Het Heistenaartje - Uit het leven van Alfons Vantorre

Cyriel Vantorre

Een tiental jaren geleden schreef ik voor Ibis-tros een uitgave getiteld: MENSEN DIE WIJ NIET VERGETEN. Het betrof een korte levensbeschrijving van een twaalftal oude vissers van Heist.

Een persoon vergat ik echter in die bloemlezing op te nemen, namelijk m’n eigen vader zaliger. Het spreekwoord “Beter laat dan nooit” indachtig dop ik nu m’n pen extra diep in de inktpot om de beknopte biografie van vader Kavijak, zo zullen we hem noemen, te geven.

Zijn ouders, Pieter Vantorre en Rosalie Verpoorter, waren christelijk streng. De roede werd er thuis niet gespaard. Ze hielden in de Pannestraat estaminet “De Zwaan” op en kweekten elk jaar een zwijn. Tegen carnaval slachtte men het ongelukkig beest en er werd dan gedanst en gefeest, maar buiten dat ging alles verder z’n gewone gang. Grootvader Pieter had ook een hele bende kinderen.

Toch was het Alfons, die later zijn vader zou worden en de oudste was, die zeevisser werd. Zijn broer Jozef viel van de kade en verdronk jammerlijk. Niemand van de overige zonen, behalve Robert die aanvankelijk taxi-chauffeur werd, dierf het zeemansleven aan.

Vader Kavijak zag het levenslicht op 1 oktober 1895. Op 13 jarige ouderdom, namelijk in het jaar 1908 moest hij reeds de schoolbanken verlaten om mee te gaan op zee en zo thuis de kost te helpen verdienen. Toen bestond de schoolplicht nog niet en de meeste jonge scheepsjongens moesten of mochten mee op zee vanaf 11 jaar. Het spreekt vanzelf dat ze grotendeels nog onvoldoende konden lezen, schrijven of rekenen. Thuis bij vader Kavijak was daar geen spraak van en als hij durfde “busje” kappen kreeg hij duchtig van de stok.

Vandaar dat vader later tamelijk goed z’n plan kon trekken en al eens een briefje voor een kameraad moest schrijven of voorlezen. Het zeemansleven beviel hem in het begin niet al te best, want hij was meer dan een jaar zeeziek. “‘k Moest nog maar mijn zeekleren aantrekken of ‘k begon al raar te worden”. Zo vertelde hij aan z’n eigen kinderen later.

Buiten op zee gaan, was vader Kavijak van geen klein gerucht vervaard. De oorlog 1914-18 brak uit en op 20 maart 1915 vluchtte hij over Holland naar Nieuwpoort om zich als oorlogsvrijwilliger aan te melden. Hij werd dan ingedeeld bij het Vijfde Legerdivisie-Genie. Enkele weken later, stond hij reeds met natte voeten in de loopgraven tegenover de vijand. Niet onder bevolen dienst doch onder het vuur van de kanonnen wilde hij een strijdmakker helpen maar werd zelf door de schapnellen getroffen. Dit gebeurde op 27 november 1917. Zwaar geblesseerd werd hij naar het hospitaal te De Panne overgebracht waar hij door Koningin Elisabeth van België onderscheiden werd voor moed en zelfopoffering. Na z’n genezing mocht hij kiezen: terug naar huis keren of met lichte dienst in het leger blijven. Hij verkoos in het leger te blijven.

De oorlog was toch al een jaar voorbij toen hij eindelijk naar huis trok. Als de trein te Heist aankwam, stonden vele Heistenaars hem op te wachten. Met een stok mankte hij tot aan de estaminet “De Zwaan”. Nadien moest hij zich, zoals vele anderen, ieder jaar gaan aanmelden in de meesterschool. Ieder soldaat moest dan in soldatenkledij zijn. Dit noemde men “Monstering der getalsterkte”. Maar in feite was dat om al die kakikleren die naar de mottebollen roken, eens goed te doen verluchten. Vele Heistse soldaten zag men toen prat in de straten paraderen, tot soms een gat in de nacht. Op de gemeenteschool kreeg men dan een stempel op de livret (soldatenzakboekje). Later werden door toedoen van Koning Albert de vissers vrijgesteld van militaire dienst.

