Grafzerken in de Sint-Niklaaskerk te Westkapelle. 1/2
Jan Lavaert
1. Inleiding
Aensien doet ghedencken, als aensien ghedencken doet
dan syn de zercken op de graven goet, peyst oock te sterven.
Dit vers stond op de grafzerk van pastoor Jacobus Byntyen, geboren Westkapellenaar. Het is een aanpassing van een vers dat stond onder een beeltenis van St.-Niklaas in het Dampoortcomplex (Koolkerkse poort of St. Niklaas poort) te Brugge.
Het oorspronkelijke vers luidde:
“Aensien doet ghedencken, als aensien ghedencken doet dan zijn de beelden in de kerken (of van de heiligen) goed”.
Oude foto van de Sint Niklaaskerk met op de
voorgrond de kalvarieberg
“Aensien doet ghedencken” is ook de titel van een artikel dat Marlies Caron, conservator middeleeuwen in het Catharijneconvent (+1992) schreef voor de bundel bij de tentoonstelling Geert Grote en de Moderne Devotie in 1984. Zij beschreef hierin duidelijk hoe in de belevingswereld van de moderne devoten het beeld functioneerde als hulpmiddel bij meditatie en gebed.
Pastoor Byntyen of zijn grafschriftdichter heeft dit vers toegepast op het bezoeken en aanschouwen van de grafzerken die een hulp waren voor de gelovigen om de herinnering aan hun geliefde doden op te roepen en zo beter voor hun zielenrust te kunnen bidden en aan de eeuwige zaligheid te denken.
In de middeleeuwen beleefde men de dood op een heel andere manier dan in onze moderne tijd. Door de veelvuldige ziekten en de korte levensduur van de mensen werd jong en oud bijna dagelijks met de dood geconfronteerd. Voor de gelovige was de dood een vanzelfsprekende dagelijkse werkelijkheid. Tegelijk vond hij het leven leefbaar door de dood zo dicht mogelijk bij God te brengen.
Alleen Hij kon de onontkoombaarheid van het sterven doorbreken door eeuwig leven te geven. Dit werd ook uitgedrukt in de gebeden ter gelegenheid van de begrafenis en de uitvaart. De dood werd beschouwd als een slaap in de verwachting van de opstanding en de intocht in het hemels Jerusalem.
Deze gedachte vond ook zijn materiële uitdrukking. Men wilde zo dicht mogelijk bij de kerk (kerkhof, calvarieberg) of in de kerk zo dicht mogelijk bij het altaar begraven worden. Want daar kwam de verrezen Christus in elke mis aanwezig in de gedaanten van brood en wijn. Zijn kruisdood werd herdacht en de gelovigen konden aan de vruchten van dit offer deelnemen en eeuwig leven ontvangen.
Daarom lagen de grote meerderheid der graven in en rond de kerk. Bisschoppen en pastoors werden in hun eigen kerk voor het altaar begraven. Grote weldoeners van de kerk, b.v., bouwers van kapellen en zij die het bouwen of versieren van de kerk hielpen bekostigen werden eveneens op een ereplaats begraven. Burgers die soms grote giften schonken en veel betaalden voor hun grafmonument en grafconcessie werden ook op plaatsen dichtbij hoofd- of zijaltaren begraven.
Vandaar de volkse spreuk: Hoe groter fortuin, hoe meer in aanzien, hoe dichter bij het altaar. Zie: Rotsaert Jan: Fondaties, begrafenissen en grafschriften bij de Carmers te Brugge).
In sommige kerken in Engeland kan je nu nog de bevloering zien die helemaal is samengesteld met grafzerken. In de Augustijnenkerk te Brugge, bestond de vloer uit bijna uitsluitend uit geelkoperen grafplaten met de afbeeldingen van de overledenen. (Vermeersch Valentin: Grafmonumenten te Brugge voor 1578. Brugge 1976).
Op de grote feesten werden deze koperen platen opgepoetst zodat als het ware de hemel op aarde verscheen in de schittering van geelkoper met de daarop afgebeelde overledenen in gebedshouding. (Ariès Philippe: L’Homme devant la mort; Paris Vl. 1977)
Natuurlijk ging het er in de dorpskerken heel wat soberder aan toe. Toch bezat Westkapelle een reeks waardevolle grafzerken van pastoors die meestal in het koor van de kerk begraven werden. In de 18de eeuw kozen zij meer voor een begrafenis bij de calvarieberg op de westzijde van het kerkhof. (afb 1). De calvarie werd opgericht halfweg de 18de eeuw. Ook vooraanstaande personen werden in de kerk begraven.
A. De nog bestaande grafzerken.
1. Plone Nyt (+ 1548) en Niclaeys De Muelenaere (+ 15....).
Plaats: Sedert 1912 in de kerk rechtop geplaatst op de oostzijde van de noord-kruisbeuk. Op de noordwestelijke torenpijler. Oorspronkelijke ligging in de kerk: onbekend.
