Pauselijke bemoeienis met de stichters van Duinbergen

Koen Rotsaert

Op 15 september 1855 kocht Charles Jozef Serweytens een strook duinenland tussen Heist en Knokke, waar een halve eeuw later de badplaats Duinbergen zou ontstaan.[1] Charles Jozef Serweytens (Brugge 1812 – St.- Pieters-op-de Dijk 1864) was houthandelaar en invoerder van Noors hout. In 1842 huwde hij met Félicie-Cornelia de Mercx (Leiden 1820 - Brugge 1902). Het welstellende echtpaar bezat ook duingebied in de gemeente Knokke. De strook waar Duinbergen zou verrijzen behoorde tot de gemeente Heist en bestond uit enkele magere weiden en vooral uit ongerepte hoge duinen die het gebied afscheidden van strand en zee.[2] De nieuwe eigenaars haalden zo goed als geen gewin uit hun verworven terrein: alleen de bescheiden opbrengst van de verhuur van een paar weiden en van de jacht op hazen en konijnen. Het bezit van dat duinenland was dus ook voor hun erfgenamen weinig lonend.

2022 02 24 153704Afb. 1: De nog ongerepte natuur waar de badplaats Duinbergen zou oprijzen (privéverzameling)

Zoon Charles-Valérie-Florimond Serweytens-de Mercx (St.- Pieters-op-de Dijk 1853-Brugge 1936) eveneens houthandelaar en van 1880 tot 1899 burgemeester van St.- Pieters-op-de Dijk, had dan ook maar weinig aandacht voor zijn erfenis aan zee. Zijn zuster Caroline-Adila (Brugge 1845-1929) had evenmin plannen met het geërfde goed, maar haar echtgenoot, de Brugse notaris Camille-Désiré Van Caillie (Brugge 1832-1912), met wie ze trouwde in 1871, had die wel. Hij overwoog de mogelijkheid om op die strook duingrond een nieuwe badplaats te stichten, het terrein te verkavelen en te verkopen. Toch was het zijn zoon, Donat Van Caillie, die overging tot de realisatie van dat project. Hij was advocaat en notaris te Brugge, waar hij geboren werd op 20 december 1871 en overleed op 6 oktober 1947.[3]

Donat mag terecht de stichter van Duinbergen genoemd worden. Op 1 februari 1901 werd te Brugge de “Société Anonyme de Duinbergen” opgericht, waarvan hij de voorzitter werd. Zijn vader Camille en zijn broers Gaston, Maurice en Paul waren de medebeheerders. De gronden van de vennootschap behelsden 25 hectare. Donat Van Caillie deed een beroep op de Duitse urbanist Joseph Stübben, vertrouweling van koning Leopold II, om een stedebouwkundig plan op te maken. De vennootschap liet op eigen kosten de zeedijk aanleggen en een weg, de latere Koninklijke baan, evenwijdig met de stoomtramlijn Knokke-Heist. Behalve het stratenplan legde Stübben ook de bouwvoorschriften vast voor de op te richten villa’s, wat resulteerde in wat men later “Style Duinbergen” is gaan noemen. De verkoop van de kavels was een groot succes. In 1908 waren reeds tachtig villa’s gebouwd in de nieuwe badplaats. Op kerkelijk vlak behoorde de nieuwe strandwijk tot de parochie Heist, maar beschikte wel over een eigen bidplaats. In 1904 werd de bouw aangevat van de Kristus-Koningkapel in het centrum van de bebouwde kom.

2022 02 24 153727Afb. 2: Doodsbrief Donat Van Caillie (Stadsarchief Brugge)

In 1912 overleed Camille-Désiré Van Cailie, de oudste beheerder van de vennootschap en vader van voorzitter Donat. Het kwam toen Antoine Van Caillie, geboren te Brugge op 21 december 1885 als jongste zoon  van Camille-Désiré, toe om de plaats van zijn overleden vader in te nemen als beheerder van de vennootschap. Antoine was diocesaan priester van het bisdom Brugge en  op dat ogenblik was hij onderpastoor in het Franstalige Herseaux dat toen nog bij het bisdom Brugge behoorde.[4] Hij had dan reeds enkele benoemingen achter de rug. Na zijn priesterwijding in juni 1911 werd hij coadjutor in de abdij Ten Putte in Gistel (30 juni 1911) en nadien in Westkerke (31 oktober 1911). Dan volgde zijn aanstelling tot leraar aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk (7 november 1911). Na een paar maanden werd hij opnieuw coadjutor, dit keer in Bredene (5 januari 1912). Dan volgde zijn benoeming tot onderpastoor in Herseaux (23 februari 1913).

