Doopsuiker
Vroeger zei men "het kind kakt suiker". Het was daarom toepasselijk om doopsuiker, "suikerbonen" of "kinderkeuteljes " te geven bij de geboorte. Reeds de Romeinen zouden als geschenkje bij bijzondere feesten amandelnoten bedekt met een laagje honing aan elkaar hebben gegeven. Al kende men reeds in de Middeleeuwen het gebruik om bonen te geven bij de geboorte, kwam bij ons het geven van suikerbonen pas op het einde van 19de eeuw in gebruik, eerst in burgerlijke en stedelijke milieus. Het was de gewoonte dat de meter de suikerbonen betaalde.
Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam het geven van doopsuiker algemeen in gebruik. Waar men oorspronkelijk roze boontjes gaf voor een jongetje en blauw voor een meisje, kent men nu een heel gamma met allerlei kleuren en smaken en vullingen.
De boontjes werden in een oneven aantal (3, 5 of 7) in een puntzakje gedaan. Vanaf de jaren '60 kwamen de doosjes in gebruik en pas in de tweede helft van de jaren '70 begon men kleine cadeautjes in allerlei vormen bij de doopsuiker te geven.