Materie: Sint-Anna-grijs = Doornikse kalksteen. Een soort arduinsteen maar zacht.
Niet zo goed geschikt om buiten te gebruiken. Daarom gebruikt voor grafstenen in de kerk.
Afmetingen: H.: 229 cm, Br.: 129 cm
Stijl: Een markant voorbeeld van een 16de eeuwse Renaissance - grafzerk in de Nederlanden. Een van de best bewaarde in de regio Brugge.
Schrift: laat gotisch sierschrift.
Grafsteen van Plone Nyt
En Niclaeys De Meulenaere
Afbeelding:
In het middenveld vruchtenslingers en in een medaillon, twee engelen die een nog niet geïdentificeerd wapenschild houden.
Bibliografie:
- Theerens Willy en Aernoudt Dirk, De Sint-Niklaaskerk van Westkapelle Tentoonstelling Kerkschatten van Westkapelle 16 - 17 april 1983, p. 74.
- Devliegher Luc: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. P. 187-1 88.
Frottis van de grafsteen van Nyt - De Meulenaere. Koninklijk Instituut voor het Kunst-patrimonium. Fotografische inventaris van de Kantons Brugge. 1965. p 438-439.
Beschrijving:
Op de reliëfgedeelten is er sleet door betreding. Het aangezicht van een van de engelen is bijna volledig afgesleten. De rest is zeer gaaf bewaard. Op de lijst van de zerk staat het randschrift gegraveerd, van Plone Nijt echtgenote van Niclaeijs zoon van Niclaeijs de Muelenaere, onderbroken door de vier evangelisten symbolen (arend, engel, leeuw en stier) op de hoeken, in spaartechniek.
In het middenveld van de zerk bevindt zich onderaan een rechthoekige, versierde cartouche waarin het grafschrift van Niclaeijs de Muelenaere gebeiteld is.
Op het ogenblik van het overlijden van zijn vrouw (4.01.1548) heeft hij de grafzerk besteld en er ook zijn eigen grafschrift in laten graveren. Op dat ogenblik wist hij zeker dat hij het jaar 1600 niet zou halen. Daar er een lichte afwijking is in de vorming der letters, bv. de letter M, kan men ook veronderstellen dat het grafschrift op de cartouche later dan 1548 is aangebracht. Dat zou de datering verschuiven in de richting van de onbekende, maar zeker latere sterfdatum van Niclaeijs de Muelenaere.
Zie Van Belle: Vlakke grafmonumenten en memorietaferelen met persoonsafbeeldingen in West-Vlaanderen. 2006. p. 108 en 439-440. Zie ook: idem, passim: afbeeldingen van 16de eeuwse grafzerken Het grafschrift op de rand is nog volledig in gotische stijl terwijl het tweede grafschrift op de cartouche in renaissancestijl is. De engelen zijn gekleed in renaissance tunieken maar zij hebben nog vleugels. Deze zullen in latere afbeeldingen stilaan verdwijnen. Het wijst erop dat de zerk gegraveerd en gekapt is in volle overgangstijd van gotiek naar renaissance in onze streken.
In het midden bevindt zich een groot medaillon gevat in een dubbele cirkel van 72 cm doorsnee, met reliëfranden. In dit medaillon in laagreliëf staan twee engelen, gekleed in antieke klederdracht met opgeschorte tunieken naar elkaar toegewend. Zij houden aan een dubbel lint een wapenschild omhoog. Het wapen luidt als volgt: een gedeeld veld met boven een opspringend paard en beneden drie gezanten twee en een. Bovenaan in het middenveld: symmetrisch neerhangende vruchtenslingers, in laagreliëf gebeeldhouwd, die het medaillon bekronen. De twee vruchtenslingers vertrekken vanuit een centrale mascaroen en worden door twee ringen, links en rechts in de hoeken van het middenveld opgehouden. Vanuit de centrale mascaroen vertrekt ook een stam of staaf waaraan het medaillon lijkt opgehangen evenals de rechthoekige cartouche.
Op te merken valt de sterk dialectinslag van het grafschrift:
‘Hier leet; huisvrowe, Muelenere, lowe, bijdt’. Dit dialect verwijst eerder naar Oost Vlaams; het is zeker geen West-Vlaams.
Tekst:
Het randschrift: HIER. LEET. BEGRAVEN PLONE . NYT. HUISVROWE . WAS . VAN . NICLAES. MUELENERE FIELYO. NICLAEIS . STERF . ANNO XVc. ENDE . VIII ende XL. DEN . VIERDEN . DACH . VAN . LOWE
Tekst op de cartouche: BIJDT . VOOR. DE . SIELE HIER. LEET. BEGRAVEN . NICLAEIJS. DE
MUELENARE. FIELYO. NICLAEIJS DIE . STERF . ANNO . XVc. ENDE (niet ingevuld) DEN (idem) DACH (idem) BIJDT . VOOR. DE . SIELE
Commentaar:
Rentebezetten in HS Mestdagh parsim.
