De  telegraafdienst Brugge-Knokke  -  1854-1859

Dr. Jos De Smet

De telegraafdienst werd voor het eerst in België ingevoerd in 1851. De wet van 4 juni 1850 besloot enkele telegraaflijnen aan te leggen langs de staatsspoorwegen. Deze lijnen waren niet bestemd voor de dienst der spoorwegen, waarvan het verkeer toen niet belangrijker was dan dit van de buurtspoorwegen of stoomtrams rond 1930. De telegraaf was bestemd voor de gewone staatsdiensten en ook voor de particulieren.

Een wet van 1 maart 1851 liet aan de Minister van Openbare Werken toe een voorlopig tarief vast te stellen voor de telegrafische verbindingen, in afwachting dat de nodige ondervinding zou opgedaan worden voor het vaststellen van een definitief tarief.

Dit voorlopig tarief werd gepubliceerd door Ministerieel Besluit van 10 maart 1851. Voor twintig woorden betaalde men tot op een afstand van 75 kilometer 2,50 fr; tot op een afstand van 200 km. 5 fr; en boven de 200 km. 7,50 fr. (In 1914 was de prijs voor het verzenden van een telegram van 15 woorden, 0,50 Fr voor geheel het land.) Tot in 1870 betaalden ook de brieven volgens de afstand. Tot op 50 km. van het postkantoor van verzending moest 0,10 fr gefrankeerd worden, voor verdere afstanden moest meer gefrankeerd worden. Het was slechts vanaf 1 januari 1870 dat een eenvormig port van 0,10 fr werd ingevoerd voor geheel het land.

Volgens het hogervermeld Ministerieel Besluit van 10 maart 1851, waren er in België acht telegraafkantoren in werking te Brussel-Noord, Mechelen, Antwerpen, Gent, Oostende, Luik, Verviers en Quiévrain (in Henegouwen, op de Franse grens).

Deze telegraaflijnen volgden dus uitsluitend de STAATSspoorwegen:  Brussel-Mechelen-Antwerpen, Mechelen-Tienen-Luik-Verviers, en Brussel-Mons-Quiévrain en Mechelen-Gent-Oostende. De andere spoorwegen in België waren toen aangelegd en uitgebaat door particuliere maatschappijen.  Het is slechts rond 1900 dat de meeste ervan door de Belgische Staat werden overgenomen.

Wanneer een telegram moest verzonden worden naar een plaats, waar geen telegraafkantoor bestond, werd dit telegram langs de telegrafische lijn overgeseind naar het dichtstbijgelegen telegraafkantoor, en dan, over de post, verder bevorderd door de gewone brievenbesteller,

De Belgische telegraaflijnen stonden toen reeds in verbinding met Duitsland (over Aken en Keulen) en met Frankrijk (over Rijsel).

Het volgend jaar, op 14 april 1852, verscheen een nieuwe wet, waarbij een krediet van 150.000 fr, werd voorzien bij het Ministerie van Openbare Werken voor de definitieve uitbreiding van het telegraafnet. Dezelfde wet voorzag dat het plaatsen van telegraafpalen 48 uren op voorhand zou medegedeeld worden aan de betreffende grondgebruikers, en dit door tussenkomst van het gemeentebestuur. De eigenaars of grondgebruikers moesten de palen, evenals de ondergrondse of bovengrondse leiding, laten plaatsen op hun eigendom. Indien er schade zou ontstaan, zou deze vergoed worden.

In 1854 besloot het Ministerie van Oorlog, in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een telegraaflijn te laten aanleggen van Brugge naar Knokke. Wat de oorzaak van het leggen van deze lijn was, kon ik niet vinden.

Brugge bezat toen reeds een telegraafkantoor. De nieuwe lijn zou vertrekken van het station te Brugge op het Zand. Zij zou de spoorweg volgen langs de vesting rond de stad, vanaf de Hoefijzerlaan tot aan de Handelskom, en dan verder gelegd worden langs de steenweg Dudzele-Westkapelle, tot voorbij Zelzatebrug, dan inslaan en, over Ramskapelle, Knokke  bereiken.

