MuseumBabbels - Recent archeologisch onderzoek in Knokke-Heist en omgeving
Lezing op zondag 17 april 2011 om 10 uur door Bieke Hillewaert
De intergemeentelijke organisatie Raakvlak draagt zorg voor het archeologisch patrimonium van Brugge en de omliggende gemeenten. Raakvlak wordt geleid door Bieke Hillewaert, die als archeologe haar sporen in de Zwinstreek heeft verdiend.
Bieke Hillewaert vertelt in een bevatbaar verhaal de resultaten van het veld- en opgravingwerk die haar team de voorbije jaren heeft uitgevoerd in Knokke-Heist en de nabije omgeving.
Haar onderzoek draagt bij tot een betere kennis van de ontstaansgeschiedenis en de evolutie van onze streek.
Verslag
In de Zwinstreek zijn er momenteel verschillende projecten met een effect op de ondergrond, zoals de Put van de Cloedt, de ziekenhuiscampus, de uitbreiding van het Zwin, het slibbekken aan de Roden Ossenstraat, de A11 (AX), het Fort Sint-Frederik en de nieuwe leiding van Fluxys.
Bij de normale gang van zaken bij een archeologisch onderzoek wordt eerst een vooronderzoek gedaan, waarbij eerst op het bureau nagegaan wordt wat er al bekend is uit bestaande bronnen. Dit wordt gevolgd door een veldverkenning, waarbij het terrein wordt afgelopen. Nadien worden proefsleuven gegraven en boringen uitgevoerd. Hieruit wordt dan bepaald waar de eigenlijke opgravingen moeten gebeuren. In de Zwinstreek zijn de archeologen echter anders tewerk gegaan: er werd eerst een reconstructie van het gebied gemaakt om het landschap te begrijpen. Het is deze reconstructie die tijdens de lezing werd voorgesteld.
In het midden van de oude steentijd (70.000 - 35.000 v. Chr.) was de streek een toendragebied. Het oudste spoor van menselijke aanwezigheid is een silex voorwerp, afkomstig van Neanderthalers.
Op het einde van de oude steentijd (12.000 - 11.000 v. Chr.) bestond de Noordzee nog niet. Men kon te voet van onze streek naar Engeland trekken. Er heerste toen een droog en guur klimaat met veel wind waardoor een zandrug werd gevormd. Er waren ook een aantal rivieren (Reie, Ede) en zoetwatermeren. Er was menselijke aanwezigheid aan de rand van die meren: rondtrekkende jagers - verzamelaars. Onder andere in Maldegem is een bewerkte vuursteen uit deze periode gevonden.
In de midden steentijd (10.000 - 5.000 v.Chr.) vond een afsmelting van de ijskappen plaats, met als gevolg een zeespiegelstijging en de vorming van de Noordzee. Het landschap bestond toen uit duinen, wadgebied, schorren, veenmoeras en een zandstreek. Ook hier waren jagers-verzamelaars aanwezig aan de rand van de vroegere meren die nu moerassen waren geworden.
Gedurende de nieuwe steentijd (5.000 - 2.500 v. Chr.) evolueerde het wadgebied verder. Door inbraken vanuit zee ontstonden twee “zwakke plekken” met getijdengeulen en verder was er een brede band van veenmoeras met hoge begroeiing (onder andere bomen). Mensen begonnen zich toen te vestigen in boerderijen en zo ontstonden de eerste nederzettingen. Uit deze periode werden o.a. de volgende voorwerpen gevonden: spinbolletjes uit klei, potten (aardewerk) en gepolijste bijlen.
