Mensen maken de geschiedenis - Deel 3
Victor Depaepe
Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis (deel 2)
2. Zoeken en nog eens zoeken naar gerechtskundige gegevens
De vertaling van uit het latijn in het Nederlands van het Engels Visserijprivilegie.
De in kader omlijste teksten bevatten: besprekingen, bedenkingen, verklaring van bepaalde begrippen die in de tekst van het Privilegie voorkomen.
-Karel II, bij de genade Gods, koning van Groot-Bretanië en Schotland, verdediger van het Geloof, enz., aan allen wie deze brief toekomt of op enige wijze aanbelangt, heil.
Daar in de rij der deugden, de grootmoedigheid veruit als eerste prijkt, -zij voert immers niet slechts weldaden, maar ook de welwillendheid en de goedheid zelf als gezellen met zich mede-, is het dat wij, bewagen door de uitzonderlijke verdiensten tegenover ons van de zeer edele en zeer oude stad Brugge en in zekere zin de neiging van ons hart involgend, vooral ten zeerste de genoten gastvrijheid indachtig, gedreven worden door deze enige grondgedachte: namelijk de onvergetelijke feiten uit het verleden aan ons nageslacht over te dragen, om de sporen van onze dankbaarheid tegenover de stad Brugge blijvend te bewaren. Met zo bijzondere toewijding heeft niet slechts het hoge korps van priesters, burgemeesters, raadslui en vooraanstaanden, maar ook de ganse stad, én ons én onze broeders, -door het noodlot tot uitwijkelingen gemaakt-, altijd onderhouden en van dag tot dag meer en meer goedgunstig afgenomen, zodat de vroeger in onze geest geprente herinnering aan een zo grote liefde nog steeds levendig bewaard wordt en dat deze als een soort erfrecht aan onze opvolgers moet overgedragen worden opdat de vergetelheid, - ondankbaar immers jegens zoveel goedheid-, onze opvolgers niet zou besluipen.
Hoe dan ook toen wij uit onze rijken waren verdreven, begonnen wij door hun zeer welwillende gastvrijheid, zo zeer te herstellen, dat wij de indruk gaven, de vijandige haat van het noodlot met meer gelijkmoedigheid te hebben gedragen. Wij zouden echter nooit de naam willen hebben dat wij,- eens hersteld in onze vroegere staat-, als ondankbaren zouden doorgaan.
Wij willen namelijk met dezelfde promptheid, als waarmede de vernoemde stad Brugge (eertijds zeer beroemde handelsplaats, zowel om haar weelde, haar grootheid en schittering, beroemd boven de anderen), haar trouwe welwillendheid en goedheid tegenover ons beoefende, ons dankbaar hart betuigen.
Zwaar gebouwde zinnen met veel neven- of ondergeschikte zinnen, met zedelijke en wijsgerige beschouwingen of over de begrippen: ”Gastvrijheid en de daaruit voortvloeiende dankbaarheid” zijn inslag. De gastvrijheid van de stad Brugge en zijn gevoelens van erkentelijkheid drukt Koning Karel II in bijna lyrische bewoordingen uit. Carolus II spreekt niet alleen lof van de stadsoverheden maar ook van de stadsbevolking.
Daar waar Karel II neerschrijft:
“én ons én onze broeders, door het noodlot tot uitwijkelinge gemaakt” bedoelt hij met: “en onze broeders”, de nagenoeg 400 hovelingen, die met hem mede uit Engeland naar ons vasteland gevlucht zijn. Koning Karel II en zijn hovelingen werden ondergebracht in Brugge in het gebouw van de zeven torentjes. De dankbaarheid van Karel II te overstaan van de stad Brugge gaat zover, dat hij er zijn nakomelingen bij betrekt. De dankbaarheid moet zich bestendigen in een soort erfrecht.
Daarom hebben wij met vreugde zowel de brieven als de monogrammen ontvangen van onze zeer beminde edele Heer Marcus Albertus d’Ogniate, ridder van het gulden vlies en commissaris van Vlaanderen van de Katholieke Koning,-met biezonder zorg voor onze belangen behept-, en van onze zeer beminde bloedverwant, de zeer doorluchtige markgraaf van Castel Rodrigo, gouverneur van België en Bourgondië en gezant over de nu tot stand te komen handelsvrijheid, betreffende de onlangs ondernomen werken om de haven met de oceaan te verbinden, volgens een groots project voor de scheepvaart.
