De Dorpsmolen van Westkapelle
Johan Deckers
In de loop der tijden kende Westkapelle zeven windmolens, die ondertussen allang uit het dorpsbeeld verdwenen zijn[1]. De laatst overblijvende kreeg echter een tweede en zelfs een derde leven in Gits, nu deelgemeente van Hooglede.
Door het oorlogsgeweld tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waren de bestaande molens vernietigd. Kort voor de Vrede van Münster, die in 1648 een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog, werd de Kalveketemolen[2] heropgericht. Enige jaren later werd ook een nieuwe molen gebouwd. Deze Dorpsmolen[3], een houten staakmolen met open voet, werd naar zijn ligging, 250 meter ten zuiden van de kerk, ook Zuidmolen genoemd. Verdere benamingen waren nog de Grote Molen en Molen Verburgh (naar de laatste Westkapelse eigenaar). Deze kon doorgaan als de opvolger van de eerder verdwenen Westmolen[4], de oudst bekende korenwindmolen van Westkapelle en afgebeeld op de Grote Kaart van het Brugse Vrije (P. Pourbus 1571). De Dorpsmolen stond op cijnsgrond die zolang als bekend is, toebehoorde aan de kerk van Westkapelle en waarop een erfpacht rustte … belast eerst met een pondt ses schellijnghen acht grooten t’jaers aende kercke der voorseyde prochie van westcappelle[5].
De oudste vermelding van de molen vinden we in de staet van sterfhuuse van wylent Migiel van Nieuwenhuyse[6]. In deze Staat van goed opgemaakt na zijn overlijden op 22 januari 1662 lezen we: … eene coorenwintmuelen mette toebegoorten ende het smisseguis ten noortzijde van zelve muelen staende metten grond van vier lijnen landt daarop den zelven muelen ende guis is staende toebegoorende de kercke van westcappelle staende en liggende binnen de ambagte van oostkerke ende in den procgie van westcappelle zuut vande kercke. Naast wat stukken grond in Westkapelle en Hoeke bezat Van Nieuwenhuyse ook eene coorenwintmuelen mette alle sijn toebegoorten aard vast ende nagelvast[7] ende soo de zelve is staende ende draijende liggende ende staende binnen de Ambachte van Oostkercke inde procgie van Houcke[8] oost vande kercke nevens de vaart ….[9].
In 1674 baatte Magdalena Vandenberghe, weduwe van Michiel van Nieuwenhuyse, nog de dorpsmolen uit [10].
Fig. 1: Westkapelle
anno 1716 met de Kalveketedijkmolen (moulin) ten noorden en de Dorpsmolen (molin) ten zuiden van de kerk.
Uit Carte Particulière Des Environs D’une Partie Des Limites en Flandre: Entre Les Terres De S. M. I. Et Catholique Et Celle Des Etats Generaux Des Provinces Unies, Dressée sur les Traitez de Paix: levé par Nicolas Sully Capitaine et Ingenieur commance le 15 Février 1716 à Blanckenberg et Fini le 30 May 1716 à L’ouverslacht. To X. Feuille I. Traitez No. VI www.mapsonline.org
Wat later kwam de molen in het bezit van Jan Wulfaert, Jan Baptiste Besoete en Christiaen Vermeere voor gelijcke derde. Op 31 december 1684 verkochten ze bedoelde eigendom, eenen coorenwintmolen, staende op tceijns binnen de prochie ende dorpe van Westcapelle, met ’t huijseken soo het nu tegenwoordigh staet, met alle de coorden, zeylen, draeyende wercken ende alle t’gonne daermede is gaende, soo aertvast, wortelvast ende nagelvast voor de somme van negnetwintich hondertgulden aan Jan Duijck[11].
Jan Wulfaert (23 december 1665)[12] huwde op 21 januari 1690 te Dudzele met Maria Desnick. Hij werd in 1718 in Hoeke begraven en was de jongste zoon van Jan Wulfaert (2 oktober 1631 – 21 december 1681 ) en Cat(h)arina Baete (begraven op 9 november 1667). Het parochieregister geeft uitzonderlijk meer informatie: Catharina overleed na de bevalling van een meisje, gesterkt door de H. Sacramenten, ob ignorantium obstetricis uxoris nicolai dereuse (door onkunde van de vroedvrouw, de echtgenote van Nicolai Dereuse). Er was ook nog een andere vroedvrouw aanwezig: Maria van Caysele. Catharine Baete leefde nog 15 dagen en overleed door … cathargo(catarro) vol fumis (voluminus) in caput[13]. Na haar dood huwde hij met Catarina Van Nieuwenhuyse, dochter van molenaar Michaël Vannieuwenhuyse.