Om een rechte lijn te volgen had men de nieuwe telegraaflijn te Ramskapelle dwars door het land gelegd, waartegen de gebruikers protesteerden. Zij hadden palen uitgeworpen en draden verwijderd die zo laag gespannen waren, dat het onmogelijk was er onder te rijden met geladen wagens. Daarover had het gemeentebestuur een klacht ingediend bij het Ministerie. Dit laatste had daarop de telegraaflijn langs de wegen gelegd en gezorgd dat de draad hoog genoeg gespannen was opdat geladen wagens eronder zouden kunnen doorrijden. Tegen het leggen van de telegraaflijn langs de wegen kon geen bezwaar gemaakt worden, aangezien er sedert twee jaar een telegraaflijn lag langs de steenweg Antwerpen-Breda, en er nooit iemand aldaar gereclameerd had.

Het Ministerie liet opmerken dat het aanleggen van deze telegraaflijn tussen Brugge en Knokke geschiedde op aanvraag van het Departement van Oorlog en door de volledige Ministerraad was goedgekeurd, en van nationaal nut werd geacht. Wie ze zou .beschadigen was strafbaar volgens art. 257 van het Strafwetboek met een gevangenisstraf van één maand tot twee jaar.

Begin november 1854 was de telegraaflijn voltooid. Ieder gemeente, over wier grondgebied zij liep, ontving de aanwijzing de lijn regelmatig te laten nazien door de veldwachter, die, in geval van beschadiging, de schuldigen moest opzoeken en proces-verbaal opmaken.

Alhoewel de lijn voltooid was, werd ze niet in gebruik genomen. De 12 april 1859 liet de arrondissementscommissaris weten aan de gemeentebesturen, dat de telegraaflijn Brugge-Knokke, op aanvraag van de Minister van Oorlog en van Buitenlandse Zaken, nu in werking zou gesteld worden; daarom ook werd ze hersteld. Bijna al de telegraafpalen moesten vernieuwd worden.

Op 21 mei 1859 liet de Gouverneur van West-Vlaanderen, in een Vlaamse brief (al de andere waren in het Frans opgesteld) weten aan het gemeente-bestuur van Ramkapelle, dat de telegraaflijn Brugge-Knokke goed moest bewaakt worden door de veldwachter. Zij was immers “het voorwerp geweest van daden van kwaedwilligheid, welker vernieuwing men moet des te meer beletten, dat er heden eenen byzonderen dienst, in de belangen van het land, voor de bewerking van die telegraaf is ingesteld”. Bij eventuele beschadiging moet de ontvanger van het station te Brugge rechtstreeks verwittigd worden en moet dit ook aan de gouverneur worden medegedeeld.

Eindelijk, op 12 augustus 1859, liet de arrondissementscommissaris weten dat, ten gevolge van onlangs ingetreden omstandigheden, het Ministerie van Oorlog verzaakt aan het gebruik van de nieuwe telegraaflijn Brugge-Knokke. Zij zou dan ook binnen kort afgebroken worden.

De telegraaf heeft veel van zijn belang verloren sedert het aanleggen van telefoonlijnen ingevolge de wet van 11 juni 1883 op de openbare telefoon dienst. Toch duurde het tot in 1911 vooraleer de gemeente Ramskapelle een aan sluiting kreeg aan het telefoonnet (1).

-------------------------

(1) Rijksarchief Brugge; Gemeentearchief van Ramskapelle (Brug), nrs 20 en 21.

 mmmmmmmmmmmmmmmmm

DE LEGGERS BIJ DE KAARTEN POPP

Wij hebben er vroeger nog op gewezen dat de kadastrale kaarten van Popp zeer waardevol zijn voor de plaatselijke "zoekers”, Zeer dikwijls slaagt men er echter niet in, om met de kaart, ook de daarbij behorende legger te vin-den.  De legger is de lijst van de eigenaars en van de oppervlakten van de percelen waarvan de nummers overeen stemmen met de nummers op de kaart. Het Rijksarchief te Brugge bezit in het fonds “Watering Blankenberge” de kadastrale leggers (zonder de kaart) van Koolkerke, Damme, Dudzele, Heist, Hoeke, Knokke, Lapscheure, Lissewege, Moerkerke, Oostkerke, Ramskapelle, Uitkerke en Westkapelle. (zie blz 6 van de inventaris van dit fonds) .

Mededelingen 1961-01 - De telegraafdienst Brugge-Knokke

Dr. Jos De Smet

Rond de poldertorens
1961
04
150-152
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15