HomeActiviteitenActiviteiten 2015Zondagbabbel - Praten over ondergoed. Vrouwen over hun lichaam en identiteit. - Zondag 25 oktober 2015

Zondagbabbel -‘Bericht uit het voorgeborchte der kinderen. Over kinderpotten en ongedoopte baby’s’

Lezing op zondag 19 april 2015 om 10 uur door Arco Willeboordse

 

abrahams-schoot

In 1962-1963 werden in Sint-Anna ter Muiden drie kookpotten uit de late middeleeuwen opgegraven. Ze werden gevonden aan de rand het middeleeuwse kerkhof. In één van de potten troffen de opgravers de resten aan van een kindje. Vandaar de naam kinderpot. Waarschijnlijk ging het om de begrafenis van een doodgeboren baby’tje.

Volgens de opvattingen van de middeleeuwse Kerk was het verboden om doodgeboren foetussen op het kerkterrein ter aarde te bestellen. Doodgeborenen mochten namelijk niet gedoopt worden en ongedoopte kinderen werden beschouwd als te zijn overleden in een staat van erfzonde. Om die reden was het niet toegestaan hen in de christelijke-geheiligde grond van het kerkhof bij te zetten.

Dit bracht de bedroefde ouders tot een alternatieve wijze van begraven. Namelijk niet begraven op, maar tegen de rand van het kerkhof. Daar konden hun kleine geliefden toch nog enigszins het Goede van het gewijde kerkhof ervaren en waren ze – eveneens enigszins - beschermd tegen het Kwaad van de wereld.

Volgens de Kerk konden de kinderen niet in de hemel komen. Het hoogste in het hiernamaals was een plaats in het voorgeborchte, in het bijzonder de limbo der kinderen. De kinderen verbleven er in een staat van natuurlijk geluk, maar misten, zoals gewone hemelingen, de hoogste gesteldheid van zaligheid, dat wil zeggen de directe aanschouwing van God.

kinderpot-met-schedeltjeDe Kerk heeft overigens nooit een definitieve uitspraak, bij wijze van dogma, over het lot van de ongedoopte kinderen gedaan. Het beeld van het voorgeborchte der kinderen is in de geloofstraditie echter altijd blijven bestaan.

Pas in 2006 stelde Paus Benedictus XVI dat de ‘limbus infantium' nooit tot de absolute geloofswaarheden heeft behoord en daarom als afgeschaft kon worden beschouwd. Sindsdien gaan, om het wat plastisch te zeggen, ook de ongedoopte kinderen naar de hemel.

In de Nederlanden zijn de resten van slechts een beperkt aantal kinderpotten gevonden. Waarschijnlijk omdat ze bij opgravingen nooit als zodanig herkend zijn. Er is een noordelijk cluster van kinderpotten bekend uit Noord- en West-Friesland en Twente. In het zuiden komen kinderpotten uit Walcheren, en West- en Oost-Vlaanderen. Tijdens de lezing worden vooral die uit Sint-Anna ter Muiden en Koolkerke nader worden bekeken (o.a. via recente röntgen-opnamen). Uiteraard wordt ook ingegaan op de theologische en cultuurhistorische achtergrond.

Verslag

IMG_20150419_112022Op zondag 19 april 2015 verwelkomde voorzitter Eric Huys in Museum Sincfala 22 belangstellenden voor de lezing "Bericht uit het voorgeborchte der kinderen. Over kinderpotten en ongedoopte baby's" en stelde de spreker voor. Arco Willeboordse is voor Sint-Guthago absoluut geen onbekende. In maart 2011 heeft hij ons het verhaal van Napoleon in Noord-West-Vlaanderen en Zeeland verteld. Hoe de legers van deze oorlogvoerende keizer in het nauw werd gedreven door het Engels leger in en rond Vlissingen in 1809. Hoe een figuur als Napoleon zijn stempel heeft gedrukt op onze infrastructuur (denk maar aan zijn aanzet om een kanaal tussen Brugge en de Schelde te laten graven, de huidige Damse Vaart, de vestingwerken zoals het Fort Napoleon te Oostende, wegen), de code Napoleon, enz. Op basis van getuigenissen traden wij in de voetsporen van Napoleon en bracht hij het boeiende en geïllustreerde verhaal over de vijf bezoeken van Napoleon aan onze streek.