Christianus Vermeere (+1699) huwde in 1675 met Magdalena Vandenberghe, weduwe van Michaël Vannieuwenhuyse[14]. Na haar overlijden in 1679 hertrouwde hij in 1682 met Anna Vannieuwenhuyse (+1692), weduwe van Adrianus Schoutteeten (+1679) en eveneens een dochter van Michaël Vannieuwenhuyse.
Een kanunnik Jan Baptiste Besoete (°17/01/1620) werd op 23 januari 1695 in de St. Donaaskathedraal begraven.
Over Jan Duyck, de nieuwe eigenaar sinds 1684, zijn geen bruikbare gegevens teruggevonden.
Fig. 2: Brugge , Rijksarchief TBO Collectie Peper nr. 475 Ommeloper of Prochieboek Westcappelle cohier van den nieuwe ommeloper der watering van groot reygarsvliet (1674-aanvullingen tot 1815) losse kaart Tekst links: Kerke Westcappelle fol 297 0.250 g met het molenhuys en moolen hier op de zuydt. Daarnaast vermelding Jacq. De Smidt
Joanna Theresia Rooms
Een belangrijke figuur in de geschiedenis van de Dorpsmolen was ongetwijfeld Joanna Theresia Rooms (22 april 1736 – 13 juni 1820). Tijdens haar lange leven overleefde ze niet minder dan drie echtgenoten.
Op 19 augustus 1760 huwde ze voor de eerste keer met de weduwnaar Jacobus Desmidt. Samen hadden ze één dochter Petronella Francisca (°25 juni 1761). Volgens de volkstelling van 1748 in de parochie Westkapelle was molenaar Jacob de Smidt (29 jaar) toen gehuwd met Marie Amandels (eveneens 29 jaar). Bij hen woonden hun twee zonen, een knecht en een meid. Marie Amandels overleed eind november 1749.
Uit de Staet van goede ten sterfhuyse van Jacob Desmidt overleden ter prochie van Westcappelle op den 13 november 1763[15] blijkt dat in hun huwelijkscontract de clausule was opgenomen dat de bruid, Joanna Theresia Rooms, na het eventuele overlijden van haar toekomstige echtgenoot. … sal vermoghen over te nemen alle de meubilaire en cattheylelycke[16] goederen ten sterfhuijse van den aenstaenden bruijdegom te bevinden, waeronder begrepen worden de huysijngen, schuieren en stallijnghen en het draijende werck vanden meulen, immers alle den land die sal bevonden worden te staen op cheijns soo noghtans dat het staende werck van den meulen sal blijven aen de kinderen ofte hoors[17] van den aenstaenden bruijdegom …
Joanna Rooms bleef dus eigenaar van alle gebouwen en land die op pachtgrond van de kerk stonden, alsook van de wieken en het mechanisme. De kinderen of erfgenamen kregen hun part van het vaste deel van de molen en de belofte dat hun moeder een behoorlijcken pacht voor de molen en de gebouwen zou toestaan. Deze clausule stond ook in de huwelijks-contracten met haar twee anderen echtgenoten.
Na het overlijden van Desmidt stapte ze, na amper twee maanden, op 31 januari 1764 voor een tweede keer in het huwelijksbootje met de uit Sint-Kruis Brugge afkomstige Guil(i)elmus Eduardus Jong(h)bloet (20 juli 1734- 28 maart 1775). Uit dit huwelijk kwamen vijf kinderen voort, waarvan de oudste, Petrus Jacobus (°3 oktober 1766) verder in dit molenverhaal nog opduikt.
Door een hevige storm waaide de dorpsmolen om: welcken voormelden molen op den 19° december 1770 door den storm wynt omverre geworpen synde …[18]. Een half jaar later, op 10 mei 1771 startten Jongbloet en Rooms met de heropbouw ervan. Deze gebeurtenis werd ingegrift op de middenlijst en is nog altijd te lezen in de molen te Gits: DEN 19 XBER IS DEZE OMGEVALLEN/ENDE DEN 10 MEY 1771 TOT OPRECHTEN/IN ’T WERCK GELEYT. DEZE MOLEN IS NIEUWE/GEMACKT DOOR G. JONGBLOET EN JOANNE ROOMS. HET EERSTE GRAEN GEMALEN/VOOR DEN KEYSER ISAAC VAN HOLM[19].