A. In HS Mestdagh vinden wij een vermelding van Claeis de Meulenaere. Hij verwijst niet rechtstreeks naar zijn bron, maar vermoedelijk is dit het register van de kerkrenten opgemaakt door Antheunis Scoonmakere in 1553. Nu RAB: nr. 17, p. 45 art. CLXVIIJ en p. 46 art. CLXXJ
Daar lezen wij:
- X S p. IIJ mit(en) (?) Bezet op IIIJ linen canoninc landt ligghende binden ambochte van Oostkercke ende binder prochie van Waestcappelle noordt bijder kercke tussschen Claeïs f. Claeis Muelenaere landt an beeden zijden ende upt zuudthende streckende mette noordts an Adriaen f. Pieter Van Cassele cum suis boghaert diemen heet verloren cost. Dese rente gaf Clement de Wijnckenaere int jaer XIIIJc LVIIJ int XXXVIJ beghin van Groot Reygarsvliet wateringhe. De rente die Clemens de Wijnckenaere stichtte is bezet op grond in het 37ste begin van Groot Reygarsvliet. Het stuk land paalt aan land van Claeis f. Claeis Muelenaere.
- De wede van Franchois De Ceuninck, Claeijs De Meulenaere bij coope over Jan Cromb... causa uxoris commende van TH Hubaert IIJ S. p.. Bezet up V G vrijlandt ligghende binden ambochte van Oostkercke ende binder prochie van Ste Anne ter Mude noordt vander kercke in sheer Rasins poldere ende es vette gars tusschen daellijnghers van Lieven de Waghere landt ande noordtzijde Claeis de Muelenaere landt ande zuudts streckende metten westhende an Pieter van Oost dijxkin ende metten oosthende anden dijck van de nieuwe poldere ende deze rente gaf Wouter Weyteman int XXXIJ., beghin van de wateringhe van Grevenijnghe. Claeijs de Meulenaere heeft een stuk grond van V G gekocht van Jan Cromb(een?) en later terug verkocht aan de weduwe van Franchois de Ceuninck. Het stuk weide “vette gars” ligt in Rasins polder in St. Anna ter Mude, in het 32ste begin van Greveninge en paalt ten westen aan Pieter van Oost dijksken en aan het oosteinde aan de dijk van de nieuwe polder. Aan de noordzijde heeft Claeis de Meulenaere nog een stuk land liggen. Op de weide is een rente van lJ schellingen parisis gevestigd, gehouden door Wouter Weyteman. Hij heeft ze aan de kerk geschonken. Claeis de Muelenaere was dus grondbezitter en welstellend man. Mogelijks was hij kerkmeester (geweest).
B . R.A.B. Kerkarchief Westkapelle nr. 80: Legger Renten en landen toebehorende de dis.
Dit hier naer volghende es de nieuwe belegherthede van de fundacyen ende bezetten tzij renten up lant toebehoorende den heleghen Gheest van Waestcappelle.... 1527 bij Frederic f Clays Tants, gheswooren lantmeter slant vanden Vrijen ten versoucke van Jacop Jan Duvele, Aernoudt f Jans Tants beede zorghers ende Loy f Jacops Michiels als ontfanghere mitsgaeders meer andere ghemeene prochiannen.
Ende dit al naer tinhouden van den laetsten slapere ende bouck voor desen waer of dat men de artikelen vinden zal bijden ghetaele ghelijck hier naer voicht ende vercl(aerst).
- Deel 32 spreekt van de kinderen van Clays f Jan Muelenaers;
- Deel nr. 106 spreekt van de weduwe en de kinderen van dezelfde. In het tweede deel van het register, getiteld: ‘ Dit hier naer volghende es den leghere van al den landen. ..‘.lezen wij onder nr. 19: Clays f Clays Muelenaers helft in pachte 1 line XXVIIJ Rn lants. - Ligghende binder voors prochie (van Waestcappelle) noordoost vander kerke ende zuudt vanden hove ter Calvekete tusschen de kinderen Clays f Jan Muelenaers lant ande zuudtzijde ende ant westhende; meester Joos Ghijs lant ande noortzijde, streckende metten westhende ande weduwe ende kijnderen meester Jan de Beers lant ende de twee laetste parcheelen gaf Jacop f Wouters Zegghers den disch over zijn jaerghetijde XLIIIJ ar(tike)le in XVIIJe beghin Reyg(ars)vl(iet) f 143.
