De stormramp van 1953
Febr. 1953: de stormvloed in volle hevigheid bij de Scheldemonding. Voorbij de Lekkerbek te Knokke is de dijk doorbroken, worden de duinen aangetast en dreigt een villa in te storten.
Met afgeronde cijfers komt men tot de herdenking van bijzondere gebeurtenissen. Zo is het nu 35 jaar geleden dat een ware stormramp de kust bedreigde en de Zwinpolders zonder de beschermende dijken tot vele kilometer landinwaarts door de zee zouden overweldigd geweest zijn. Zo de stenen zeedijk op verschillende plaatsen bezweek – de duinenrij hield echter stand – dan waren het de Internationale Dijk en de Hazegraspolderdijk die met hun aarden wal uiteindelijk het geweld van de zee in toom hielden. Het gebeurde in de nacht van zaterdag 31 jan. op zondag 1 febr. '53.
– Ik woonde tegenover zee. Maar gewoon aan een gierende storm en opgezweepte zee als de wind uit het noorden blaast, sliep ik die nacht ook dubbel-goed, gewiegd door het lied der natuurelementen. Zo rustte ik mijn zondag uit tot de late voormiddag en zette dan mijn radiotoestel aan. Pas als langs deze weg het nieuws kwam over dijkbreuken te Knokke, keek ik door het venster. Het strand scheen wel weggeveegd, de golven schuurden nog hoog waar het eerder ebbe had moeten zijn. Dan maakte ik me vlug klaar en trok met mijn fototoestel de bries in.
Anderen hebben echter een heel kwade nacht doorgemaakt. De golven sloegen hoog over de dijk en het zeewater stroomde als ’n bergrivier bruisend de Lippenslaan en andere zijstraten af. Kelders en gelijkvloers van de huizen liepen onder water en wie hier laat uit bed kwam stond tot aan de enkels in een slijkpoel.
De kranten verschenen 's anderendaags met titels over vele kolommen: “Katastrofale storm over België. - Woedende zee doorbreekt de dijken en overweldigt de Kust”.
Stormnacht op 1 februari 1953:
“Eén kans op een miljoen. – De grootste storm sedert mensengeheugenis”.
– Een kleine cykloon ontwikkeld op het N.-O.-deel van de Atlantische Oceaan werd de aanleiding tot de storm. Een kring warme lucht verplaatste zich in dezelfde periode naar het Oosten toe, over een afstand van Afrika tot IJsland. De gordel hoge luchtdruk voedde de cykloon die tot een grote stormkern aanzwol. Het warme luchtfront stuwde de storm oostwaarts om over Schotland de Noordzee te bereiken, precies op ’t ogenblik van de springtij. Alle ongunstige elementen waren samengebundeld, tijdens de hoogste vloed na volle maan. De sterke noordwesterwind spleet in zee en de Nederlandse en Belgische kusten moesten er de willekeur van doorstaan, zoals ook de oostkust van Engeland in de hel van de Noordzeetrechter. Waar de Oostkust met Knokke bij een stroommonding ligt en aldus een der meest trefbare punten vormt, werden de dijken ook zwaar aangepakt en geteisterd.
Het officieel verslag van de gemeente vermeldde:
“Zodra de ramp bekend was, kwamen te Knokke politie en brandweer dadelijk in aktie. Het schepenkollege vergaderde in de nacht dringend op het stadhuis. Schepen Rombaut werd aangesteld voor het treffen van de nodige maatregelen in de polders. Schepen Verhulst moest uitzien voor de bressen, riolen, e.a. Schepen Mattelaer zou moeten instaan voor gezondheidsmaatregelen. Burgemeester Lippens bleef op post op het stadhuis om kontakt te houden met de officiële instanties, de goeverneur en 't departement van Openbare Werken. Ingenieurs van Bruggen en Wegen waren in korte tijd ter plaatse, met de heren Fremaut en Demuynck, terwijl ingenieur Champers dadelijk uit Brugge kwam en met stadsingenieur Callier maatregelen trof bij de bressen. Er werd kontakt genomen met Commodore Timmermans te Brugge. In de nacht stuurde de goeverneur alles wat in zijn macht lag.
Als het dag werd was de h. Verschaeve van Bruggen en Wegen ter plaatse met ingenieur Simoen. Een beslissing werd getroffen en ingenieur Quintyn, die toevallig te Knokke was, werd aangeduid om de noodmaatregelen te leiden en de toestand in handen te krijgen.
De dijk werd te Knokke naar het Zoute toe grotendeels stukgeslagen en de inrichtingen bedreigd. Bij ebbe kwamen legerafdelingen ter plaatse om met zakjes zand de zeewering te versterken.