Vader Kavijak was dus in hoge mate oorlogsinvalied. Hij gaf daarvan de geldige bewijzen af aan een Maldegemse koffiemarchand, die zou voor de invaliditeitsvergoeding zorgen. Het resultaat was dat hij veel te goedgelovig was geweest. Toen waren alle vissers goedgelovig en het meest bijgelovig. Dat was ook mijn vader want hij kon uren vertellen over zeer oude vissers die veranderden in een muis, of van Kludde de watergeest enz... Door deze goedgelovigheid heeft vader Kavijak moeten wachten tot hij 70 jaar werd eer hij een kleine invaliditeit trok.

Niettegenstaande men hem z’n rechten had ontstolen had, was hij als oud-strijder op elke vaderlandslievend feest tegenwoordig en was drager van 8 eretekens. Op z’n 45ste verjaardag kreeg hij 5 frontstrepen uitbetaald. Dat was toen een grote som geld. Deze rente kreeg hij tot aan z’n dood.

Toen hij met onbepaald verlof werd geplaatst, meldde hij zich ook aan bij de permanente reddingsdienst van Heist. Het reddingshuis stond toen tegen de vaarten van Heist. Dit reddingskost werd door de Duitsers afgebroken halfwege de Tweede Wereldoorlog.

Die reddingsboten hadden toen nog geen motor en moesten voortbewogen worden door twaalf redders.

Vader Kavijak werd 25 jaar en er heerste in de visserij een harde crisis waardoor de meeste vissers aan land gingen werken. Vader, toen nog een jongeman, bemachtigde een job als machinist op een locomotief die zand van de “Vossenhul”, een hoge zandberg te Duinbergen, wegvoerde met “Berlijntjes”, Duitse ijzeren wagentjes op een smalspoor. Op zekere dag ontmoette hij er een 18-jarig meisje met name Suzanne De Muynck.

Vader Kavijak trouwt

Susanne moest ieder dag een glas tafelbier naar haar broer brengen die daar ook tewerkgesteld was. Vader vroeg op zekere dag voor de lol het glas te mogen uitdrinken. Susanne stond dit toe, piste in het glas en liet haar broer dan maar het eigen brouwsel uitdrinken.

Vader trok af en toe nog eens een oogje naar het schattig kind en trad een jaar later met haar in het huwelijk. Dat was dan op 5 november 1919. Susanne was de dochter van de schilder Charel De Munck en Victorine Callant. Vroeger was Viktrientje te Heist gekend onder de lapnaam “‘t Mantelke” omdat ze altijd een Brugs kapmantel droeg. Vader Kavijak lag niet stil in het bed en uit dit huwelijk sproten 14 kinderen, namelijk in het jaar 1920 kwam Madeleine op de wereld; in 1921 Maria-Rosalie-Bertha; in 1923 Rachel Bertha; in 1925 Roger Josephus Martinus; nogmaals in 1925 Cyrille Dorothée; in 1927 André Joseph; in 1928 Rosalie Bertha in 1930 Robert Julius; in 1931 Joseph Marie; in 1933 Prosper Alfons; in 1934 René Etienne; in 1935 Alfons Maurice; in 1938 Francine Susanne en in 1942 Freddy André. Ge merkt op hoeveel gelijke namen men toen gaf. De peters of meters gaven steeds hun eigen naam. Op 18 januari werd Rachel geboren en nogmaals op een 18 januari Prosper. Het eerste zoontje Roger stierf na 3 weken.

