het al dan niet bestaan van het Oude Zwin in dit jaar. Om dat aan te tonen is een kleine uiteenzetting nodig. !
Een van de oudste wegen op Oostkerke is de Pompestraat, die voortgezet wordt door de Sweversweg. De Pompestraat, die haar naam kreeg van de Pompe, d.i. de veer of overzetschuit, die na 1566 in de Koolkerkse Vaart lag, begon bij de Heernis West van Hoeke Molen en liep ten noorden van Oostkerke dorp, door de Kerkwatering en de Watering van Romboutswerve. Bij het verlaten van deze laatste watering, droeg die straat, daar waar ze verder door de Watering van Groot Reigaartsvliet loopt, de naam Sweversweg. Ze eindigde bij de kerk van Sint-Pieters op-de-Dijk. De Heernis west van Hoeke Molen is een bezitting geweest van de Gentse Sint-Pietersabdij en ten noorden van Sint-Pieters-op-de-Dijk, lag eveneens een bezitting van deze abdij nl. Monnikenwerve; zodat die straat oorspronkelijk twee bezittingen van de abdij verbond. Die weg is dus zeker heel vroeg tot stand gekomen.
Waar de Pompestraat bij het 10e Begin van Romboutswerve deze watering verlaat om verder in de Watering van Groot Reigaartsvliet door te lopen, kruiste . hij een ader, in 1481 algemeen genoemd "de ader komende van Steenkin". Dit laatste ligt ten zuiden van Dudzele. In de Ommeloper van Reigaartsvliet gemaakt in 1447 wordt die ader ten zuiden van het 169e Begin dat op Dudzele ligt, genoemd "de Ede".
Wij zullen de naam Ede duidelijkheidshalve verder voor de hele waterloop gebruiken. Die Ede moet oorspronkelijk zeer belangrijk zijn geweest, want ze leidde veel water af van het zuidelijk deel van Dudzele uit de omgeving van de Sint-Laureinskapel, het Schottekasteel, Akkersgoed, Ter Bolle, Pathoeke, Kruisabele , Twee Poorten, het Groot en het Klein Steenkin.
De Ede bracht al dit water onder de straat Hoeke-St~Pieters naast het 10e Begin van Romboutswerve, tot zuid van dit Begin waar het in de Scheure of Hoofdwatergang van Romboutswerve vloeide. De Ede die het water van een grote oppervlakte afvoerde bestond dus vóór het delven van het Oude Zwin, de Eevoorde en de Rontsaartader, vermits zij door die waterlopen werd doorgesneden. Deze Ede werd waarschijnlijk ook doorgesneden door de Lissewegeree, want volgens de kaart van Eiensluis en Groot Reigaartsvliet door Drubbele, schijnt zij door te lopen in Eiensluis door het 86e en noord van het 82e Begin te Sint-Pieters-op-de-Dijk.
Dr. Gysseling vermeldt in zijn woordenboek blz 302 een Ee in 1220, die te Dudzele en te Sint-Pieters lag en die waarschijnlijk identisch is met onze Ede.
De Ede behoorde, samen met de Scheure, tot het oudst bekende en wellicht het eerste ontwateringsstelsel van het Noorden van Brugge. De waterlopen van dit eerste stelsel vloeiden, behalve de Scheure, in hoofdzaak van noord in zuidelijke richting naar de Scheure. De hier beschreven Ede is een nieuw bewijs dat de Scheure een voorname rol heeft vervuld bij het afvoeren van het water van het Oudland ten noorden van Brugge.
Vermits dat eerste ontwateringsstelsel bestond vóór dat het Zwin ontstond in 1134, is het klaar dat er vanaf de Scheure een afvoerbedding naar Zee moet bestaan hebben die, door het ontstaan van het Zwin, verdwenen is. Naar alle waarschijnlijkheid is dit de in 1089 te Oostkerke vermelde Budanflit geweest. Verder onder "Eienbroeke" zal ik nog een ader van het eerste ontwateringsstelsel beschrijven, die op dezelfde manier zijn water afvoerde.
De Ede die het water van het zuiden van Dudzele afvoerde naar de Scheure, werd doorgesneden bij het delven van het Oude Zwin, dat van Brugge tot Pylyserdam bij Pereboom liep. Dit deel van het Oude Zwin, dat waarschijnlijk gedolven werd rond de tijd dat het Zwin ontstond (1134), vloeide bij Pereboom in de Municareda (d.i. Monnikerede) die op haar beurt in het Zwin vloeide.
De Municareda, die dan al bestond, werd bij het aanleggen van het Oude Zwin ingedijkt evenals het Oude Zwin zelf. Het Oude Zwin en de Municareda konden, omdat er dijken langs lagen, water afvoeren zonder hulp van sluizen. Al het water van het Noorden van Brugge werd tot tussen Koolkerke en Brugge in het Oude Zwin gebracht bij middel van nieuwe rechte waterlopen, te weten: het Noordzwin of de Rontsaartader, de Eevoorde en de Lissewegeree. En op die manier doorsneed dit tweede ontwateringsstelsel het eerste, en werd een vlottere afvoer bekomen langs grotere waterlopen.
In feite is dus de in 1072 vermelde Amelinebrug een bewijs voor het bestaan van de weg Hoeke - Sint-Pieters-op-de-Dijk in die periode. Maar het is geen bewijs voor het bestaan van het Oude Zwin op die datum. Want voor dat het Oude Zwin daar de weg Hoeke-Sint-Pieters doorsneed, moet er op dezelfde plaats ook al een brug geweest zijn om de Ede te overbruggen, die van het zuiden van Dudzele kwam.
We mogen dus aannemen dat oorspronkelijk de Amelinebrug de brug was die over de Ede lag en dat de naam voort gebruikt werd na het delven van het Zwin voor de brug die nu daarover lag om de Pompestraat te verbinden met de Sweversweg.
De naam Amelinebrug werd op haar beurt vervangen door de naam "Picavetsbrug" nadat kapitein Joris Picavet in 1490 bij de brug verslagen werd en gevangen genomen. Deze veldslag wordt op de militaire kaarten ten onrechte bij de brug te Eienbroeke vermeld.
Na het verdwijnen van het echte Oude Zwin, tussen Brugge en Pereboom, op het einde van 1700, werd die plaats het Ijzeren Hekken genoemd: een naam die ontleend was aan het toegangshekken van de hofstede aldaar. Deze hoeve was op het einde van 1700 een buitenverblijf toebehorende aan de schilder Schramme uit Brugge.
Lees verder: Oostkerke - IV Mikhem
Het wapenschild van Oostkerke