Lekkerbek
In de zeedijk werden 13 bressen geslagen, van West naar Oost: de weggespoelde duinen aan het Albertstrand, dan de doorgebroken dijk tegenover Piccadilly, Marie-Joséplein, Hazegras, Babord, Blaton, Lekkerbek, François, Sneed, verderop een viertal, een steunmuurtje verwoest, ten slotte de grootste breuk aan het eindpunt van de dijk waar de Zwinduinen aanvangen. De wegen liepen ook veel schade op. Overal werd het strand uitgeschuurd. De badinrichting van het Zoute werd deerlijk gehavend. In de polders liep een gebied met 15 ha. wintertarwe onder water. De andere overstroomde landerijen waren niet bezaaid en er verdronken ook geen dieren. Beboste grond liep schade op. Op het overstroomde vliegveld werden verschillende toestellen gehavend. In de huizen liepen 200 kelders onder water terwijl er barsten kwamen in verschillende riolen. Maar er was nergens sprake van volledig geteisterden.
– Het was een ploeg politieagenten die de eerste hulp bood toen de villa “Vikings”, voorbij de Lekkerbek, door de golven ingenomen werd. Adjunkt-politiekommissaris Hongenaert moest, samen met de agenten Vermeersch en Snauwaert, met de auto door de overstromingen snellen om ter plaatse te geraken. De huisbewaarder zat als gevangen in de kelderwoning en de aldaar verblijvende persoon stond reeds tot aan de borst in het water zonder er in te slagen buiten te geraken. Hij kwetste zich aan de pols bij het inslaan van een ruit, maar de voordeur kon niet open door het samengestroomde zand. Een der agenten zou er in slagen binnen te dringen en de conciërge uit zijn netelige positie te bevrijden.
De zwaarste storm die de kust ooit trof...
Burgemeester Lippens zou ons meer feitjes aanhalen.
– In de bange stormnacht werden de bewoners van het “Zwart Huis” bij het vliegveld afgezonderd. Het zeewater stond hier 1.50 m. hoog en vormde een gevaarlijke stroming aan dit gat bij de polder. Toch zou brandweerman Walraevens niet aarzelen door het ijskoude water te waden om de bewoners te redden. Omer Cools, de jachtwachter van het Zwart Huis had zelf onmiddellijk aan zijn plicht gehoor gegeven. Hij zocht een weg om de bewoners van de ex-koninklijke villa ter hulp te snellen. Hij geraakte door, om vast te stellen dat de tea-room niet bedreigd was, en wel omdat deze op een hoogte gebouwd werd. Omer Cools bracht de berichten vervolgens door naar rijkswacht en brandweer, nopens de overstromingen van vliegveld en Willem II-polder.
De volgende hoge vloed na de nachtelijke ramp zou de schade niet veel doen toenemen.
Maandag 2 febr. 1953 vervolgden de noodwerken, terwijl voor een goede regeling van het verkeer gezorgd werd. Schepen Rombout spande zich bijzonder in voor de toestand bij het vliegveld. Het water was doorgestroomd ten noorden van het Zwinpark vanaf de Zwinschorre, waar zich in feite geen aansluitingsdijk met de duinen bevond. De schepen deed het gat aan het Zwart Huis stoppen en zorgde voor uitlozing van het water langs het kanaaltje naar Kadzant, waarvoor het Vrije van Sluis welwillend de toelating gaf. Het is aldus dat de Hazegraspolder van overstroming kon worden gevrijwaard.
Aan de Zwinmonding was ook de afsluitingsdam door de Nederlanders opgeworpen volledig door de storm weggeveegd.
Nieuwsgierigen daagden in groten getalle op om het “verzopen land” te zien. Ze zagen enkel iedereen met man en macht aan het werk om klaar te zijn tegen een mogelijke nieuwe aanval van de zee. En een paar Bruggelingen lieten zich dan ’t “historisch” woord ontvallen: “D’r is hier nieten!”
Dinsdag 3 febr. zal onthouden worden voor de “zakkenoorlog”. Geen ogenblik stond de telefoon stil, om naar mogelijke leveranciers te zoeken. Er werden er ten slotte gevonden in Beveren-Waas. Door een welwillende persoon kon een lading zakken uit Lokeren aangevoerd worden. Er werden ieder dag genoeg zakken samengebracht, telkens zowat 105.000 gevuld en geplaatst. Hiervoor waren op bepaalde dagen 1.200 man paraat. De militairen stonden onder bevel van kolonel Verstraete. Er kwamen legerdetachementen uit Brugge, Gent, Sijsele, Lombardsijde en ook 150 man genietroepen uit Hoei. De soldaten werden in de scholen ondergebracht en stro verving de banken. De kinderen kregen verlof. De militairen waren dag en nacht in de weer. Bulldozers werden ingezet. ’s Nachts waren de bressen verlicht, aanvankelijk met materiaal van het casino, vervolgens met lichtbronnen van de firma Blaton. Op deze dinsdagavond waren alle onder water gelopen kelders lediggepompt en een pompierskorps kon voor hulp naar Oostende gestuurd worden.
Casino
Woensdag 4 febr. werd het kontakt met de ministeries volop bereikt. Privé-aannemers kregen als opdracht op meer technische wijze het gevaar te keer te gaan. Hulp aan geteisterden werd verzekerd.