Monogram: Grafisch teken, bestaande uit één of meer letters, ter aanduiding van één of meer woorden. Het gebruik kwam reeds in de 5de eeuw vóór Christus voor, toen het in Griekenland op munten verscheen als symbool van de stad waar ze geslagen werden. Het werd ook in Rome gebruikt, waar tijdens de republiek in de munten van de consuls werd gestempeld en op de medailles van adellijke geslachten. In de middeleeuwen gebruikten koningen en keizers het als een teken van authenticiteit (echtheid) aan de voet van brieven en documenten. In die periode werd het monogram ook gebruikt als versiersel op de standaarden, behangsel, enz. Na 1100 raakte het in onbruik, tot de renaissance, toen enkele letterzetters en drukkers zich ervan bedienden om hun werken te ondertekenen. Ook schilders hebben in de loop der tijden vaak een monogram gebruikt. De primitieve meesters die alleen door hun monogram bekend zijn, worden monogrammisten genoemd.
In het privilegie schrijft Koning Karel II: “Daarom hebben wij met vreugde zowel de brieven als de monogrammen ontvangen van onze zeer beminde edele Heer Marcus Albertus d’Ogniate…“ Ik persoonlijk heb de gedachte, dat het zou moeten zijn: “de brieven met monogrammen”.
Een monogram is onder ander een teken aangebracht op een brief, om er de echtheid van te bevestigen. Verder wordt er geschreven: ”over de nu tot stand te komen handelsvrijheid betreffende de onlangs ondernomen werken om de haven met de oceaan te verbinden volgens een groots project voor de scheepvaart”. Het gaat hier over het kanaal Brugge-Oostende (1665). Daarom denk ik dat het veeleer over monografieën gaat in plaats van monogrammen Een Monografie is trouwens een geschrift over een afgebakend onderwerp.
Ridder van het Gulden Vlies, Orde van het Gulden Vlies (Toison d’Or): Naam van de Ridderorde die door de Bourgondische hertog Filips de Goede op 10 januari 1430, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal, te Brugge werd gesticht. Hij volgde hierbij het voorbeeld dat onder ander door de koningen van Frankrijk en Engeland was gegeven. Het doel van de stichting was altijd een samenbundeling van de Europese ridders, die bereid zouden zijn als “milites Christiani”(kristelijke milities), het geloof en de kerk te beschermen, het Heilig Land te bevrijden en de Turken te bestrijden.
Al spoedig werd deze “kristelijke opdracht”, dit Europese oogmerk, vervangen door meer nationale belangen, de vorsten wilden een edele schare ridders en vereerders uit alle landen aan zich persoonlijk binden. Het grafschrift van Filips de Goede te Dyon vermeldt evenwel: ”Pour maintenir l’Eglise qui est de Dieu Maison - J’ai mis sus le noble Ordre qu’on nomme la Toison”. De stichting van de Orde geschiedde ook ter Ere van de “glorierijke Moeder Gods” en van de apostel Andreas, de beschermheilige van het Bourgondische geslacht.
De statuten werden in de “bourgondische taal” opgesteld, dus niet in het frans, en pas later in het Latijns vertaald. Ze telden 66 artikelen. Aanvankelijk werden er, de hertog inbegrepen 24 ridders benoemd door de hertog. Later werd dit aantal op 31 gebracht.
Door Karel V werd hun aantal op 51 en door Filips IV tot 61 uitgebreid.
De leden moesten een adellijke naam dragen, mochten van geen andere orde lid zijn, moesten een ”beminnelijk gezelschap vormen” “door liefde en broederschap samengehouden”. Het kenteken van de orde is de gouden halsketting, versierd met het Bourgondische vuurslagmotief, en aan een roodzijden lint het juweel, dat een gouden ramsvacht voorstelt. Dit ordeteken wordt gedragen op de statutaire vergadering, die jaarlijks op 30 november te Wenen wordt gehouden.
In België zijn benoemd: Leopold, prins van België, graaf van Henegouwen, Koning Albert 1 van België, Filips, prins van België, graaf van Vlaanderen en Koning Boudewijn 1 van België.
In onze vreugde overwegen wij dan, om bewezen welwillendheid een koninklijk voorrecht, -dat geen onwaardigen zal begunstigen-, aan de voormelde stad Brugge te verlenen. Schenkend verlenend uit volle macht en uit ons vol koninklijk gezag, vrij ongedwongen en uit eigen beweging, verlenen wij aldus bij deze, voor ons, onze erfgenamen en onze opvolgers, dat de voornoemde stad Brugge, in de toekomst zonder de minste belemmering te ondervinden, vijftig vissersboten in onze zee mag sturen, zelfs bij de kusten en oevers van onze rijken en in vrijheid en zekerheid hun bedrijf mogen uitoefenen en aldus daar haringen en alle andere vissen mogen vangen.