Alle andere kinderen bleven in leven en kregen een soldate-spaarboekje met de som van honderd frank. Een jaar later kocht hij met de spaarcenten van zijn soldatentijd het nu nog bestaande huisje in de Oudekerkstraat 4, thans Heistlaan 14. Het huisje verkocht hij later aan zoon Cyriel die het op zijn beurt afstond aan z’n zuster Francine die de jongste was. Het bleef dus in de familie want wij waren er allen zeer aan gehecht. Het was immers in dat huisje dat we met zijn allen liefde en leed hebben gedeeld.

Het eerste vaartuigje

Vader Kavijak had het, zacht uitgedrukt, heel zwaar met al z’n kinderen. Doch voor zover ik het mij herinner hebben we nooit honger geleden noch iets anders tekort gehad. Ten gevolge van een smartelijk ongeval per fiets verloor hij z’n eerst geborene dochter Madeleine op 10 april 1970. Door de geleden ontberingen gedurende de oorlog verloor hij een tweede kind, op amper 29 jaar. Dit was Rachel. We stonden allemaal rond haar sterfbed en bij haar heengaan prevelde ze nog zacht tegen ons: “Blijf altijd Kavijakjes en vergeet niet dat het leven van ons begint en eindigt bij God”.

Zijn derde meisje liet het leven na een vreselijk lijden op 18/2/1984. Maria verliet dit tranendal zonder iemand van ons weer te zien. Ze woonde in Duitsland en was gehuwd met haar vliegenier die in de oorlog het vliegtuig “Jan Zak” bestuurde. Vader Kavijak was toen reeds overleden.

In 1923 liet hij door een scheepsbouwer uit Blankenberge een klein zeilvaartuig leggen. Alhoewel hij een zeer harde visser en van geen vleugje wind benauwd was, kon hij toch de kosten niet opbrengen. Hij had het zo moeilijk dat hij tenslotte geen matroos meer kon aannemen en moeder soms genoodzaakt was mee te gaan op zee om het zwaar vissersleven met haar echtgenoot te delen. Deze feiten waren vroeger te Heist geen uitzondering, want moeder Ackx (Naastje) heeft 21 kinderen op de wereld gebracht, breidde netten, splitste stalen kabels en ging als het noodzakelijk was ook mee op zee.

Een wet op aanmonstering werd dan gewoon met de voeten getreden. Wij kinderen, waren toen nog te klein om onze ouders bij te staan.

Enkele jaren later zou daar verandering in komen.

Het erkennen van de menselijke miserie is een vernedering, maar geen verschil kennen tussen werklust en tegenslag was alleen vader Kavijak gegeven. Rond de jaren 1924 probeerde hij het werk aan boord van z’n schuitje te verbeteren door er een motor in te laten plaatsen. Het was een Anglo-Belge (ABC), maar door een fabrieksfout liepen de kosten zo hoog op dat vader, ondanks het zwaar zwoegen, het vaartuigje met een grote schuld moest verkopen. Dat was in 1925.

Jarenlang bleef vader Kavijak vervolgd door het gerecht en deurwaarders. Vader was en bleef een doorzetter en ondanks de tegenslag bleef hij zichzelf. Hij kocht een jaar later een afgedankt vaartuigje, waarmee hij Goddank in 5 jaar tijds alle schulden vereffende. Intussen hadden we nooit een boterhammetje tekort gekregen. Toen het afgedankt garnaalvangertje bijna uiteen viel, ging hij scheep als motorist met een familielid, Camiel Vantorre (Foks).

Gedurende die moeilijke jaren waren er reeds 7 kinderen geboren en kon hij alle centiemen goed gebruiken. Ik zei reeds dat vader Kavijak streng en eerlijk opgevoegd was. Op zekere dag vond hij in de Kerkstraat te Heist een dikke portmonée. Zo arm als hij was, zo vreesde hij God en droeg seffens die geldbeugel naar de politie. Alles werd nageteld en de verliezer bevestigde dat de inhoud juist gebleven was. Twee dagen later stond alles met dikke letters in de krant. Na dit voorval kwamen er thuis allerlei pakjes kleren en speelgoed of anonieme geschenken.

