1911 - Een kritische blik op het beleid in Knocke-aan-Zee
Danny Lannoy
Naar aanleiding van een beslissing van het schepencollege van 22 november 2010 verscheen een tweetalige brochure, naamloos maar een terechtwijzing naar het toenmalig bestuur. Een hoogst interessant document ons ter beschikking gesteld door een lid van onze vereniging.
Wanneer wij kennis kregen van dit besluit, waren wij, wij bekennen het, pijnlijk verrast. Inderdaad, sedert lang had het gemeentebestuur de gebouwen gemachtigd op de eigendommen van MM. Dumortier en consoorten; de gemeente trok sedert 1901 afzonderlijke taksen, op die gebouwen; (...) zonder iemand te verwittigen komt het schepencollegie aankondingen dat het geene machtiging tot bouwen meer zal verleenen.
Wat zal er geworden van dezen die aan MM Dumortier en consoorten, een stukje grond gekocht hebben, met het inzicht er eene nederige villa op te richten, waarin zij hunnen verloftijd zouden komen doorbrengen met hunne kinderen, zich uitrusten van de vermoeienissen van een vlijtig leven, en zich hertemperen in de opene lucht der kust?
Zullen zij de eerste slachtoffers niet zijn van het onverschil dat de gemeente komt te verwekken tusschen haar en MM Dumortier en consoorten? (....)
En, alles ingezien, wat bezitten die heeren nog?
Betrekkelijk weinig: Te zamen een weinig meer dan 60 duizend meters, dus een weinig meer dan de helft van hetgeen Mijnheer Van Bunnen uitgeeft als nog aan hem alleen toebehoorende. In die 60 duizend meters zijn begrepen de gronden aan de Lippenslaan, aan den Zeedijk, en in de straten geopend op een tijdstip waarop geene enkele formaliteit kon geëist worden.
Welk deel wordt nagejaagd door den gemeentenraad van Knocke-aan-Zee, en door het schepencollegie bijgevolg. Het begrijpt wel dat het eene onwettige daad begaat (...) het is niet in volle onafhankelijkheid dat het gehandeld heeft; het is op een dringende bede van den gemeenteraad dat het schepencollegie zijn beslissing nam.
Zou de gemeenteraad de ontwikkeling van het kwartier van den Vuurtoren willen tegenhouden, ten voordeele van den Zoute-Polder?
Wij twijfelen dat hij daarin slagen zal. Wij zijn van dezen die (v)ertrouwen hebben in de toekomst van het kwartier van den Vuurtoren, men beproeve wat men wil.
In het nummer 15 van 15 Augustus 1908, van den 'Touring Club' onder de titel 'Weeklachten van eenen oude Knockenaar' en getekend N. Bossut lezen we:
'Van op het strand tot aan het dorp, (ïs er) niets, volstrekt niets. De hedendaagsche baan bestond afgeteekend, gekasseid met steenen van ten minsten 30 cm lang en breed, en die door het gerij op verbazende wijze van elkander gedrongen waren. Eenvoudig in het zand gelegd, boden zij eenen gansch nietige weerstand
Dus van op het strand tot aan het dorp, ontmoette men geen enkel gebouw; de duinen van weerskanten, met een klein groepje gewas, hedendaagsch het park der duinen genaamd, en waar het meestendeel der boomen door gebouwen zijn vervangen geweest. Het eerste huis dat men tegenkwam was eene oude vissershut, opvolgentlijk bewoond door kunstschilders, die eerder dan wij Knocke hadden ontdekt, Theo Van Rysselberge eerst; Verwee daarna....
Maar op een schoonen morgend zag men drie kabienen op het strand, en men begon 30 centiemen te betalen voor de baden. Vervolgens bouwde men den dijk, en terzelvertijd het 'Grand Hotel'; langs de baan stelde men drie villa's, en op de plaats van de hut van Verwee kwam een hotel: 'Ie Prince Baudouin', dat nog bestaat, maar niet weinig vergroot.