Andere inscripties die nog steeds te lezen zijn, vinden we terug op de standaard: ANNO 1771 met daaronder JOSEPH VAN HOLM, 1823. JONGBLOET. Verder is er nog een verwijzing naar het vernieuwen van de assekop in 1882 door de molenmakers Polydoor en Theodoor Boussy uit Torhout.
De Staat van goed opgemaakt na het overlijden van Jongbloet vermeldt eenen coorenwijntmolen ende huijsinge ende verder edificien staende op temporele cheijns op twee lijnen vijftigh roeden lants jegens de kercke der prochie van westcappelle in cheynse genomen voor (niet ingevuld) jaeren ingegaen[20].
Joanna Rooms was dus opnieuw weduwe, maar bleef een interessante partij. Na 5 maanden, op 8 augustus 1775[21] huwde ze met Petrus Cys (1732 –
6 februari 1788), afkomstig uit Mariakerke bij Oostende. Op 20 september 1777, op 41-jarige leeftijd schonk ze het leven aan een zoon Joannes Josephus. Peter was Isaac van Holm. Ook haar derde en laatste echtgenoot droeg ze naar het graf.
Bij elke verandering van pachter of eigenaar liet men het draaiende werk van de molen schatten. De afgaande eigenaar of pachter werd vergoed bij een meerwaarde, bij een minwaarde moest hij dit vergoeden[22]. Ook hier was dit het geval … De draeijende wercken van den ghemelden molen sijn op den 27 februarij 1788 ghepresen door Lucas Noijen meester molenwercker ende weerdigh bevonden de somme van een hondert eenenseventigh ponden vijf schellingen groote courant volgens d’ackte door hem onderteeckent ….[23].
Fig. 3: Vermelding huwelijk Petrus Cijs en Joanna Theresia Rooms
op 8 augustus 1775 Rijksarchief Brugge Parochieboek Westkapelle online
Fig. 4: Vermelding (Jon)gbloet 1823
in molen te Gits (foto auteur)
De Staat van goed gaf een uiterst nauwkeurig gedocumenteerde beschrijving van de bebouwing en de inboedel. Naast de molen was er een molenhuis dat bestond uit een keuken, een kamer, een achterkeuken en een kelder. Andere gebouwen waren een schuur met zolder, een koeienstal en een achterhoeve. (Voor de volledige beschrijving van gebouwen en inboedel: zie bijlage 1 na dit artikel).
Pierre Jacques Jongbloet, oudste zoon van Guillielmus werd de nieuwe molenaar. Hij huwde op 11 april 1810 met Francoise Genoveva Gheyle, weduwe van François Van Holm, jongste zoon van Isaac van Holm. Naast vier kinderen uit haar eerste huwelijk, waren er ook nog twee kinderen uit dit huwelijk: Livine en Coletta Emilliene (10 oktober 1813). Volgens de volkstelling van 1815 had het gezin Jongbloet-Gheyle acht kinderen tussen zestien en vier jaar. Er was ook een inwonende knecht, Philippus Deneve[24]. Pierre Jacques stierf op 2 april 1825. Hij liet per testament zijn bezittingen over aan zijn weduwe en twee minderjarige kinderen[25].
Bernard Deckers
Colette Emilliene Jongbloet, vroedvrouw en weduwe van Henricus Corveleyn, heel-meester te Westkapelle, huwde met Bernardus Franciscus Deckers (4 september 1814 – 22 juni 1896) op 26 april 1842; een jaar later werd Joannes Bernardus geboren (16 februari 1843), die echter na zeven maanden al overleed. Colette overleed op 32-jarige leeftijd op 3 februari 1845 in de echtelijke woonst.
Fig. 5: Kadasterkaart 1853 BRUGGE, Rijksarchief, microfilm kadaster 25D Knokke-Heist/Westkapelle sectie E nr. 909 schets 24 Onderaan de Dorpsmolen
Op 7 maart 1845 passeerde bij notaris Joseph-Louis-François Van Caillie te Brugge de aankoopakte van de molen en gebouwen door Bernard Deckers van Francisca Gheyle, weduwe van Pieter Jacob Jongbloet[26]. De grond zelf hoorde sinds 1836 deels toe aan de Kerkfabriek van Westkapelle en deels aan Denis Moles Lebailly-Dhondt, eigenaar te Brugge. Bernard Deckers was de broer van Jan Baptist Deckers, timmerman, aannemer, schepen en tussen 1878 en 1886 burgemeester van Westkapelle. Hun vader Jan Matthijs Deckers was een Duitse schaper, een schaapherder die rond 1800 vanuit het Hollands-Limburgse Stamproy zijn geluk kwam zoeken in de Zwinstreek. Op 13 juli 1845, vijf maanden na het overlijden van Colette huwde Bernard Deckers met Rosalia Rotsaert (1821 - 1863).