Weldra waren wij met tienen thuis en kwamen als eersten in de straat in het bezit van een splinternieuw wasmachine met elektriciteit. Vader ontpopte zich als een zeer bekwame visser en haalde weldra het diploma van motorist van 100 pk.

In die tijd was dit zeer veel. Ook behaalde hij al heel vroeg de vergunning als schipper. Vader bleef een echte Kavijak en het was hem nooit te min een gewoon matroos te vervangen als die ergens op een schip ontbrak. Tussen 1908 en 1938 voerde hij allerlei schepen ter visserij en werd een tijd in dienst genomen als Belgische loods te Zeebrugge. Het loodswezen was toen nog uitgerust met kotters en vader was erg bedreven met dit soort zeilvaartuigen.

Gedurende de oorlog stond hij z’n broer Robert ter zijde bij de Godgezegende haringvangst. Wanneer de oorlog voorbij was, voer hij op volgende schepen: Z.149; Z.457; Z.583; Z.441; Z.270; Z.480; Z.420; Z.507; Z.552; Z.47. In 1958 behaalde hij een hoger brevet van motorist en voerde nogmaals de prachtige Zeebrugse vissersvaartuigen waaronder: Z.504; Z.441; Z.418; en het schip Z.472. Vóór de oorlog van 40-45 droegen de Heistse schepen de kenletter H en de Zeebruggenaren de letter Z op de boeg van hun voertuig. De Duitse bezetter veranderde dat in 1941. Ieder schip die de thuishaven van Zeebrugge had, moest voortaan de letter Z voeren. Nu nog behoren de meeste vissersvaartuigen die in de haven van Zeebrugge gemeerd liggen aan Heistse reders. Daardoor verleent Heist een groot inkomen aan de stad Brugge. Stilaan verhuizen de Heistse vissersgezinnen naar Zeebrugge, dit omdat hun eertijdse schuilhaven nu uitgegroeid is tot een van de grootste vissershaven aan onze kust. Deze ommekeer is grotendeels te danken aan de werklust van onze Heistse vissers. Ik ben nu wat afgeweken van de gebeurtenissen, maar geen nood, we keren terug naar de jaren dertig, jaren uit vader Kavijakstijd.

Benevens al dat varen, bleef hij ook wel eens een tijdje aan land werken. Kinderbijslag voor de vissers bestond toen nog niet en niemand durfde roeren. Soms verdiende hij meer met te gaan doppen, maar dat mocht bijna nooit. Telkens hij wat meer wilde verdienen door te gaan stempelen, kwamen de reders hem opeisen om met hun schip onder zeil te gaan. Door bemiddeling van pastoor Bonne uit Heist kreeg hij in 1930 een mooi werk in de Cokesfabriek van Zeebrugge. Ik herinner mij nog heel goed wanneer hij met z’n zware fiets ‘s avonds thuis kwam. ‘k Liep hem dan een eindje tegemoet.

Met z’n zwart gezicht zette hij me dan telkens op het staantje van z’n velo. Ik was immers z’n eerste zoon waar hij altijd een beetje trots op was. Achteraan op het staantje wuifde ik dan naar de voorbijgangers en vond de snelheid van vaders fiets heel groot. Later, toen broer André ook wat groter was, mochten wij dan vaak mee naar de schuilhaven van Zeebrugge.

Vader Kavijak had zoals alle huisvaders verscheidene hobby’s zoals duiven melken, blikken schepen maken, fotografie, enz... Hij kon ook verbazend goed timmeren. Zijn grootste plezier was dan ook karren maken, grote karren en kleine karren. Als hij ergens een paar wieltjes op de kop kon tikken, timmerde hij daar telkens een houten bak bovenop. Hij kocht dan bij de oude Ghevaert een lege glaskist, sjouwde die dan op z’n kloeke schouders naar huis, nam zaag en schaaf en timmerde dat een plezier was en de houtkrullen tot achter z’n oren bleven hangen.