– Op het stadhuis kwamen tientallen brieven toe van personen die hulp wenste te bieden. Na de eerste alarmerende berichten zagen velen de ramp groter dan ze werkelijk wel was. Maar hun schrijven onderstreepte toch voldoende het solidariteitsgevoel. De firma Koentges richtte zelfs naar alle getroffenen een schrijven met de aanbieding kosteloos het bezoedeld linnen schoon te maken en te ontsmetten.
Donderdag 5 febr. zag de “oorlog van de kamions”. Steenblokken werden in Zeebrugge gehaald. Hiervoor waren 26 legerkamions ingezet, verder alle kamions die maar konden rijden. Nieuwsgierigen werden op afstand gehouden met behulp van politie, rijkswacht en militaire politie. Er werd een inzameling gehouden ten voordele der geteisterden. Zeer veel werd bijeengebracht en een zestal kamions met kledingstukken reden naar Sluis en Oostburg, waar vele geëvakueerden uit de Nederlandse overstroomde gebieden onderdak vonden.
Op vrijdag 6 febr. was alles op punt en waren de meeste vraagstukken opgelost. Het plaatsen van zakjes was voltooid en de versterkingen met rijshout en steenbrokken verzekerd.
Zei toen burgemeester Lippens:
– Het is in dergelijke omstandigheden dat men de mensen naar waarde leert schatten. Velen hebben zich met hart en ziel ingespannen in dienst van stad en bevolking. Er waren, helaas, ook wel enkelen uitsluitend om zichzelf bekommerd. Ik wens hulde te brengen aan mijn schepenen, die op vele nachten geen zes uren geslapen hebben. De stadsbedienden waren zonder verpozen in de weer en ik kreeg een afvaardiging van hen bij mij om mij te melden dat ze geen betaling voor overuren zouden aanvaarden. In de geboden hulp kan men citeren: brandweer, politie, scouts, girl-guides, Rood Kruis, rijkswacht en vele vrijwilligers. 't Leger werd ten slotte onze redding om de ramp in te dijken. Ook de hogere overheid was paraat en ministers, goeverneur en vele hooggeplaatsten kwamen ter plaatse. Maar daar zijn nog de onbekende helpers geweest, steeds in de onvoorwaardelijke geest van solidariteit.
Dit kan onthouden worden, in weinige woorden, over de stormramp van 1953. Voor Knokke. Want hiernaast was er de veel grotere ramp die Nederland trof, met meer dan 1.000 slachtoffers, in de eeuwenoude strijd met de Noordzee. Dichterbij werd Heist al evenzwaar geteisterd als Knokke, terwijl Oostende en, hoewel in mindere mate ook Blankenberge, dagen beleefden die bij mensengeheugenis niet kunnen vergeten worden.
De stormvloed van deze 1 febr. was een der geweldigste, zoniet de sterkste die men ooit gekend heeft. Zulks bevestigen is niet mogelijk, omdat voor de positieve vergelijking met andere eeuwen geen maatstaf bestaat. Maar de hoogwaterstand was in ieder geval tussen 50 tot 70 cm. boven de hoogste stand die door meting vastgelegd werd in het verleden. Daarbij was de uitgestrektheid van het maximum buitengewoon en was de duur van het hoogwater ongewoon lang!
Knokke zou in de volgende weken en maanden van 1953 de wonden helen, de dijken herbouwen, zand opvoeren voor 'n strand. En met Sinksen verkoos men alweer een “Miss” en zong Frank Sinatra in het casino..
Albertstrand 1 februari 1953
Na de stormramp
Drie decennia zijn er dus over heen gegaan, maar akelige statistieken leven nog in de herinnering alsof het gisteren was: in Nederland treurde men om meer dan 1.000 slachtoffers, in Engeland telde men meer dan 300 doden en ook in eigen land - zij het niet in de kuststreek - bezweken 14 mensen onder de stormvloed. De materiële ravage die werd aangericht was zonder meer katastrofaal.
Kreeg aan de Belgische kust vooral Oostende ruimschoots zijn deel van de stormramp, Knokke en Heist bleven evenmin gespaard en hadden het alvast stukken harder te verduren dan Blankenberge en Zeebrugge, waar wateroverlast en andere stormschade uiteraard evenmin uitbleef, maar niet de onheilspellende afmetingen aannam zoals in voornoemde buurgemeenten. Ook in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen sloeg het noodweer genadeloos toe. Om en bij de 20.000 ha. liepen er onder water toen de Schelde, Dender, Rupel en de Vliet onstuitbaar buiten hun oevers traden en de bewoners zo goed als volledig van de buitenwereld afzonderden. Telefoonverbindingen, water-, gas- en elektriciteitsleidingen werden immers mee verzwolgen door het kolkende water. En hoe groot die wateroverlast wel was kon men best in Oostende ervaren, alwaar ruim 2 miljoen m3 van dat vocht moest worden weggepompt.
De stormramp van 1953 bewees echter ook hoe taai de mens wel is en hoe onverwoestbaar zijn levenswil. In Oostende zong de lokale zanger Bertino de schlager “Oostende oender woater” op een grammofoonplaat die een nationale hit werd. En in Knokke bv. werden de wonden in enkele maanden geheeld.