C. In de disrekening 1569-1 570 staat onder meer jaargetijden, dit vermeld van Claeijs, zoon van Claeys de Muelenaere.
1. Zie Opdedrinck, Westkapelle, p 45.
2. Matheus Roose, en Adriaen Luytte (+ 1648) en Adrianeken Keysers (+ 1646) (Afb. 3)
Plaats: Sedert 1912 in de kerk rechtop geplaatst op de oostzijde van het middenkoor. Op de zuidoostelijke torenpijler. Oorspronkelijke ligging in de kerk: onbekend.
Materie: blauwgrijze arduin.
Afmetingen: H.: 137,5 cm, Br.: 80 cm
Stijl: 17° eeuw
Schrift: Romeinse kapitalen.
Afbeelding: Randversiering met gedraaide koord
Grafsteen van Matheus Roose, en Adriaen Luytte, en Adrianeken Keysers
Bibliografie:
- Brugge, OCMW archief: De Duytsche Michiel, Inventaris van de keuren, nr. 48 A.Stichting de Moor, 1651, Prijsje op de hofstede van Westkapelle.
- Theerens Willy en Aernoudt Dirk, Sint-Niklaaskerk van Westkapelle
- Tentoonstelling Kerkschatten van Westkapelle 16 - 17 april 1983, p. 78.
- Devliegher Luc: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. P. 187-188.
- Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Fotografische inventaris Kantons Brugge. 1965. p 438-439.
Beschrijving: Adrianeken Keysers stierf in 1646. Het cijfer 6 is ingekapt boven het oudere cijfer 8. Correctie van een vergissing van de steenkapper? Raigsvliet is een afkorting van Reygaersvliet;
huuisvrauwe:is letter i teveel.
Tekst: Romeinse kapitalen
HIER LIGHT BEGRAVEN MATHEVS ROOSE OVERLEEDEN HOOFTMAN DESER PROCHIE
VAN WAESTCAPLLE ENDE SLVVSMEESTER VAN RAIGSVLIET GHESTORVEN DEN (niet ingevuld) ENDE ADRIAEN LUYTTE GHETRAVT HEBBENDE DE WEDVWE TSYNEN
TYDE KERKMEESTER EN HOOFTMAN GHESTORVEN DEN Ie 8ber 1648 ENDE ADRIANEKEN KEYSERS HVNNE HVVISVRAVWE OVERLEET DEN 14e SPORKEL 1646ENDE CATARINE ROOSE OVERLEDEN DEN 20e LAVWE 1639 ENDE MATHEVS ROOSE OVERLEDEN (niet ingevuld)
ENDE ADRIAEN LUYTTE OVERLEDEN (idem) / ENDE ANNA LUYTTE OVERLEDEN (idem)
ENDE BARBARA LUYTTE OVERLET / (idem)
Commentaar:
Matteüs Roose grootvader of vader was sluismeester (dit is bestuurslid) van de watering van Reigarsvliet.
Hij of zijn zoon of zijn kleinzoon met dezelfde naam woonde op de hoeve “De hoge Boom” in de Marouxdreef. (Brugge, OCMW archief: De Duytsche Michiel, Inventaris van de keuren, nr 48A. Stichting de Moor, 1651. Prijsie van degebouwen op de hofstede van Westkapelle).
Up den 26 wedemaent is bij ons onderschreven gheu.. .senteert en ghepresen ten versoucke van den meester van Ste Julijns ende den heer decken van(de) timmerlieden en(de) den decken van(de) matsenaers midschaders den decken van(de) cupers helcken decken met zijn oppervijnders als toesienders en(de) Mattheus Roose jeghenwoordicht pachter van(de) hofstede ghenaempt schamel weeke mde prochie van Westcappelle in(de) maniere zoo hier naer volcht.
Hierna volt de opsomming van de nieuwe (?) gebouwen met muren, daken, metselwerk en kalk en de prijsbepaling. De tekst sluit af met de woorden: Prijsij van(de) hofstede in Westkapelle 1653.
Mattheus Roose huwde met de weduwe van de pachter De Maeckere. . .van de hoeve “De dertien Kamers”, “De vier ambachten”, ook soms “Schamel weeke” genoemd nu bewoond door Gerard Stroo - Marleen Lauwers in de Hazegrasstraat nr 149 te Westkapelle. Hij was volgens het grafschrift ook hoofdman van de parochie Westkapelle.
De taak van de hoofd man was:
- het verdelen en innen van de belastingen opgelegd door het Brugse Vrije. Hij deed dit samen met de pointers en de ontvanger, op basis van het cohier van beterding van de totale oppervlakte bewerkte grond.
- de controle op bedelaars, vagebonden en vreemden.
- het toezicht op de erfenissen
- het registreren der paarden.
- de toewijzing van het weidegebied voor de schapen kudden.
(Met dank aan Jacques Larbouillat voor deze mededeling).