Later, gedurende de oorlog zijn al die karren goed te pas gekomen. Zijn zoon René heeft toen nooit geweten dat hij later dat stokpaardje ging overnemen in de vorm van kleinere wagentjes. Thans bezit broer René een museum van karretjes, stuk voor stuk pronkwagentjes waarmee hij overal talrijke prijzen mee wegkaapt. Reeds schreven verscheidene weekbladen over zijn hobby waarmee hij al meer dan honderd tentoonstellingen aan deel nam.

WORTELS ZIJN TWIJGEN ONDER DE GROND

0p de Ibis en een Radio in huis

In 1935 bracht vader Kavijak zoon André en uw dienaar ‘t Heistenaartje naar de Ibis-school te Bredene bij Sas-slijkens. Fier als een pauw stond hij die morgen een half uur te vroeg aan de Ibis poort. Hij hield gestadig z’n horloge in z’n handen. Vader Kavijak kwam overal waar hij moest zijn veel te vroeg aan. Hij pleegde altijd te zeggen: “Liever een uur te vroeg dan één minuut te laat.” Daarin had hij natuurlijk gelijk. Heel zeker zal hij niet te laat komen op het Laatste Oordeel... Een andere anekdote is de volgende:

De oorlog van 40-45 was nakend doch nog niet uitgebroken, toen hij reeds de vensterluiken van ons slaapkamertje blindeerde. Toen de voorbijgangers hem bezig zagen, vroegen ze hem verbaasd waarom hij dat deed. Hij antwoordde laconiek: “ ‘t Is bijna oorlog en dat is dan gereed gedaan”. Toen hij de andere vensters op het gelijkvloers wilde beplakken met die bruine repen papieren, ge weet wel in tralievorm, vond moeder dat wel wat te voorbarig.

Jaaaren droomde hij van een mooie radio te kopen, doch het kwam er nooit van. Vader was een grote snoeperaar. Ach ieder mens heeft z’n “mignons”, die zonder is werpe de eerste steen. Hij durfde wel eens stiekem een winkel binnen wippen om een taartje te kopen of wat neusjes voor zichzelf. Wij kenden die zwakheid, doch gebaarden van Ko. Opeens deed hij dat niet meer en we zagen zo vaak dat hij z’n drinkgeld aan ‘t tellen was. Hij had nogal veel kordeel. -- Bij de visserij heeft men als bijverdienste een zeker percent op de vangst. Daarnaast heeft men nog het drinkgeld dat voorkomt van de visjes die tussen de garnalen gevangen worden. Dit noemt men het kordeel en wordt verdeeld in zoveel delen alsdat er opvarenden aan boord zijn plus een deel voor de reder. Het kordeel kan soms groter zijn dan de paaie. De “Paaie” is het deel dat aan moeder toekomt.

Op zekere achternoen kwam het uit, waarom vader plots niet meer snoeperde. Hij had al zijn drinkgeld gespaard en Carlos De Wilde, de Heistse elektrieker, bracht nog dezelfde dag een splinternieuwe Philips radio ons huisje binnen. Het ding kostte 16OOFr wat zeer duur was in 1935. Het was een echte verrassing en moeilijk te beschrijven hoe blij we allemaal waren. Heel het gebuurte kwam ernaar kijken en de één was al meer jaloers dan de andere.

In het jaar 1943 moesten we van de bezetter onze radio binnen leveren. Wie dacht ge dat daar aan het stadhuis de eerste met zijn radio onder de arm?..., en wie stond er na de oorlog daar weer de eerste om z’n bezit terug te halen? Vader Kavijak natuurlijk.

Moest hij gaan kruien (garnalen vangen op het strand) begon hij steeds uren te vroeg in het koude water te ploeteren. Ook voor het avondmaal begon hij vroeger en vroeger de boterhammen af te snijden zodat we soms al om 14.30 uur gedaan hadden met eten voor ‘s avonds. Neen, nooit, maar dan ook nooit, jamais kwam hij ergens te laat. Zijn Roskop horloge heeft nooit stilgestaan. Eens viel dat goede uurwerk in het water, doch de kast die het ding beschermde was zo vettig dat het onverdroten voort tikte.

