Door de polders tot aan zee
België bezat in 1870 meer dan 3.000 km spoorwegen, maar de kleine lokaliteiten bleven verstoken van elke spoorverbinding. De ‘Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen’ (NMVB), opgericht in 1884, moest een kleinschalig spoorwegnet uitbouwen dat zou doordringen tot in de meest verlaten uithoeken.
De stoomtramlijn Brugge-Sluis-Heist gepacht door de ‘Antwerpsche Maatschappij voor den Dienst van Buurtspoorwegen’ creëerde op lokaal vlak veel mogelijkheden voor het vervoer van mensen en goederen. De eerste tram reed op 18 maart 1890 op het baanvak Brugge-Westkapelle-Knokke-Heist, terwijl de officiële plechtigheid pas op 5 juni plaatsvond. Op 1 mei 1890 stoomde de eerste tram tussen Westkapelle en Sluis. Op het Nederlands grondgebied verzorgde de ‘Stoomtrammaatschappij Breskens-Maldeghem’ (SBM) de exploitatie.
Vanuit Oostende-Blankenberge reden tussen Heist en Knokke sinds 1912 elektrische trams. Het baanvak tussen Brugge en Knokke, via Westkapelle, bleef bediend door stoomtrams. Pas in 1930 reden elektrische trams op het volledige traject Brugge-Knokke. Door de aanleg van de autobaan Knokke-Maldegem in 1935 werd de tramspoorlijn verplaatst tussen Westkapelle en Knokke waardoor de tram tot vóór het treinstation reed en niet meer langs Driewegen en de Loskaai (het huidige Gemeenteplein).
Het baanvak Westkapelle-Sluis bleef met stoomtrams bediend. In het begin van de jaren 1930 exploiteerde Jan Abraham Manneke uit Breskens tussen Knokke, Westkapelle en Sluis een autobusdienst, die nadien werd overgenomen door SBM. In 1934 werd toch nog gestart met de elektrificatie van het baanvak. Midden in de zomerperiode van dat jaar reden de eerste elektrische trams.
WOII zorgde voor een onregelmatige tramdienst met een strenge controle binnen het ‘Sperrgebiet’. Vanaf 11 januari 1945 reed de tram opnieuw tot in Knokke en vanaf 2 juni 1946 weer tot in Sluis. Nadien kende de tram nog een drukke periode, maar op 7 oktober 1951 reed tussen Sluis en Westkapelle de laatste tram, die meteen werd vervangen door een autobus. De rest van de tramverbinding werd het eind september 1956 opgegeven.
Het traject Brugge-Heist
De stoomtram vertrok aan het Zand in Brugge (toenmalig eindstation), reed langs Koolkerke, Dudzele, Westkapelle en stak op grondgebied Knokke de Smedenstraat over bij Driewegen. Daar spoorde hij door het huidig sportstadion Olivier om uit te komen aan de Polderwegel (De Klerckstraat). Op de Loskaai (nu het Gemeenteplein) lagen extra sporen voor het goederenvervoer. Dankzij zijn vorm en breedte konden er meerdere tramstellen worden opgesteld en was het lossen en laden van de goederen niet hinderlijk voor de omwonenden. Van daar reed de tram doorheen de Dorpsstraat (Sebastiaan Nachtegaelestraat) tot aan de halte bij ‘Hôtel du Cygne’. Aan de pastorie en de kerk werd de draai genomen om verder richting Heist te rijden langs exact dezelfde weg die de tram vandaag nog volgt vanaf het eindstation, voorbij de watertoren, over de Elizabetlaan tot in Heist.