Het oudst bewaarde doopregister, aangekocht door pastoor Hieronymus
Vanders in 1609 heeft als eerste doopakt de volgende tekst:
Anno 1609 Augusti 2
Daer es een meysken kerste ghedaen weesende het kindt van Matheus Roose woonende in Westcappelle
up een hofstedeken ghenaemt St. Anne ten Vrijen ende es ghenaemt geweest Petronelle duer dien dat het syne naeme met den dach voort brachte peeter, Sr Bernaert de Wulf, Brugghelynck ende crichouder
ten vryen binnen de stede van Brugghe ende mette Vincentijnken d’huysvrauwe van Louwys Roose. maer de moeder die start 5 ofte 6 daeghen daer naer ende sy licht beghraven in de kercke hebbende ontfaen haer gherechten godt ghedincke haer lieve siele.
HS Mestdagh 50 schrift met bijlagen p. 21.
3. Guilielmus Jennyn, pastoor (+ 1673).
Grafsteen van Guilielmus Jennyn
Plaats: Sedert 1912 in de kerk rechtop geplaatst op de oostzijde van de zuid-kruisbeuk op de zuidwestelijke torenpijler. Oorspronkelijke ligging onbekend.
Materie: Carraramarmer van het suikertype met blauwgrijze arduinen boord.
Afmetingen: H.: 168 cm (met arduinen boord) Br.: 94 cm (met arduinen boord)
Stijl: 17de eeuw.
Schrift: Romeinse kapitalen. In de boord aan de rechterkant zijn drie letters ingegrift: H M W.
Afbeelding: Bovenaan het wapen Jennyn met wapenspreuk: ‘Genuine’. Twee serpenten die langs een paal omhoog klimmen, met links en rechts een ster. Bemerk bovenaan in het midden nog vaag zichtbaar: een engelkopje.
In een banderole: de wapenspreuk: Genuine. Dit is een woordspeling op de naam van de pastoor: Jennyn.
Bibliografie:
- Theerens Willy en Aernoudt Dirk, De Sint-Niklaaskerk van Westkapelle
- Tentoonstelling Kerkschatten van Westkapelle 16 - 17 april 1983, p. 104.
- Devliegher Luc: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. P. 188.
- Opdedrinck Juliaan: Westkapelle, geschiedkundige schets. Uitg. Davidsfonds m.m.v. de Kring voor Geschiedenis en Heemkunde, Westkapelle 1959. P. 4950 en nota 50, pil
- Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Fotografische inventaris van de Kantons Brugge. 1965. p 438-439.
Beschrijving:
Ook hier is een fout ingekapt. Sepulchum in plaats van Sepulchrum.
De letter Q van Qui vivere desyt is voor driekwart weggebroken.
Een interessant detail is het chronogram in de tekst op de zesde lijn. Alle
Romeinse cijfers, in de tekst duidelijk aangebracht, geven de som 1673. Dit is de sterfdatum van de pastoor. Wellicht heeft hij het chronogram zelf opgesteld voor zijn dood.
Tekst op de Banderol: GENVINE
Grafschrift: D. O. M.
Vertaling:
SEPVLCHVM RDI DNI GvILJELMI IENNIN PASTORIS VIGILANTISSIMI IN
WAESTCAPPELLE AB Ao 1636 POETAE SVBTILIS ET FAMOSI CONCI0NAT0RIS
(Q)VI FVIT MAGNVs DEIPARAE CVLTOR
VIVERE DESYT DIE 12 MENSIS DECEMBRIS ANNI 1673 REQVIESCAT IN PACE
Aan de Heer, de beste, de hoogste Grafstede van de eerwaarde Heer Willem Jennin aller-waakzaamste pastoor in Westkapelle vanaf het jaar 1636 fijnzinnig dichter en befaamd kanselredenaar die een groot vereerder der Moeder Gods was. Hij hield op te leven op de 12de dag van de maand december in het jaar 1673 Hij ruste in vrede.
Commentaar: Biografische gegevens over pastoor Willem Jennyn (1636-1673). Joannes Jennyn, pastoor van Westkapelle, deed slechts zes maanden dienst in Westkapelle. Hij werd benoemd tot pastoor in de St.-Gilliskerk te Brugge en deken van Damme. In Westkapelle werd hij in 1636 opgevolgd als erfachtig pastoor door zijn broer, Willem Jennyn. Tevoren was hij pastoor geweest op de parochie van Sint-Andries, Brugge. In 1638 werd hij ook deservitor van Hoeke, dit slechts voor enkele maanden. (Zie: Rembry E., De bekende pastors van Sint-Gillis te Brugge - 1311-1896. Brugge 1890-1 896, anastatische herdruk, p. 113.)