Tijdens de bronstijd (2.500 - 800 v. Chr.) vonden ingrijpende veranderingen plaats. Er ontstond een grote kustbarrière. Na een smalle strook schorrengebied was er één groot veenmoerasgebied (met zoet water) en veel begroeiing (met onder andere bomen). Dit moerasgebied is de oorsprong van het huidige veen in onze kuststreek. Het gebied was normaal toegankelijk. De bewoners wierpen grafheuvels op die nu nog vanuit de lucht te zien zijn door donkere lijnen. Deze lijnen zijn afkomstig van de grachten rondom de heuvels en ze zijn donkerder, omdat de grond ervan natter is dan die er rond. Er zijn in onze streek ook bronzen werktuigen (onder andere bijlen) gevonden.
In de ijzertijd (800 - 50 v. Chr.) is het landschap weer veel veranderd. De zeespiegelrijzing speelde nu geen rol meer, maar de zee brak wel op een aantal plaatsen in, met het ontstaan van getijdengeulen, schorren en wadgebied. Er was ook nog veenmoeras aanwezig. De theorie over de zogenaamde “Duinkerke-transgressies” klopt volgens de spreekster niet. Deze zijn er niet geweest. Het ging om een zeer dynamisch en ingewikkeld proces van plaatselijk openscheuren en dichttrekken van het land en weer opnieuw openscheuren en dicht gaan en dit steeds opnieuw. Grote doorbraken en het terugtrekken van de zee op grote schaal hebben dus niet plaatsgevonden. Als gevolg van dit proces werd het veenmoeras op bepaalde plaatsen aangetast door het zoute water.
Tijdens de Romeinse tijd (1ste eeuw - 275 na Chr.) stierf het veenmoeras af. Enkele restjes bleven nog over aan de rand. Onze streek was toen een schorrengebied (zoals het Zwin nu), waar schapenteelt mogelijk was. In deze periode waren er voor het eerst menselijke ingrepen in het landschap. Een voorbeeld hiervan is de aangepaste percelering voor zoutwinning in Houtave en Stalhille. In Stene (bij Oostende) werd een dijk opgeworpen en ook in Zeebrugge en Leffinge waren er zoutwinningen. Zoutwinning gebeurde toen op grote schaal in onze streek. Er was ook veenwinning die diende voor brandstof.
Tijdens de vroege middeleeuwen (6de - 7de eeuw) werd de invloed van de zee groter, o.a. door menselijke invloeden (zoals het uitgraven van veen). Er ontstond toen een wadgebied, vergelijkbaar met de huidige Zwingeul. In de 8ste - 9de eeuw was de Zwinstreek een schorrengebied. Er waren nederzettingen en er was schapenteelt. Laatste resten van getijdengeulen waren nog aanwezig (onder andere de Blankenbergse geul).
In het laatste deel van de lezing situeerde Bieke Hillewaert de verschillende projecten in de Zwinstreek op kaarten met daarop de verschillende archeologische zones, gebaseerd op de reconstructies van de landschappen in het verleden. Het project Duinenwater (Put van de Cloedt) zit in een zone van mogelijke laat-middeleeuwse bewoning. Bij de veldverkenning en het graven van proefsleuven werd echter niets gevonden.
Het traject van de AX loopt in zones met veen en geulen en dit wordt nu verder onderzocht via veldverkenning en proefsleuven. In het veengebied zullen proefboringen uitgevoerd worden. De eerste resultaten van onderzoek in een gebied aan de Vaart en in een gebied in de omgeving van Hoeke geven aan dat dit potentiële gebieden zijn om prehistorische bewoning te verwachten. Hier zal verder detailonderzoek met speciale boringen gebeuren door de Universiteit Gent.
Samenvattend kan men stellen dat er bij het archeologisch onderzoek in de Zwinstreek steeds 2 aandachtspunten zijn: wat zit er onder de veenlaag (prehistorie) en wat boven het veen (Romeinse sporen).
Tekst: Marc De Meester
Foto’s: Etienne Decaluwé
Praktische informatie
Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen. Na de lezing bieden we je een drankje aan.
Plaats: Sincfala, Museum van de Zwinstreek, Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist. (tel 050 530 730)
Parkeergelegenheid: op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker (bereikbaar via de Felix Timmermansstraat)