Op de website www.zwinstreek.eu (Knokke-Heist) schetst Arco de geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen, waarmee wij een gemeenschappelijke geschiedenis delen (denk maar aan de band van het middeleeuwse Brugge met Sluis, het bestuurlijk verband tot de 16de eeuw en de periode 1814-1830 en de vriendschapsbanden tussen de bewoners van de Zwinstreek en West-Zeeuws-Vlaanderen).

Arco Willeboordse is cultureel ambtenaar bij de gemeente Sluis. Cultuur en cultuurgeschiedenis is zijn werkterrein. Hij is bestuurslid van het Historisch Genootschap van het Meetjesland en is woonachtig in Schoondijke. Arco is conservator van het Belfort te Sluis, met bijhorend museum, waar naast de geschiedenis van de stad ook de figuur van de schoolmeester Johan Hendrik van Dale, de man van het grote woordenboek, wordt voorgesteld.

Enkele voorbeelden uit de talrijke publicaties van Arco Willeboordse zijn: "Dit is Zeeuws-Vlaanderen" (waarin o.a. de ontstaansgeschiedenis van Zeeuws-Vlaanderen, de Romeinse tijd, de middeleeuwen, de Tachtigjarige Oorlog, de twee wereldoorlogen en meer recentelijk de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot nu aan bod komen), "Wilde Weerwolven, Vliegende Aardappelen en Dronkenlappen" (gaat o.a. over de draak van Biervliet, het monster van Heille, de witte wijven in Hulst of het betoverde bakkerskind uit Graauw; de verhalen in deze bundel zijn vrije bewerkingen van oude volksvertellingen uit Zeeuws-Vlaanderen) en "Fallus en lunula; context en historiek van een Romeins amulet uit Aardenburg" (archeologie).

IMG_20150419_104741Arco Willeboordse gaf eerst aan wat de aanleiding was geweest voor zijn onderzoek over het onderwerp van deze lezing, namelijk de kinderpot die in 1962 werd opgegraven in Sint Anna ter Muiden en eerst in het Belfort museum te Sluis en nu in Aardenburg tentoongesteld wordt.

Er werden allerlei benamingen aan dit fenomeen gegeven, waarvan kinderpot de meest voorkomende is. Deze benaming werd voor het eerst gebruikt bij de opgraving in 1962. Andere benamingen zijn: begrafenispot, haagbegraving, zoombegraving, neonatale bijzetting of limbus infantium (het voorgeborchte).

Tot op heden is er nog niet veel onderzoek gedaan naar kinderpotten. In het boek "Honderd eeuwen Nederland" staat een artikel over haagbegravingen en naar aanleiding van opgravingen in Zottegem in 2007 werd er onderzoek over verricht. Het gaat om potten met resten van doodgeboren baby's in, die begraven werden aan de rand van een kerkhof. Deze potten werden niet altijd als zodanig herkend. Soms zijn er ook alleen maar scherven gevonden aan de rand van een kerkhof.

De potten waren ook van verschillende maten en vormen. Wel altijd uit hetzelfde materiaal (aardewerk), maar soms zonder oor, met één oor, twee oren of soms met voetjes onder de pot.

Wat de verspreiding betreft zijn er drie clusters: één in het noorden (Friesland), één in het oosten (Twente) en één in het zuiden (Vlaanderen en Zeeland). Zit er een patroon in deze clusters? Wellicht zijn er ook elders, buiten deze clusters, kinderpotten geweest, maar werden ze niet als dusdanig herkend. In de zuidelijke cluster waren er de vondsten in Walcheren (op de vroegere begraafplaats van het verloren dorp Welzinge), Sint Anna ter Muiden (3 potten gevonden), Zottegem (de meeste recente, opgegraven door Johan De Schieter), Kruishoutem (Kapellekouter) en de vondst van de abdij van Boudelo (Klein-Sinaai). Bij deze laatste gaat het om één kinderpot met de resten van twee foetussen, waarschijnlijk een tweeling. Eind de jaren vijftig werd er beweerd dat er een kinderpot gevonden is in Oostkerke. Dit werd in eerste instantie overgenomen door Willy De Sutter, maar nadien terug door hemzelf herroepen omdat er twijfel rees over de juistheid van het oorspronkelijke bericht. Er is ook geen enkel spoor van deze pot terug te vinden. Het is dus helemaal niet zeker dat er een kinderpot gevonden is in Oostkerke.