Pastoor Willem Jennyn liet het Sint-Niklaas- en 0. L. Vrouwkoor herbouwen. Zij waren in de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw, in 1575 vernield. Hij liet ook het nieuwe orgel van Aernout Medard installeren en was een grote voorstander van orgelmuziek in de liturgie.
Hij richtte de verering van St.-Niklaas opnieuw op in 1640. Hij bekwam nieuwe relieken van St.-Niklaas langs een kanunnik van de St.-Baafs kathedraal in Gent, die ze had gekregen van gevluchte paters uit Nederland. De heer van Kalvekete Firmin de la Dosa, zoon van Firmin, (admiraal van de Spaanse vloot in de zuidelijke Nederlanden) beloofde een reliekschrijn te bekostigen.
Hij liet ook een schilderij van Jan Maes (1647) in een nieuw, barok hoofdaltaar plaatsen. Later werd dit doek geplaatst in het St.-Niklaas altaar (1768) en vervangen door een kersttafereel, de geboorte van Christus en aanbidding der herders, van Paulus de Cock dat heel waarschijnlijk ook na de restauratie van 1908 verdwenen is. Het Sint-Niklaasschilderij werd eveneens, na de restauratie van 1908, in 1912 verkocht. Dit gebeurde met toestemming van de commissie voor monumenten!
In 1648 werd de vrede van Munster gesloten. De noordelijke Nederlanden verkregen voorgoed hun onafhankelijkheid. De zuidelijke Nederlanden bleven onder Spanje. Na 80 jaren oorlog was er eindelijk weer vrede. In veel parochies gaf deze vrede van 1648 aanleiding tot het houden van feestelijkheden of het plaatsen van gedenktekens. In Knokke draagt de zonnewijzer op het torentje van de oude kerk de datum van 1648.
De biechtstoel van pastoor Jennyn in de linker-kruisbeuk van de kerk draagt ook dezelfde datum. Hij werd bekroond met de kerkpatroon St.-Niklaas. Dit beeldje is de oudste afbeelding van onze heilige kerkpatroon in onze kerk. Vlaamse barok. Jacques du Blon. Deze biechtstoel kwam echt op zijn tijd, want na het concilie van Trente en na de vrede van Munster was het aantal kerkgangers en biechtelingen pijlsnel de hoogte ingegaan.
Op een van de feestelijke vieringen in deze periode van contrareformatie was de toevloed van biechtelingen zo groot dat men vele uren nodig had om alle biechtelingen te aanhoren en vergeving te schenken.
Pastoor Jennyn was een befaamd dichter van Latijnse Chronogrammen. Dat zijn versregels waarin sommige klinkers en medeklinkers hetzelfde beeld vertonen als de romeinse cijfers. Deze cijfers optellen geeft dan het jaartal aan dat past bij de gebeurtenis die in het gelegenheidsvers of grafschrift aan bod kwam. Hier wordt het jaartal 1673, datum van afsterven vertoond.
Zijn grafzerk bevindt zich sedert 1912 op de zuidwestpijler van de toren in de zuid-kruisbeuk en roemt hem als uiterst waakzame pastoor, fameuze dichter en predikant. Juist in de lijn waar hij wordt geprezen als grote Mariavereerder komt het chronogram voor. Wellicht is het ook van hemzelf afkomstig.
Hij publiceerde verschillende werken met soms zeer ingewikkelde chronogrammen. Zij zijn bewaard in het Grootseminarie te Brugge. HS
Mestdagh verwoordt dit als volgt:
“Heer en meester Willem Jennyn hield zich bezig met de latijnsche dichtkunst. In 1652 verscheen van hem: “Bivium juventutis, carmine delineatum. Bruggis 1652, in 4de.” In 1663 “David cadens et resurgens. Brugis 1663, in 4 de.” Nog verscheen van hem: “Lusus anagrammaticus et chronographicus circa nomen principis Joannis Austriaci, Belgii gubernatoris. Brugis, in 4 de.” Eindelijk schreef hij in 1668: “Chronologium in sacris ? litteris disremptum ad nobilissimum Dominus (lees Dominum) D. Robertum de Haynus (lees Haynin).” enz.
Pastoor Willem Jennyn stierf op 12 december 1673.
HS Mestdagh zegt als volgt:
“Heer Willem Jennyn overleed den 12den Xber 1673; hij had 37 jaren met iever de heilige bediening uitgeoefend, te midden van onstuimige en gevaarlijke tijden, wanneer het oorlogswee onzen bodem teisterde. Hij is in de kerk begraven geworden. Zijne grafstede werd met eenen witten marmeren steen bedekt, waarop gebeiteld stond ...... (zie grafschrift hierboven).”
Willem Jennyn had nog drie andere broers priester: Philippus Jennyn was monnik in de abdij van den Eeckhoutte in Brugge. Hij was een begaafd liederendichter. Hij schreef de tekst en de muziek van het nog altijd wondermooie kerstlied: Nu is die roe van Jesse gebloeyt.