Alhoewel vader Kavijak zeer streng op z’n kinderen was en bovendien kon vloeken als een ketter, de bloemetjes eens buiten zette, had hij toch een zachte inborst. Ik heb hem als kind, niet begrijpend dat een vader ook kan wenen, dikwijls een traan zien wegpinken, een traan die hij trachtte te verbergen, want mannen mogen niet wenen. Telkens op Kerstdag liet hij op geheimzinnige wijze het Kindje Jezus op bezoek komen. Op Sinterklaas liet hij ieder keer Nicodemus bij ons pikniken uitstrooien. Zelfs de dag na Sinterklaas stond ‘s morgens nogmaals de tafel vol chocoladeventjes. Dat allemaal terwijl we toch van de gemeente reeds een grote wasmand met lekkers en speelgoed gekregen hadden. Enfin, het kon niet op. Ook met Pasen kwamen de klokken van Rome boven ons huisje gevlogen. ‘t Heeft lang geduurd vooraleer wij het te weten kwamen dat alles door vader gedaan werd.

Tussen de jaren 1930-40 had vader Kavijak de gelukkigste jaren uit z’n leven. De drie oudste meisjes werden groot en mochten vanaf hun 14e jaar bij rijke mensen in dienst gaan. Dat was dan een last minder en tezelfdertijd een groter gezinsinkomen. Ikzelf en André waren nu op de Ibis waarvoor moeder geen centiem moest betalen. Men liet vader wat met rust en kon daardoor ook eens genieten van te gaan doppen, want hij had daardoor meer. De garnalen werden in de vismijn maar tegen 7 kluiten (0,70 Fr) per kilo verkocht en men mocht maar 75 kilo binnenbrengen. Sardienen smeet men somtijds terug over boord omdat de prijs te laag was en het zelfs niet loonde ze op de kaai te hijsen. Ondanks alles dacht vader er opnieuw aan een nieuw vaartuigje te leggen (een kiel van een schip wordt gelegd). Moeder, de schuldenlast van weleer voor ogen, had teveel angst en het kwam er niet meer van.

OORLOG

Bij het uitbreken van de tweede Wereldoorlog bombardeerde men de “Molenhoek” van Heist.  De verwoestingen die men er had aangericht, waren zo angstwekkend dat bijna iedere Heistenaar op de vlucht sloeg. Wij natuurlijk ook. Vader Kavijak haalde zijn zelfgemaakte karren uit het kot achter ons huisje en dan maar opladen en maar vluchten.

Vader die als oud-strijder aan de frontlijnen in 14-18 had gestreden, scheen meer bang te zijn voor z’n kinderen. Doch hoe zou je zelf zijn? In 1914-1918 had vader Kavijak voor geen kroostrijk gezin te zorgen en niemand, van ons had ooit een verantwoordelijkheid te dragen.

We hadden dus goed lachen. Nu begrijp ik zo goed hoe vader zich toen moet gevoeld moet hebben. Na de vlucht naar Ramskapelle ging het terug naar huis om enkele dagen later opnieuw de karren te laden en opnieuw te vluchten. Ditmaal zouden we naar Frankrijk vluchten, zo dacht vader het tenminste. Toen we te Zuienkerke (bij Brugge) aankwamen kon vader, door de kramp in z’n been, niet meer verder en besloot bij de Garde van het dorp hulp te gaan vragen. We kregen …..

Lees verder: ‘t Heistenaartje - Uit het leven van Alfons Vantorre (Vader Kavijak) - Deel 2

Het Heistenaartje - Uit het leven van Alfons Vantorre

Cyriel Vantorre

Heyst Leeft
1985
03
008-015
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:44:32