Gij hebt misschien, even als ik, gelezen dat men den dijk van eenen kilometer ging verlengen. Niet meer dan dat. Maar gaat eens ter plaats zien wat een kilometer eigenlijk is. Ik ben er geweest en kom met verscheurd hart terug. Vanop het strand van Knocke, naar Holland op, ziet men prachtige duinen, eenige zeer hoog, die den zoom van het strand vormen. Daarna deinst de kust binnenwaarts, als om de monding van het Zwijn af
te teekenen. Welnu! Alle die duinen zijn veroordeeld, te beginnen van den tegenwoordigen dijk, ten anderen reeds verlengd, (...).
In het nr. 17 van 15 september 1908, bladzijde 401 verscheen in den 'Touring Club' boven het handteeken van Mijnheer R. Lippens (Raymond Lippens medebeheerder van de Cie. Het Zoute) een artikel getiteld: 'Antwoord op de weeklachten van eenen ouden Knockenaar waaruit wij het volgende trekken:
'Herinnert gij u nog de schoone duinen en hooge duinen die zich verre vooruit van het diepste van dien inham verhieven, waar van de nieuwe dijk den omtrek zal volgen; herinnert gij u nog de 50 tot 60 meters breedte van de duinen door de zee ingenomen? Wat blijft er over om tegen hare aanvallen te beschutten, die zoo veel te geweldiger sedert de werken van Zeebrugge de zeestromingen gewijzigd hebben, ...wat blijjt: er over, zeggen wij, om die schoone groene vlakte te beschutten die zich uitstrekt langs het Hazegras en naar Holland op?.
Een enkel middel was er tegen dit onmiddellijk gevaar: kost wat kost een onoverkomelijken paal stellen tegen de zee: ofwel een stenen dam bouwen, of wel eenen dijk in kleiaarde zoo als de dijken die de polders beschermen...
Waarom Zoute-badplaats? Dat vraagt gij, oude Knockenaar. Omdat Zoute-zeedijk zich opdringt. Droevige noodzakelijkheid! Zonder Zoute-zeedijk, geen Zoute-dorp meer, geene kleine hofstedekens meer noch hutten met een lachend uitzicht.
En 't was hoogen tijd! Oude Knockenaar, gaat eens de uitwerksels bezien van de laatsten storm.
Ondanks de bekleeding in bakstenen die ze reeds bedekte, werd het duin aangetast. Meer dan 100 meters metselwerk werd weggeslagen. Verder aan den hoogen duin hebben de baren den voet ondermijnd, en daarna eene brok van 5 meters dikte meegevoerd!
Wat ware er gebeurd met een storm van zonnestand of van nachtevening? (springtij)
Een dijkbreuk in de pas aangelegde dijk van het Zoute in september 1908
Dhr Bossut reageerde op het antwoord van Raymond Lippens nog en heeft zijn bedenkingen over de zeestromingen en de badendienst dat in het gedrang zal komen en verder:
In het kwartier van den Vuurtoren is het strand daarentegen beschut tegen de zeestromingen verwekt door de werken te Zee-Brugge. Het strand is er breed en effen. Bij hooge tij laat de zee er eenen breeden boord zand; de badendienst is er gemakkelijk; onder de ontelbare tenten-schutsels, geplant aan den voet van den steenen dam, kunnen de moeders het spel der kinders, in een altijd droog zand, volgen, terwijl de jongelieden, in het zachte zand uitgestrekt, zich in de zon kunnen koesteren. Alle die voordelen zal men aan het kwartier van den Vuurtoren niet ontnemen, men moge doen wat men wil. Daarom is 't dat wij vertrouwen hebben in de toekomst van dit kwartier.
