Het liedje van de smid

Pierre Vantorre

Onlangs kreeg ik de gelegenheid een “Liederenkrans” te doorbladeren. Ge weet wel, dat fameus liederenboekje, dat velen zich nog zullen herinneren uit hun schooljaren. Liedjes die we destijds tot vervelens toe uitgekweeld hebben. De Kempen, Moederke alleen, Het loze Vissertje, Naar wijd en Zijd, De Blauwvoet, De trommel slaat, Vlaanderen, O.L.Vrouw van Vlaanderen, De Vlaamse Leeuw en zo veel andere. Oh ja, niet vergeten, “Het Belgisch Volkslied”, de brabançonne, maar daarvan hebben we toch nooit de echte tekst gezongen.

Eéntje uit deze “Krans” is eigenlijk de aanleiding geworden tot deze bijdrage, namelijk “Het liedje van de Smid” dat destijds door de “meester” voor eeuwig en altijd in onze hersens werd gegrifd. Het begint zo:

Een smidje in zijn smisse,
die zong de hele dag,
en verder
Hij zong zo blij van tokke, tokke, tok,
Hij zong zo vrij van kloppe ,kloppe, klop......
In de tweede en derde strofe, komt er al een “meiske” en in de slotstrofe wordt het meisje zijn vrouw.

—0—0—0—0—0—0—

Dat liedje over de smid deed me denken aan de gedichten van wijlen “meester” Constant Ackx, die heel wat verzen heeft gepleegd over dingen en mensen uit “zijn” vissersdorp, zoals “Wapenschild van Heist”; “Heist-aan-zee, mijn geboorteplaats”; “De Politieker”, enz... enz...

Eentje schreef hij als ode aan zijn buurman in de Dwarsstraat, Sissen de Smid en zijn Pharaïlde van de Gardens. Het was trouwens in de Dwarsstraat dat het allemaal begon voor Fransiscus Vlietinck, vlak voor de eerste wereldoorlog. Pas een stuk later werd de smisse verlengd tot in de Pannestraat.

Het intussen bouwvallig geworden winkelhuis staat er nog in de Dwarsstraat, tussen de nummers 16 en 20 en in de Pannestraat ook nog altijd de groene schuifpoort, als visuele herinnering aan de tijd dat we als schoolknaap met nieuwsgierigheid, maar tevens met een beetje medelijden, de paarden zagen beslaan. Het was als kleuter altijd een belevenis om Sissen met de hoefkrabber, het hoefmes of de hoeftang bezig te zien. En telkens toen de nagels in de paardenhoef werden geslagen, voelde ik een rilling door me heen gaan. Och arme dat beest, maar het was om bestwil, heb ik later begrepen. Toen die opgebonden poot was losgemaakt en het splinternieuw hoefijzer op de vloer pletste, sloegen de vonken er uit. “Bella” was weer goed voor die dienst.

De smisse van Sissen de Smid moet zo iets van 40 jaar bestaan hebben. Het vuur werd pas definitief gedoofd in 1952 of daaromtrent.
De omgeving van de smisse en de winkel in de Dwarsstraat, heeft me altijd een beetje gefascineerd. Dat komt waarschijnlijk omdat ik in de Dwarsstraat ben geboren en er uit de wieg ben gegroeid en wellicht ook nog omdat al veel vroeger de familie langs moederskant aldaar geleefd heeft. Nog eer dat de smisse er was in de Pannestraat heeft “Engel” Dejonghe daar café gehouden. Er werd gebold en op de liggende wip geschoten. 0ok Sissen was toen al een goed schutter. Nadien kwam er ook nog Jules Decorte (Kaastje) wonen, voor wie Sissen veel ossen heeft beslagen. Tussen haakjes, van café ’s gesproken: een goeie vijftig jaar geleden waren er langs de Pannestraat 19 herbergen en in dat kort Dwarsstraatje 5 stuks .

