Slechts op enkele plaatsen langs de Vlaamse kust kan men nog slikken en schorren zien, nl. bij de mondingen van IJzer en Zwin en in de Baai van Heist. In de vroege middeleeuwen vormde heel onze streek een slikke- en schorregebied.
Slikken en schorren hebben de eigenschap dat zij geregeld door zeewater worden overspoeld. Bi slikken is dat zelfs tweemaal per dag. Schorren komen slechts enkele keren per jaar onder water. Het zoute zeewater bevat voedingsstoffen die belangrijk zijn voor de typische slikke- en schorrenvegetatie.
Omdat ze moeten overstroomd worden, bestaan de slikken en schorren steeds uit een vlakte met een rechtstreekse verbinding naar de zee. Het terugtrekkende water laat kleine kleideeltjes achter op de slikken. Wanneer die deeltjes een dikke laag gaan vormen, worden de slikken moeilijker overstroombaar zodat ze evolueren naar schorren.
Het opkomende en wegtrekkende water doen in het gebied kreken en geultjes ontstaan.
De afzetting van de klei is de basis voor de rijke kleigronden van de polders die ontstonden na de indijking van het schorrengebied. Vooral in de jonge polders kan men nog duidelijk de vroegere kreken en geulen opmerken. (FT)