In 1853 was hij chijnspagter van de grond die ten dele toebehoorde aan de kerkfabriek en ten dele aan Denis Moles Lebailly -D’hondt, een Belgisch edelman van Franse afkomst[27], die rentenierde te Brugge. Na zijn overlijden in 1862 kwam de grond in handen van zijn zoon Emile Denis Jean Charles Moles Le BaiIlly. De eigendom wordt beschreven in de kadastrale leggers als een molen en wal, een tuin en huis en erf[28].
Bij zijn overlijden op 22 juni 1896 liet Bernard Deckers testamentair al zijn goederen na aan zijn zes overlevende kinderen. Onder de onroerende goederen door hem nagelaten: een woonhuis en koornwindmolen in hout en aaanhorigheden staande gebouw te Westcappelle ten inkomen van het dorp op een deel van 16 aren 57 centiemen grond toebehoorende voor een deel aan de Kerkfabriek te Westcappelle, en voor een deel aan de weduwe en kinders van Mr den Ridder Karel-Jacob-Thomas-Ghislain-Maria-Frans de Schietere de Lophem-Roels te Brugge, bekend bij Kadaster Sectie E, nummers 316b, 315c, 318c en 318 [29].
Zijn oudste zoon Karel (Charles) (24/9/1846 - ?) volgde hem op als molenaar[30].
Fig. 6 Prentkaart D. Hendrix, Antwerpen. Verzameling Ons Molenheem
Op 5 december 1899 liep de erfpacht van de grond aan de kerkfabriek van Westkapelle af en werden de zes kinderen eigenaar van de grond, bij akte verleden voor notaris Vanderbeke te Brugge op 5 december 1903, overgeschreven te Brugge op 18 december , boek 2557 nr. 12[31].
Op 1 maart 1912 werd bij notaris Arthur Depuydt te Dudzele de akte verleden van de verkoop door de Kinders Deckers te Westcappelle aan Arthur Verburgh te Stalhille van Koornwindmolen, woonhuis en aanhoorigheden en 8a-22ca erf te Westcappelle, mits 10000 frs en Obligaties door den Kooper aan de Verkoopers. De eigendom was gekadastreerd Sectie E, nrs 315e, 316b en 317b, palende noord Jonkheer Desiré de Schietere de Lophem te Sinte Kruis, oost den gemelden steenweg (steenweg naar Brugge), zuid eene Straat gezegde Molenstraat en west het Ouderlingen Gesticht te Westcappelle.[32].
Door oorlogsomstandigheden vielen de molenactiviteiten echter stil, en na afloop van de oorlog kwam de molen niet meer terug in bedrijf.
Naar Gits
Fig. 7: De Gryspeerdmolen anno 2018 (foto auteur)
Ondertussen was molenaar Jules Vandenberghe uit Gits op zoek naar een molen. De Duitsers hadden immers bij hun terugtrekken in 1918 zijn Gryspeerdmolen[33] in brand gestoken. Hij kwam uiteindelijk in 1920 in Westkapelle terecht waar de Dorpsmolen niet meer in gebruik was. Eigenaar Arthur Verburgh (°Ettelgem, 1884 - + Westkapelle 1924), gehuwd met Léonie Vandekerchove, verkocht de molen voor 5000 fr. De akte werd verleden bij notaris Lootens te Oostkamp.
De houten molenconstructie werd ontmanteld en met de tram, die door de Dorpsstraat langs de molen liep, vervoerd. Een Duitse legertramlijn uit Wereldoorlog I voor de aanvoer van munitie liep via Brugge-Zedelgem-Lichtervelde- Gits en Hooglede naar het front, daarbij zoveel mogelijk de dorpskernen ontwijkend. Alle balken, molenstenen en onderdelen werden op die manier vervoerd. Zelfs de molenkast werd in zijn geheel op de tram gelegd. Van Hooglede ging de tocht verder met paarden en wagens naar de wijk Grijspeerd in Gits. De molenroeden waren te lang om met de tram vervoerd te worden (24 meter), die werden met paard en boomwagen (tribol) in twee dagen ter plaatse gebracht.