2022 02 24 153750Afb. 3: Priester Antoine Van Caillie (Archief Bisdom Brugge)

Priester Antoine Van Caillie wendde zich tot zijn bisschop, Mgr. Gustaaf Waffelaert (1895-1931), met het verzoek beheerder te kunnen worden van de N.V. Duinbergen in opvolging van zijn vader. Het is bekend dat de kerkelijke overheid niet ingenomen was met het steeds toenemende kusttoerisme en met de jaarlijkse aangroei van het aantal badgasten. Het mondaine strandleven en de ontspanningsgelegenheden in hotels en speelhuizen werden beschouwd als een bedreiging voor de christelijke moraal. De klachten die het bisdom bereikten over o.m. Duitse geestelijken die zich onder de badgasten in Blankenberge bevonden, lagen nog vers in het geheugen. De “losse levenswandel” van sommige priesters en nonnen in die badplaats verwekten ergernis, zelfs bij katholieke leken.[5] Dat er nu een priester uit het bisdom Brugge deel zou gaan uitmaken van een vennootschap die het “wulpse” strandleven  alleen maar kon aanwakkeren, was voor Waffelaert zeker niet wenselijk. Anderzijds wilde de bisschop de zeer katholieke familie Van Caillie helemaal niet voor het hoofd stoten. Die Brugse familie had reeds een paar eerbiedwaardige priesters en vrouwelijke religieuzen voortgebracht. Ook in de Brugse Katholieke Partij maakten de Van Caillies zich verdienstelijk. Om zelf geen beslissing te moeten nemen, legde de bisschop de vraag van Antoine voor aan de hoogste kerkleiding. In een schrijven aan paus Pius X (1903-1914) vroeg hij uitsluitsel in die netelige kwestie. De brief naar Rome werd verstuurd op 27 maart 1913:[6]

“Antoine Van Caillie, priester uit het bisdom Brugge, ootmoedig neerknielend voor de voeten van Uwe Heiligheid, neemt de eerbiedige vrijheid U voor te leggen wat hier volgt.

Zijn vader, overleden in de loop van vorig jaar, was de belangrijkste aandeelhouder en beheerder van een naamloze vennootschap, eigenaar van een uitgestrekt terrein in de duinen aan de Noordzeekust. Deze vennootschap verkoopt het terrein in loten bouwgrond met het doel een nieuwe badplaats te creëren.

De betreffende priester smeekt Zijne Heiligheid om hem de toelating te verlenen om niet alleen de aandelen afkomstig uit de erfenis van zijn vader te behouden, maar ook om samen met zijn vier broers de bevoegdheid van beheerder van de vennootschap uit te oefenen.

Al het werk dat het beheer van de vennootschap met zich meebrengt zal uitgeoefend worden door zijn oudste broer en geen gevolgen hebben voor het uitoefenen van zijn priesterambt en hem niettemin een jaarlijks inkomen van twee tot drieduizend Belgische frank bezorgen.

Voor mijn part is er niets dat verhindert om hem bovenstaande gunst te verlenen.”

(get) G. Waffelaert Bisschop

Het antwoord van pauselijke zijde liet niet lang op zich wachten.[7] Het was kardinaal Cajetanus De Lai, hoofd van de Romeinse Congregatie van het Consistorie, die de boodschap overbracht. De in het latijn gestelde brief begon eerder verrassend. De inrichting van een nieuwe badplaats aan de Belgische kust werd er achtenswaardig genoemd, wat de Brugse bisschop wellicht deed fronsen. Maar dan volgde een categoriek neen voor wat betrof de opname van een priester in de beheerraad van de projectontwikkelaars. Dat strookte immers niet met het canonieke recht. Bisschop Waffelaert werd dan ook aangemaand het voornemen van priester Van Caillie tegen te houden, krachtens “de macht die aan zijn hoge ambt verbonden is”. Weliswaar “zonder iemand nadeel te berokkenen of in gevaar te brengen”. Rome had gesproken, Brugge gehoorzaamde.