Engel Dejonghe verhuisde naar de Onderwijsstraat, maar kwam later in de Dwarsstraat wonen in het café van Mon Daveloose. Nog later heeft “Engel” nog een hele tijd gewoond op de hoek van de Dwarsstraat en de Garnaalstraat. Zijn herberg werd pension, uitgebaat door de familie Pieter Vantorre. In de Dwarsstraat hadden we destijds ook nog de café ’s van Braams (Dewaele), Miel van Cents (Ackx) en Frans Vantorre (Freyns), eens gevierd als eeuwling. Op de hoek aan de Kursaalstraat, Pietje Boels, verder de atelier van Albine Jenssens en ook meester Walgrave enz… enz... Na Miel van Cents is douanier Hilderson daar komen wonen (en Marietje Huyghe) van wie we als kind altijd een beetje schrik hadden, want dat klein ventje kon toch altijd zo boos kijken van onder zijn zware wenkbrauwen.

Met de eeuwwisseling had het Gemeentebestuur een bergplaats gebouwd in de Dwarsstraat, waar ook een politiewacht werd ingericht. Het “Kot” staat er nog en men spreekt nog altijd over het “Alloewiestje” en over de tijd dat Dolf Declerck de dronkaars daar onderdak bezorgde! Daar stond ook nog de eerste wagen “900” van Heist. Een zwart karretje op twee wielen met een zeil er over, waarmede de lijken werden opgehaald. Een beetje griezelig als het door de straten werd geduwd, maar ‘t had ook zijn charme.

Dat ook “Meester” Ackx in de Dwarsstraat heeft gewoond, hebben we al gezegd. Met Sissen de smid komt ook nog een stukje Pannestraat in herinnering, met Baervoets (de zuster van Mabel), Mietje van de Doois (Degroote), Leitje Huyghe, Treze Karre (moeder Lelieur), de café ’s van Pol Beirens en Dardje Knockaert, de scheepswerf van Sissen Degroote, waar naar het schijnt in 1913 voor het laatst een schip werd gebouwd (de H.13 van Mr. Jef) en de houthandel Bulcke, alwaar tijdens de oorlog ook klompen werden gemaakt. Op de hoeken aan de Kursaalstraat, het stadhuis en aan de overkant het café van de weduwe Bailyu.

—0—0—0—0—0—0-

Dit waren zo maar enkele losse herinneringen die we opgetekend hebben rondom de smisse van Sissen de Smid. Wellicht een beetje afgedwaald van mijn oorspronkelijk bedoeling, maar ‘t is toch meegenomen om aan de hand van “moeders vertellingen” de omgeving van de smisse van Frans Vlietinck-Bonte in de tijd van toen te plaatsen. De sfeer in de smisse zelf werd door Constant Ackx in het volgend gedicht beschreven.

De Naarstige Smid

Wat hoor ik toch klinken des morgens zo vroeg ?
Wie hoor ik ook kloppen des avonds zo laat ?
‘t Is Sissen de smid, die op ‘t aambeeld slaat,
En nimmer zich over vermoeidheid beklaagt.

Hij werkt voor de wezens zo teder bemind.
Zijn vrouw en zes kinderen, drie meisjes, drie zonen
die ‘s morgens en ‘s avonds als teken zijns loons
hem strelen en kussen zo blijde Gezind.

Zij zwoegen en zweten voor ‘t schrale gewin,
‘t gestreel zijner kinders, de blik zijner vrouw.
Die zorgzame moeder, een toonbeeld van trouw
maakt ‘t leven gelukkig van ‘t ganse gezin.

Constant Ackx werd geboren te Heist op 6.I2.I855 en is er overleden op 30.9.1931.
Hij was gehuwd met Stephanie Couwijzer.

Hij werd hulponderwijzer in 1875. Vertrok naar Ettelgem in 1883 en werd op wachtgeld gesteld op 31.12.1884 .(l) (Heyst en zijn verleden J, Nollet 1909).

Na zijn korte loopbaan in het onderwijs, was hij meer dan 40 jaar gemeentebeambte bij de Burgerlijke Stand en Bevolkingsdienst.

—o—o—o—o—o—o—o—

Het liedje van de smid

Pierre Vantorre

Heyst Leeft
1977
02
017-019
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15