Wat de datering van de gevonden kinderpotten betreft, zijn deze van de noordelijke cluster van verschillende data afkomstig. De onderzoeken spreken elkaar ook tegen. De datering situeert zich vanaf de 12de tot de 14de eeuw. Anderen spreken van de 15de eeuw. Tweeorige potten zijn van rond 1500. Eigenlijk kan gesteld worden dat de kinderpotten te situeren zijn aan het eind van de middeleeuwen.

IMG_20150419_104923Een aantal potten zijn gevonden op een gewijde plaats, zoals deze van Velsen (in een kerk) en Boudelo (in een gang van een klooster). De meeste kinderpotten zijn echter gevonden aan de rand van een kerkhof, dus in niet gewijde grond, zoals in Sint Anna ter Muiden en in Zottegem. In een aantal gevallen is de vindplaats niet duidelijk. Bij deze laatsten gaat het om vondsten die gedaan werden in de 19de eeuw. Vaak gaat het ook alleen maar om scherven. Een aantal potten bevatten stoffelijke overschotten: een skelet dat soms compleet was of soms maar gedeeltelijk. In Sint Anna ter Muiden bevatte de pot alleen een stukje van een schedeldak. Het meest complete skelet werd gevonden in een pot in Tjerkgeest (Noord Friesland) en ook in Zottegem was het skelet vrijwel compleet.

Wat was nu de achtergrond van deze kinderpotten? Waarom zaten deze lijkjes in een pot en niet in een kistje en waren ze begraven in ongewijde grond? Dit had te maken met de geloofsvisie in de late middeleeuwen. De kerk domineerde toen de hele maatschappij en het leven van alledag. Men geloofde in de erfzonde van de mens die ontstaan was door de zondeval van Adam en Eva. Daardoor werd iedere mens geboren met de erfzonde en die kon alleen maar weggenomen worden door de doop, die een nieuwe start betekende. En de zonden die iemand gedurende zijn leven had opgebouwd werden dan weer weggenomen door het laatste sacrament. Volgens die geloofsleer stierf een mens zelfs tweemaal. Een eerste keer bij de eigenlijke dood waar een "eerste oordeel" volgde: ofwel kon men tijdelijk naar de hemel, of naar de hel, of boete doen in het vagevuur. Men stierf dan een tweede keer bij de wederkomst van Christus, bij het "laatste oordeel": dan ging men ofwel naar de hemel ofwel naar de hel.

Door dit concept van de erfzonde bleven pasgeborenen die overleden zonder gedoopt te zijn, belast met deze erfzonde en konden ze dus geen toegang tot de hemel krijgen. Zij moesten in het "voorgeborchte" blijven, in het bijzonder in de “limbo der kinderen”. De kinderen verbleven er in een staat van natuurlijk geluk, maar misten, zoals gewone hemelingen, de hoogste gesteldheid van zaligheid, dat wil zeggen de directe aanschouwing van God. Dit was het hoogste dat deze kinderen in het hiernamaals konden bereiken. Vandaar had een ongedoopte niet levende baby ook geen recht op een begrafenis in gewijde grond. Als zij toch zouden begraven worden op een begraafplaats zou dit een ontwijding van deze begraafplaats betekenen en dus alle gelovigen die daar begraven lagen in gevaar brengen. Het voorgeborchte werd ook "Abrahams schoot" genoemd omdat de aartsvaders daar ook zaten. Zij waren heidenen die echter wel als een christen hadden geleefd, maar zij waren ook niet gedoopt.