Een ander voordeel van het kwartier van den Vuurtoren is zijne nabijheid van het dorp. Alle de bezoekers die met den buurtspoorweg te Knocke komen, begeven zich naar de zee langs den kortsten weg, door de Lippenslaan. Het is nog langs dezen kant dat geheel de beweging zich richt.
Maar wat wij betreuren is, dat de bezoeker, van den tram stappende, gepakt wordt door eenen zeer onaangenamen ammonicac-geur, en dat de dames verplicht hunne rokken op te houden om over de uitwerpsels der peerden heen te stappen. In het begin der Lippenslei is er trouwens, benevens den stilstand van den tram, nog eene standplaats van rijtuigen. Aan de zee is het nog slechter. Daar nemen de rijtuigen de gansche breedte der straat in, op zekere ogenblikken eene bijna onoverkomelijk barrier vormende. Het is daar dat de verlegenheid kan bemerkt worden van de moeders die hunnen kinderen aan de hand leiden: of wel zij moeten hunne rokken in de vuilnis laten slepen, of wel moeten zij hunne kinderen los late, op gevaar ze onder de peerden of onder de wielen der rijtuigen te zien loopen. Het is geene kleine zaak daar tusschen de rijtuigen zijnen weg te banen om de zeedijk te bereiken.
De wet van 14 December 1790, artikel 50, bepaalt, tusschen de zaken die afhangen van de gemeentebelangen: 'De inwoners de voordeelen van eene goede politie te laten genieten namelijk voor de reinheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust in de straten, openbare plaatsen en gebouwen. (....) Ook nog de wet van 16-24 augustus komt ter sprake over de openbare veiligheid.
Enkele rijtuigen ter hoogte van 'Hotel de Bruges'.
De gemeente-overheid van Knocke verstaat op zonderlingen wijze de reinheid, de gezondheid, de veiligheid en het gemak van verkeer aan de twee uiteinden van de Lippenslei. Zij schijnt ook niets te weten van artikel 6, van het koninklijk besluit van 4 Augustus 1899, over het gerij
Wanneer de hindernis door rijtuigen op den openbare weg, hetzij op den Zeedijk, hetzij in het Dorp, een ongeval zal veroorzaakt hebben, zal het Schepencollegie misschien dan een krachtdadig besluit nemen.
Wij begrijpen de noodzakelijkheid der standplaats voor rijtuigen, uit reden van den afstand tusschen de gemeente en de zee; maar waarom die standplaats niet in orde brengen? De plaats voor de gemeenteschool en de verschillende plaatsen aan den dijk, (Vuurtorenplaats, Dijkplaats, kant van het Zoute) passen daar wonderwel voor; de straat zou vrij blijven en de openbare veiligheid en gerustheid zouden verzekerd worden. Het leggen van een electrieschen tram tusschen de gemeente en den dijk, (.....) zouden de diensten der rijtuigen nutteloos maken; wij mogen de hoop koesteren ze weldra te zien verdwijnen.
Zouden de gemeenteraad en het schepencollegie van Knocke-aan-Zee, misschien integendeel voor doel hebben MM.Dumortier en consoorten te dwingen op hunne gronden verbeterings- en opschikkingswerken uit te voeren, straten te kassijden, voetpaden te leggen, het kwartier van den Vuurtoren te verfraaien, aan te sporen voor het bouwen van villa's langs breede en wel onderhouden straten? (................................................................................................................. )
De gemeente van Knocke-aan-Zee zal zekerlijk niet beweren dat zijn den rang van stad mag innemen, het is een nederige buitengemeente, welkers bevolking 1857 inwoners bedroeg op 31 December 1897, volgens de Memorial adminstratifvan Westvlaanderen. (....)
Alle straten, alle doorgangen en gangen door MM. Dumortier en consoorten geopend voor de wet van 15 Augustus 1897, waren het dus regelmatig, en geen enkel verwijt mag te dien opzichte aan die heeren toegestuurd worden. Waarom zou het Schepencollegie dan de machtiging weigeren om te laten bouwen in die straten, straatjes en doorgangen en gangen? (....)