De tekst is zo helder als kristal: 50 vissersvaartuigen mogen alle soorten vis vangen in de kustwateren van Engeland zonder enige belemmering nog te ondervinden. Dit privilegie wordt verleend door Koning Karel II maar moet geëerbiedigd worden door al de erfgenamen en opvolgers. in andere woorden wil dit zeggen: “Zolang er een koninkrijk bestaat in Engeland".
Het zal verder de burgers van de gezegde stad vrijstaan, met hun schepen onze havens, kusten en stromen aan te doen en op het land hun netten uit te hangen om te drogen en te herstellen, en er zich aan de gevaren van vijanden alsook van de storm te onttrekken, verder het noodzakelijke voor hun bevoorrading als om het even wat anders, in de steden en andere plaatsen van onze rijken, tegen billijke betaling te kopen en van daar weg te gaan en vrijelijk terug te keren, zonder dat daartoe enige bijzondere toelating te hebben of te vragen.
Koning Karel II heeft ook alles voorzien voor de nodige herstellingswerken en bevoorrading der 50 vissersvaartuigen, alsof zij in hun thuishaven zouden zijn.
Uit kracht van deze zullen zij aldus mogen komen, alleen voorzien van een geleidsbrief uitgeschreven door de stadsoverheid van Brugge van Brugge, en voorzien van haar zegel. Nochtans zullen de eigenaars van de gezegde vissersboten (na eerst bij de gezegde Brugse Overheid, door voldoende borgen, waarborgen te hebben gegeven), zich ervoor hoeden, toe te laten of te dulden, dat de vangst door de vissers zelf, de zeelui of andere die met de verhandeling van de vis belast zijn, op enige wijze zou vervoerd worden naar onze rijken vijandiggezinde plaatsen.
Benevens de geleidebrief moet de reder een borgsom storten aan de stad Brugge, die zijn eigendom blijft, maar verbeurd verklaard wordt, in geval dat de reder zijn vangst zou gaan verkopen aan een vijand van Engeland.
Wij willen dus en besluiten bij deze, dat de vermelde vrijheid van visvangst tot de hierboven aangehaald aantal schepen aan de gezegde burgers van de stad Brugge, altijd bewaard en ongeschonden zou blijven en in de eeuwigheid door ons, onze erfgenamen en opvolgers, standvastig verlengd zou worden. Opdat door niemand van onze onderhorigen van welke status, gezag, graad of conditie ook op enige wijze tekort gekomen zou worden aan deze licentie en spontane concessie, gunst, voorrecht en privilegie, bevelen wij bijgevolg en geven order aan onze zeer beminde broeder, de hertog van York, onze grootadmiraal van Engeland, en tevens aan alle vlootvoogden van onze koninkrijken en in het bijzonder aan de Prefecten van de zeeprovincies, zeesteden en zeeburchten en aan hun plaatsvervangers, verder aan onze rechters, koninklijke ambtenaren en rechtelijke ambtenaren enz.., opdat zij aan voornoemde vissers die zij in gelijk welk deel van de zee of langs onze kusten, stromen en onze havens hebben ontmoet-, niet alleen geen onrecht zouden aandoen, maar hen ook vriendelijk en welwillend zouden ontvangen, en waar nodig hun hulp zouden bieden, en aan dezelfden zouden gaan toelaten, vrij aan te komen en af te varen en terug te keren naar hun vaderland met hun schepen, vissen en hun overige goederen zonder enige hindernis of tegenwerping.
Daarvoor en tot meer zekerheid van dit alles, hebben wij deze oorkonde getekend met onze koninklijke hand en hebben er ons groot zegel van Engeland laten aanhechten. Zij werden gegeven in ons paleis van Westminster op de 10e dag van de maand Juli van het jaar van de redding van het menselijk heil, het 18e jaar van onze regering.
Na dit alles grondig bestudeerd te hebben, besluit ik met een vissersvaartuig in de kustwateren van Engeland te gaan vissen om een proces uit te lokken. De eerstkomende vergadering van de gemeenteraad te Brugge is op 15 januari 1960. Ik zal de heren Burgemeester, Schepenen en Raadsleden voor de eerste maal op de hoogte brengen van het bestaan van het Engels en het Schots Visserijprivilegie ten voordele van de Stad Brugge en Zeebrugge uiteraard.
Ik ben echt benieuwd hoe zij daarop zullen reageren
Lees verder: Mensen maken de geschiedenis (deel 4)
Nadruk verboden