Joannes Jennyn zijn voorganger in Westkapelle, deken van de christenheid van Damme en pastoor van de St.-Gillisparochie te Brugge. Zie: Rembry E.: De bekende pastors van Sint-Gillis te Brugge. P. 88-121.) en Sebastiaan Jennyn, die pastoor was in Hoeke. (Zie: Idem p. 120-121. En Opdedrinck Juliaan: Geschiedkundige schets van Hoeke).
Samen met zijn broers was hij van een pastoorslichting waarvan velen gestudeerd hadden aan de universiteit van Douai en opgeleid waren in de geest van een katholieke (tegen)-hervorming. Voor het eerst sedert de hervorming van Luther en Calvijn beschikte de katholieke kerk over herders die evenwaardig waren aan de protestantse dominees.
4. Christiaen Vande Weerde (+ 1678).
Grafsteen van Christiaen Vande Weerde
Plaats: In de kerk. Op de oostzijde van de zuidkruisbeuk op de zuidwestelijke torenpijler. Boven de zerk van pastoor Guilielmus Jennyn. Oorspronkelijke ligging: onbekend.
Materie: Carraramarmer in blauw arduinen kader.
Afmetingen: H.: 75 cm (zonder arduinen rand) - Br.: 75 cm (zonder arduinen rand).
Stijl: ruitvormig
Schrift: Romeinse kapitalen
Afbeelding: randversiering gestyleerde plant gekapt op wit marmer.
Bibliografie:
- Theerens Willy en Aernoudt Dirk, De Sint-Niklaaskerk van Westkapelle
- Tentoonstelling Kerkschatten van Westkapelle 16 - 17 april 1983, p. 104.
- Devliegher Luc: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. P. 188.
- Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Fotografische inventaris van de Kantons Brugge. 1965. p 438-439.
Beschrijving: ruitvormig en gelijkzijdig. De tussen haakjes geplaatste letters zijn afgesleten door betreding en nu, anno 2005 september, niet meer leesbaar.
Tekst:
SEPVLTVRE 76 VAN CHRISTIAEN VANDE(W)EERDE FILIVS IAN DIE OVERLEET (JON)GHMAN OUDT 21 IAEREN (DE)N 3 IVNY 1678 (IN HOVW)ELVCK GEPROCREERT (B)Y LIVINE GOLLE
(IN) VREE MOET (DE) ZIELE (RVS)TEN
Commentaar: de tussen haakjes geplaatste letters zijn afgesleten en nu (anno 2007 september) niet meer leesbaar.
5. Joannes Coene, pastoor (+ 1687)
Grafsteen van pastoor Joannes Coene
Plaats: Buiten. Sedert 1912 daar geplaatst (?) op de zuidoostelijke koormuur bij de ingang van de sacristie. Oorspronkelijke ligging: “Ante ostium sacristiae”.
Voor de deur van de sacristie (Zie Hs Mestdagh, geciteerd uit het overlijdensregister).
Materie: Carraramarmer.
Afmetingen: H.: 128,5 cm Br.: 77 cm
Stijl: 17de-18de e.
Schrift: Romeinse kapitalen.
Afbeelding: geen.
Bibliografie:
Theerens Willy en Aernoudt Dirk, De Sint-Niklaaskerk van Westkapelle, Tentoonstelling Kerkschatten van Westkapelle 16 - 17 april 1983, p.108.
Devliegher Luc: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. P. 188.
Opdedrinck Juliaan: Westkapelle, geschiedkundige schets. Uitg. Davidsfonds m.m.v. de Kring voor Geschiedenis en Heemkunde, Westkapelle 1959. P. 50. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Fotografische inventaris van de Kantons Brugge. 1965. p 438-439.
Beschrijving:
De oorspronkelijke ligging voor de deur van de sacristie (in de kerk) verklaart de grote sleet door betreding aan de linkerzijde van de zerk. Wij geven een reconstructie van de verdwenen woorden en letters met behulp van het HS Mestdagh en waarneming ter plaatse.
Langs de rechterzijde heeft de grafschriftkapper de letter S van baccalaureus en de letter M van vigilantissimum moeten weglaten omdat de regel te lang was. Opvallend is dat ‘vigilantissimus ook voorkomt op de andere pastoorszerken. Zij waren allen aller-waakzaamste herders... te beginnen met pastoor Guilielmus Jennin.
De letters D.O.M betekenen: Deo optimo maximo. Op de romeinse grafsteens is deze aanspreektitel ook vaak weergegeven. Vanaf de renaissance werd deze titel dan ook graag overgenomen.
De letters H. C. E. worden verklaard in HS Mestdagh als ‘Haec Corpus Est’: Dit is het lichaam.