Het is enkel 't einde 1903, dat het samengedrongen gedeelte van Knocke-aan-Zee bepaald werd door een koninklijk besluit. Mm.Dumortier en consoorten hebben alle gemeenschapswegen mogen openen die hun bevielen, zonder hun plan voor te leggen aan de goedkeuring van de gemeente-overheid, en zonder zijne machtiging noodig te hebben.
Het gemeentebestuur staat hier voor een voltrokken feit: die straten geopend onder die wet moeten behouden blijven en het collegie heeft het recht niet de machtiging tot bouwen te weigeren (.....).
Uit de opsomming van een reeks wetgevingen schrijft betrokkene:
Daaruit volgt dat MM.Dumortier en consoorten niet meer kunnen vervolgd worden uit hoofde van inbreuk op de wet van 1844, voor de gemeenschapswegen, welke hunne bestemming weze, geopend door hen sedert meer dan drie jaar.
In andere woorden, die straten zullen open blijven, geen enkel tribunaal het recht hebbende ze te doen sluiten. Hier nogmaals staan wij voor het voltrokken feit.
Wat wij niet kunnen aannemen, is dat de gemeente-overheid de machtiging tot bouwen weigert, zonder de straat te doen sluiten (....) Begrijpt men dat eene straat open gelaten blijve en dat men verbiede te bouwen? Indien geene de minste vervolging wordt ingespannen, zal men zich na drie jaar in de zelfste gesteltenis van het voorgaande geval bevinden. (.....)
Men zal ons misschien de vraag stellen: maar wie zal dan de kosten dragen van het kasseien dier strate, van het leggen van voetpaden, van de gazleiding enz. Het antwoord is zeer eenvoudig. MM.Dumortier en Co.
Zijn eigenaar der straten; zij zijn niet verplicht de werken uit te voeren, en men kan hun niet méér die werken opleggen in de regelmatig geopende straten; die straten zijn nogtans onderworpen aan het regiem der stadswegenis, en, vermits de wet aan de gemeenten de kosten oplegt van wegenis en verlichting, zal Knocke den grond der straten kunnen aankoopen het zij in der minne, het zij rechterlijk door onteigening voor openbaar nut, mits eene juiste en voorafgaande schadevergoeding. En om die kosten te dekken, zal het gemeentebestuur met de goedkeuring des konings, taksen mogen heffen ( ).
Daarom Is het goed dat iedere eigenaar, die het inzicht van bouwen heeft, eenen vraag voor bemachtiging naar het Schepencollegie zende. Indien dit collegie, binnen de vijftien dagen van het nederleggen dien vraag vergezeld van de behoorige plans, geen uitspraak doet, of de machtiging weigert, zal de benadeelde eigenaar zich wenden tot de bestendige deputatie van de provincialen raad te Brugge. (...) Hij moet een ontvangstbewijs van die neerlegging vragen.
Over foute uitspraken doende, zetten de rechtbanken geen voet op de bestuurlijke macht, zij bestatigen zijne werkloosheid, zijne nalatigheid en trekken er de gevolgen uit onder burgerlijk oogpunt. Aldus werd er geoordeeld dat de gemeente verantwoordelijk is voor de schade die zij veroorzaken met binnen het wettig tijdverloop te weigeren uitspraak te doen over de aanvragen voor bemachtigen tot bouwen (Burgerlijke rechtbank van Brussel van 16 December 1876. Pas. 1877, lil, bl.35.
Na raadpleging van alle gemeenteraadsverslagen van het jaar 1911 is nergens nog een vermelding van bewust probleem gevonden. De zaak zal ondanks de lijvig gepubliceerde klacht geregeld zijn tussen de advocaten van het Consortium en het schepencollege.
Uittreksel uit het gemeenteraadsverslag 22 november 1910.