Eigenaardig genoeg werd Antoine Van Caillie na het pauselijke njet door zijn bisschop als onderpastoor overgeplaatst van Herseaux naar Knokke, grenzend aan Duinbergen (17 januari 1914). Vandaaruit kon hij de verdere ontwikkeling van het familiale project Van Caillie voor de uitbouw van de nieuwe badplaats op de voet volgen, alhoewel de Eerste Wereldoorlog die ontwikkeling tijdelijk afremde. Nog voor het einde van die oorlog nam onderpastoor Van Caillie omwille van gezondheidsredenen ontslag (12 september 1918) en trok in bij zijn familie te Brugge. In 1920 vroeg hij aan zijn bisschop de toelating om zich te laten opnemen in een herstellingsoord in het Zwitserse Montana. Hij kreeg die toelating, alsook een celebret voor de lokale bisschop, waardoor hij kerkelijke handelingen mocht uitoefenen buiten zijn bisdom.[8] Zo kon hij een tijdlang dienst doen als desservant of plaatsvervangend priester in de parochiekerk van Montana. Hij was er ook aalmoezenier van een kolonie Belgische kinderen. Trouwens, zijn gezondheidstoestand scheen meer dan bevredigend. Tijdens zijn vijfjarig verblijf in Montana maakte hij een aantal grote buitenlande reizen, o.a. naar Rome, Spanje, Corsica, Palestina e.a. Eind 1927 werd hij naar Brugge teruggeroepen en werd er geestelijk bestuurder van de Zusters Redemptoristinnen in de Katelijnestraat (30 december 1927). Drie jaar later werd hij onderpastoor van de Brugse Onze-Lieve-Vrouweparochie (31 maart 1930). Hij bleef daar 17 jaar. Dan vroeg en kreeg hij eervol ontslag (19 december 1947).

Er volgde geen nieuwe benoeming, alhoewel hij pas 62 jaar was. Antoine Van Caillie overleed te Brugge op 14 juli 1969 als onderpastoor-emeritus. Hij had naam verworven als intellectueel die zijn leven lang had gestudeerd en gepubliceerd over diverse onderwerpen, onder de schuilnaam “Spectator”. Hij was ook mecenas en steunde royaal kerkelijke organisaties en weldadigheidsinstellingen.[9]

2022 02 24 153816Afb. 4: Het eerste hotel en de eerste villa’s in het duinengebied (privéverzameling)

Ook zonder priester Antoine Van Caillie in de beheerraad van de “Société Anonyme de Duinbergen”, was de nieuwe badplaats uitgegroeid tot een parel aan de Belgische kust. Ondanks de vrij dichte bebouwing bleef het oorspronkelijke duinenlandschap er nog goed herkenbaar. Duinbergen bleef .gespaard van hoogbouw en van overweldigend horecagebeuren. De “style Duinbergen”, gecreëerd door de Duitse urbanist Joseph Stübben, is er nog zichtbaar. Van een eerder elitair vakantieoord evolueerde het naar een rustige familiebadplaats. Pas in 1963 werd de “S. A. de Duinbergen” geliquideerd door Jacques Van Caillie, nakomeling van de stichter. Aan zijn familie die zo belangrijk geweest is voor het ontstaan van de badplaats Duinbergen, herinnert thans nog de straatnaam “Van Cailliedreef”.

Voetnoten

[1]    R. Coppieters ’t Wallant, Notices généalogiques et historiques sur quelques familles en Flandre Occidentale, Brugge 1946 p. 421-426.

[2]    G. De Vent, Duinbergen, in Zee en Duinen, Heist, 1991 p. 205-206; J. Van den Heuvel, Duinbergen, de Geschiedenis van de H. Familieparochie, Brugge 1987 p. 13-19.

[3]    A. Van den Abeele, De balie van Brugge, Brugge 2009 p. 216.

[4]    Archief Bisdom Brugge, Antoine Van Caillie, necrologium.

[5]    R. Boterberge, De St.-Rochuskerk te Blankenberge, Blankenberge 1996 p. 15-16.

[6]    Archief Bisdom Brugge, Acta Waffelaert, 22 maart 1913 p. 27.

[7]    Id., Acta Waffelaert, 1 april 1913 p. 27bis.

[8]    Id., Acta Waffelaert, 16 oktober 1920 p. 157.

[9]    Id., Fonds Geldhof, Antoine Van Caillie.

Pauselijke bemoeienis met de stichters van Duinbergen

Koen Rotsaert

Rond de poldertorens
2019
04
106-110
BV
2023-06-19 14:50:19