Tekst:
D.O.M. - H.C.E. - (RE)VERENDVS AC VENERABILIS DOMINVS
(JO)ANNES COENE (SACRAE) THEOLOGIAE BACCALAVREV(S) (QUI AERE) CHRISTIANAE ANNO
Vertaling:
(XVIc L)XXX VII NONIS MAY - (CONSUM)MATVS IN BREVE (IMPLE)VIT TEMPORA MVLTA
(POSTE)AQVAM TREDECIM ANNORVM SPATIO VIGILANTISSIMV(M) (PA)ROCHIAE
HVIVS PASTOREM - (EG)ISSET SIBIQVE SVBIECTOS - (MI)RA ELOQVENTIA CAELESTIS
(DOCT)RINAE PABVLO PAVISSET - (NON) MINUS VERBO QVAM - (EXEM)PLO POTEN5 TV
(VIAT)OR ANIMAE EIVS APPRECARE - (VT QUA)M CITISSIME QVI AD - (IUSTITIAM) ERVDYT MVLTOS - QUASISTE)LLA CAELO FVLGEAT - (IN PERP)ETUAS ETERNITATES (ET) AETERNA (REQVIES)CAT IN PACE
D.O.M. - H.C.E.
Geachte en eerbiedwaardige Heer Heer Joannes Coene Baccalaureus in de heilige theologie die in de christelijke tijdrekening in het jaar 1687 op 9de mei haastig is overleden. Hij vervulde een lange levenstijd.
Toen was hij gedurende een tijdruimte van dertien jaar de aller-waakzaamste pastoor van deze parochie. Met een wonderbare welsprekendheid voedde hij zijn onderdanen met het voedsel van de hemelse leer krachtig niet zozeer door woord als wel door voorbeeld. Gij, voorbijganger, bid voor zijn ziel; moge hij die velen tot rechtvaardigheid opvoedde, zo vlug mogelijk voor eeuwig schitteren als een ster aan de hemel in de altijddurende eeuwigheden en moge hij rusten in de eeuwige vrede.
Commentaar:
Op de rand vertoont de zerk zware beschadiging door het uitbreken uit de vloer van het koor. De letters zijn op vele plaatsen uitgewist door sleet bij betreding. De tekst van het grafschrift is hersteld en aangevuld vanuit HS. Mestdagh, ca 1870, eigen tekst van het HS p. 22. 1ste schrift p. 13. 2de schrift p. 52, met enkele persoonlijke correcties op de tekst van Hendrik Mestdagh vanuit waarneming ter plaatse.
HS. Mestdagh, eigen tekst van het HS. p. 22. 2de schrift p. 51-52: In het register der overlijdens vinden wij de overlijdensakte:
Sepultus est nona may, Rdus dominus Joannes Coene in Waestcappelle pastor hujus parochiae ante ostium sacristiae. 3 de schrift p. 1: Sepultus est nona May Rdus dominus Joannes Coene in Westcappelle pastor hujus parochie ante ostium sacristiae. De eerwaarde heer Gallé, priester van het Oratorie, kwam Joannes Coene vervangen. Hij teekende zich: “Gallé past. de Waestcappelle decanus.” Hij was deken van 23ste februari 1690 totdat hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, op 2 juni 1725. Het Handschrift Mestdagh dateert van ca 1870. Hendrik Mestdagh, koster onderwijzer overleed op 4 mei 1879. Toen was de zerk van Joannes Coene nog bijna volledig leesbaar.
Na de restauratie van 1908 (pastoor Lagace die de restauratie leidde zegt 1912) werd hij uit de vloer gelicht en op de muur geplaatst van het koor bij de ingang van de sacristie. Volgens Opdedrinck, Westkapelle 1959, stond hij bij de doopvont.
In het werk van Opdedrinck, wordt het grafschrift ook zeer gebrekkig weergegeven. P. 71. nota 53.
Restauratie van de grafzerk van pastoor Joannes Coene. 1995.
Op woensdag 13 september 1995 te 8.30u werd de witmarmeren grafplaat met het gedeeltelijk bewaarde grafschrift van pastoor Joannes Coene teruggeplaatst tegenover de ingangsdeur van de sacristie.
Opdrachtgever: De Kerkfabriek.
Uitvoering: Firma Monument: Van de Kerckhove.
(Koen Callewaert, werkleider en Wim, arbeider)
De gebroken fragmenten werden op een nieuwe drager gelijmd en tegen de muur vastgemaakt met 3 nieuwe ijzeren haken. De grafplaat werd gereinigd. Waarschijnlijk werd zij gepolierd. Daardoor zijn in vergelijking met een vroegere opname van het grafschrift (spijtig genoeg) enkele letters minder zichtbaar geworden. De tand des tijds blijkt soms een moderne polierschijf te zijn.
LEES VERDER: Grafzerken in de Sint-Niklaaskerk te Westkapelle (Deel 2 van 2)