Het voorgeborchte" (Latijn:"limbus" of "limbo", "rand, zoom"), was dus een aanduiding van het verblijf van de zielen die na het sterven niet toegelaten werden tot de hemelse glorie van Christus en ook niet naar de hel of het vagevuur gezonden werden. Zij woonden aan de rand van de hemel of de hel. Zij genoten daar de volledige en opperste natuurlijke gelukzaligheid, maar zonder de directe aanschouwing van God zoals de hemelingen. Zij werden bovendien niet gekweld door de eeuwige hellestraffen, daar zij geen persoonlijke zonden bedreven hadden. Het was een zeer logisch opgebouwde theologie.

Maar natuurlijk waren er wel nog de emoties en de reacties van de ouders. Sommigen begroeven het lijkje in een afvalkuil. Er zijn namelijk lijkjes van kinderen gevonden in afvalkuilen. Anderen begroeven ze in ongewijde grond, onder hun huis.
Maar er waren ook ouders die probeerden om hun kind in de nabijheid van een kerkhof te begraven, bij de haag die de scheiding vormde tussen het kerkhof en de profane wereld en zodanig dat de pot tegen de gewijde aarde aan rustte.

IMG_20150419_104822Daar konden hun kleine geliefden toch nog enigszins het “Goede” van het gewijde kerkhof ervaren en waren ze (eveneens enigszins) beschermd tegen het “Kwaad” van de wereld. Hiervoor werd dan een pot gebruikt die behoorde tot het normale huisvaatwerk en niet speciaal voor dit soort begraving was vervaardigd. De meeste potten waren zogenaamde kogelpotten, zonder oren en zonder voetjes.

Er waren nog andere alternatieven, zoals een alternatieve doop. Bij een moeder die in levensgevaar was, werd met een klisteerspuit (doopspuit) heilig water ingespoten, waardoor zowel het kind als de moeder, indien die ook overleed, normaal konden begraven worden.

Er was ook nog een alternatieve doop na de geboorte. Hiervoor trok men met het overleden kind naar een heiligdom (kapelletje) waar het kind op een altaar voor Maria werd gelegd. Men wachtte dan op een teken van "leven", bijvoorbeeld het even opwaaien (door de wind) van het doek waarin het kind gewikkeld was, waarbij aangenomen werd dat Maria het kind eventjes weer levend maakte. Het kind werd dan snel gedoopt en gewoon begraven op een kerkhof. Dit gebeurde o.a. in Poperinge en in Noord-Frankrijk.

De Kerk heeft overigens nooit een definitieve uitspraak, bij wijze van dogma, over het lot van de ongedoopte kinderen gedaan. Het beeld van het voorgeborchte der kinderen is in de geloofstraditie echter altijd blijven bestaan. Pas in 2006 stelde Paus Benedictus XVI dat de ‘limbus infantium' nooit tot de absolute geloofswaarheden heeft behoord en daarom als afgeschaft kon worden beschouwd. Sindsdien gaan, volgens de Kerk, ook de ongedoopte kinderen naar de hemel.

De overblijfselen van de kinderpotten zijn materieel erfgoed, maar men kan hier ook spreken over immaterieel erfgoed, namelijk de opvattingen van de middeleeuwse kerk en de verhalen over dwaallichtjes. Als een ongedoopt kindje zou sterven, geloofde men namelijk dat het zieltje als een dwaallichtje zou blijven rondspoken.

Arco Willeboordse eindigde zijn lezing met de kinderpot van Sint Anna ter Muiden. Deze pot werd verder onderzocht met behulp van röntgenopnamen. Hierbij werd vastgesteld dat er alleen een schedeldakje in de pot zat. De pot werd ook verder gerestaureerd.

Voorzitter Eric Huys dankte dan de spreker voor dit zeer boeiende verhaal, over een onderwerp dat niet zo bekend is. De voormiddag werd zoals gewoonlijk afgesloten met een drankje aangeboden door Museum Sincfala.

Marc De Meester

Praktische informatie

toegang-felix-timmermanstraat-37

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.

Plaats

Sincfala, Museum van de Zwinstreek
Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist.
Tel. 050 530 730  Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien. 

Parkeergelegenheid

Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat nummer 37 (klik op de foto voor Google streetview)