Sinds 1 januari 2007 is de gemeente Knokke-Heist lid van de Intergemeentelijke Archeologische Vereniging Raakvlak. Een noodopgraving op de hoek van de Kursaalstraat en de Kerkstraat in Heist resulteerde al meteen in een mooi resultaat. Een deel van het opgegraven aardewerk werd op 4 mei voorgesteld aan de pers en zal in de loop van de volgende weken in Museum Sincfala te bewonderen zijn.
In het verleden kwamen talrijke archeologische sporen aan het licht tijdens opgravingen in de Kerkstraat (1987) en de Vuurtorenstraat (1988) te Heist. De geplande bouw van Residentie Stefanie op de hoek Kursaalstraat/Kerkstraat gaf dan ook aanleiding tot een archeologisch onderzoek.
Aangezien het dossier Kursaalstraat-Kerkstraat al vergund was vóór de toetreding van de gemeente Knokke-Heist tot Raakvlak, kon enkel een werfcontrole worden uitgevoerd. Met de medewerking van de bouwheer Sabijac bouwteam-Groep Jacxsens konden tijdens de graafwerken zoveel mogelijk archeologische sporen geregistreerd worden. Op een oppervlakte van amper ca. 250 m² kwamen 11 tonwaterputten, 1 bakstenen waterput en een beerput aan het licht.
Een tonwaterput bestaat uit gerecycleerde op elkaar gestapelde tonnen. Het gebruik van afgedankte houten tonnen tot waterput komt vaak voor tijdens de late en post middeleeuwen. Toch zijn er ook reeds voorbeelden gekend uit de Romeinse periode. Tonnen werden gebruikt voor het transport van allerlei vloeistoffen zoals bier, wijn, maar ook vaste stoffen zoals vlees en vis.
Er kon helaas geen enkele volledige ton gerecupereerd worden. Van alle aangetroffen tonwaterputten was slechts een deel van de onderste ton bewaard. De opgegraven tonnen bestaan uit 14 tot 24 verticale planken, ook duigen genoemd. Bij de vroegst aangetroffen tonnen worden de duigen bij elkaar gehouden door hoepels van gespleten takken. Bij de post-middeleeuwse waterputten komen zowel hoepels als nagels voor. Bij één ton worden de planken samengehouden met behulp van een ijzeren band.
Het uiteinde van de duigen heeft een schuine kant of kim. Aan de binnenzijde bevindt zich een groef waarin de bodemplaat vastzat. Bij enkele tonnen zit in één van de duigen een ‘bomgat' of ‘spongat', langs hier kon de inhoud van de ton gecontroleerd worden. Enkele duigen dragen ingekraste merktekens. Ze bestaan uit combinaties van de letter X, cirkels en streepjes. Het is niet duidelijk wat de precieze betekenis van deze merken is, ze kunnen een verschillende oorsprong hebben; van de kuiper, de handelaar, eigendomstekens…
De bodemdiameter van de gevonden tonnen varieert van 55 tot 65 cm. Aangezien geen enkele volledige duig bewaard bleef kan de precieze hoogte van de tonnen niet achterhaald worden. Enkele duigen zijn bewaard tot een hoogte van 1,10 meter wat doet vermoeden dat we eerder met grote tonnen, de zogenaamde wijntonnen te maken hebben.
Opvallend is de grote concentratie waterputten op een kleine oppervlakte. Tevens blijken de tonwaterputten in groepjes voor te komen. Elk groepje bestaat uit enkele waterputten met een verschillende datering. De oudste zijn te dateren op het eind van de 14de eeuw, de recentste werden opgegeven tijdens het eerste kwart van de 18de eeuw. Zo is er gedurende ruim 3 eeuwen een continuïteit aan tonwaterputten merkbaar.
Ook werd een bakstenen beerput aangetroffen van ca. 1,90 op 1,40 meter. Op de bodem lagen enkele planken voorzien van gaatjes. De beerput had een vondstrijke vulling met veel aardewerk, botmateriaal en etensresten. De inhoud is te dateren tijdens de tweede helft van de 15de en het eerste kwart van de 16de eeuw.
Tussen de vele tonwaterputten werd één bakstenen waterput aangetroffen. Deze bakstenen constructie was gebouwd bovenop een karrenwiel. De vulling van deze context is te dateren in de 17 de eeuw.
Alle vondsten zijn toe te schrijven aan de inwoners van het vroegere vissersdorp Heis. Of het nu vissers, boeren of dagloners waren valt helaas niet uit de vondsten op te maken, het verschil in levenswijze was wellicht miniem. Coornaert schat het aantal huizen in de dorpskom rond 1400 op een 50-tal. 100 jaar later spreekt men al van 4 à 500 inwoners. De bloeiperiode van Heis situeert zich vanaf de tweede helft van de 15de eeuw tot de eerste helft van de 16de eeuw, dit wordt eveneens weerspiegeld in de aangetroffen vondsten. Op het terrein waar het archeologisch onderzoek plaatsvond, wordt in de 17de eeuw een herberg vermeld.
Jan Huyghe, Raakvlak