De Duitse aftocht te Lissewege - Oktober 1918

Jos De Smet

Op 28 september 1918 begon het Belgisch leger, bijgestaan door een Frans legerkorps,  zijn bevrijdingsoffensief van uit  Ieper.  Na  twee dagen vooruitgang, viel  de Belgische aanval stil op de steenweg  Roeselare - Menen.  De ravitaillering van het leger kon niet volgen door de verwoeste streek van het oude front  rond  Ieper.

Het duurde tot 14 oktober vooraleer de aanval kon hernomen worden.  De Duitsers,  die eerst gevreesd hadden dat het offensief zou doorlopen tot aan de Nederlandse grens,  kregen dus nog veertien dagen verlenging om hun talrijke voorraden te ontruimen uit het noorden van West-Vlaanderen.

Op 16 oktober 1918 verlieten zij hun stellingen langs de Ijzer,  alsook de kustbatterijen,  en op  18 oktober waren zij achteruitgetrokken tot op het kanaal  Brugge - Zeebrugge.  De volgende dag trokken zij verder achteruit tot op het Schipdonkkanaal,  in de omgeving van  Balgerhoeke,  waar een nieuwe verdedigingslijn was aangelegd.

Vanaf de 28 september werden spoedmaatregelen getroffen om de weerbare mannen en het vee uit het noorden van onze provincie achter het Schipdonkkanaal over te brengen.

Uit de bevelen die door de Duitse overheid overgemaakt werden aan het gemeentebestuur  van Lissewege,  kunnen wij de ontruiming  van de kuststreek volgen.  Lissewege  behoorde  toen tot het kommandanturgebied  van  Zeebrugge,  dat afhing van het  Kaiserliches  Marinekorps  Flandern. Ortskommandant was Hauptmann Schüler.  Veel van de bevelen werden eigenhandig door hem geschreven op zeer kleine blaadjes papier.

De paniek begon op 28 september,  wanneer Lissewege bevel ontving,  nog dezelfde dag om 16 uur, tien runderen te leveren in het slachthuis te Brugge,  waarschijnlijk voor de bevoorrading van de aftrekkende troepen.  Op 1 oktober kwam een bevel dat al de reispassen, uitgenomen deze afgeleverd aan  werklieden  die voor de Duitsers werkten,  moesten ingeleverd worden.  In die tijd mocht niemand zijn gemeente verlaten zonder een reispas van de Duitse overheid.

Waarschijnlijk werd op dezelfde dag de weerbare bevolking opgeroepen om over het Schipdonk-kanaal gebracht te worden,  buiten het bereik van het Belgische bevrijdingsleger,  want op 3 oktober moest de rest (der Rest) van de mannelijke bevolking tussen 18 en 45 jaar, te 8.30 uur bijeenkomen aan de plaatselijke Kommandantur,  voorzien van een deken en van proviant voor tien dagen.

De paarden waren toen reeds weggebracht.  Op 5 oktober was het de beurt aan de koeien van de oostzijde van de vaart en de 6e oktober aan deze van de westzijde van de vaart.  Zij moesten om  8.30 uur aanwezig zijn op de hofstede van de kinders Van Audenaerde.  Leizelen en melkkannen moesten meegegeven worden.  Voor het wegleiden werden tien niet weerplichtige mannen boven de  45 jaar aangewezen,  voorzien van proviant voor vier dagen.  Na vier dagen zouden ze mogen terugkeren.

Ook de jongens  tussen  15 en 18 jaar,  die vóór de 4e oktober 1903 geboren waren,  moesten op  5 oktober,  om 7 uur,  vertrekken,  voorzien van proviant voor vijf dagen.

De ontruiming van het vee ging verder.  Op 10 oktober was het de beurt aan al de varkens van boven de 30 kilo, die bij het klooster moesten geleverd worden.  De volgende dag waren het de schapen en de geiten. Om deze weg te leiden werden tien man gevraagd,  7  uit Lissewege en  3 uit Zeebrugge, die proviant voor vier dagen moesten medenemen.  En op 12 oktober werden de laatste koeien, die voor de melkvoorziening van de bevolking waren vrijgelaten, ook weggehaald.

Ondertussen waren talrijke mannen,  die in het begin van oktober naar het binnenland waren weggeleid, teruggekomen.  Zij moesten zich op zondag  13 oktober, voor 16 uur,  aanbieden op het Werkbüro van de Kommandantur  Zeebrugge.  Zij zouden niet meer weggebracht worden.  Dit bevel werd de volgende twee dagen herhaald.  Ook zij die zich verstoken hadden, moesten zich aangeven. De Duitsers hadden werklieden nodig om hun goed te helpen opladen, en de teruggekeerde mannen kwamen daarbij goed  te pas.

Maar op 18 oktober lag de Duitse voorlijn op het zeekanaal,  en de volgende dag trok de vijand verder achterui t.  Lissewege was volledig bevrijd.  Maar een groot aantal mannen, bijna al de paarden en bijna al het vee was  weggedreven in  Oost-Vlaanderen en  Antwerpen,  die nog in Duitse hand bleven tot aan de wapenstilstand van 11 november 1918.

Dr. Jos. De Smet

 

De Duitse aftocht te Lissewege - Oktober 1918

Jos De Smet

Rond de poldertorens
1959
04
012-013
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15