Zoon Leon Vandenberghe werd in 1928 de nieuwe molenaar. In 1964 brak de buitenroede in de askop, en dat was meteen het einde van de maalactiviteiten. De molen maakte al sinds 1943 het voorwerp uit van een klasseringsdossier, dat uiteindelijk pas bij Koninklijk Besluit van 27 mei 1975 zou gerealiseerd worden. In die periode kocht de toen nog zelfstandige gemeente Gits de molen aan van de familie Vandenberghe. In 1980 werd de molen afgebroken en in 1982 bedrijfsklaar heropgebouwd op het terrein van het instituut Dominiek Savio, waar molenaar Marc Lievens nu nog regelmatig op zaterdagnamiddag de wieken laat draaien[34].
Bijlage 1: inboedel volgens Staat van goed van Petrus Cys[35]
Coorenwijntmolen,huijsingen ende voordere edificien staende op ten percelen cheijns
In den keucken bevonden hangel, tanghe en blaespijpe vierschuppe vleeschvorke en rooster een soutlae een handtvaegher veerthien stoelen, commodekasken twee taefels een windeweire een coffémolen een pluijmen bedde met zijn toebehoort drije coper kandelaers twee tinne mostaert potten, twee tinne soupe lepels een tinne stoop canne een tinne craffe en peperbusse, een cooper lampe en blecke dose, een cooper thee schincker twee barden met vierentwintigh tinne lepels, dertigh forchetten een tunne teste in waeterpot een cooper schuijmspen een strijckijsder met sijn bouten een tinne kanne met twee kooper keirsse snuijters een cooper schiijnker drije doukagnen pottelijne vier tinne sout tassen een tinne suiker tasse den theé moor met het thée craem een fvoghel, tsestig stucks gleijers een stale orlogie tsestigh pondt thee een thee recke een lerdijser een plaete en eenighe cleene minuteijten ’t saemen weirdigh bevonden tot de somme van eenentwintigh ponden, thien schellingen grooten
Op den kaemer bevonden een kasse, een lessenaere een taefel, achttien stoelen een cfoper baecker een coper ketel een theé moor een coelvat seventachtigh stuckx gleijers twee douzijnen aerdewerck wat ofeniersaet, ’t saemen weirdigh bevonden zes ponden achttien schellingen en vier grooten
In den kelder bevonden twee sacken aardappels, negentigh ponden oter en vlaege smout ses aerde potten twee aerde pullen een stoop lampolie een gantiere een cuype en wat aerdewerck ’t saemen weerdigh bevonden negen ponden een schellinck en vier groote
In de back-keuken bevonden tnegentigh ponden gheroockt swijne vleesch een taefel twee pluijmen bedden met hun toebehoorten een ijsder pot een cooper ?aker twee cooper lauwers een idem aeker een slagter& capmes een rooster, twee spaen, twee emmers een draeijkeiren met sijn toebehoorten een twijnselaere twee busstels een rooster en eenighe cleenigheden samen weirdigh bevonden derthiponden twaalf schellingen grooten
In de scheure bevonden een windtmolen een vleeschblock een trogh een jock een slijpsteen veerthien bunders schooven terwe elfhondert schooven peirde boonen tweehondert bonden gedostelse stroo en gleij, een korte waegen, neghenthien fracke plaete en timmerhout, ’t samen weirdigh bevonden vierenveertigh ponden achthien schellingen en acht grooten
Op den solder bevonden twaalf ydel gransacken een bijle een cliefamer met over ijser weggen een capmes een greep een domestique haeginnnghe een coper ketel een cooren vat en schuppe twee manden een backijsder een waefelijsder drije vorcken een tsacke donzajne bestemd, kalk witte bonen, een kitte, wat hout aijsder thien hoet ses vaeten terwe, vier hsoet ses vaeten terwe meel een hoet haver een hoet rogge, vier hoet peirde boonen en eenighe ander cleenigheden tsamen weirdig bevonden eenenveertigh ponden thien schellingen en thien grooten
in het coeijenstal bevonden een vat wijn twee melckcoeijen twee jaerlijnckveirsen twee standen een waschcuijpe greep met haeck en stal schuppe t’samen weirdigh bevonden neghen en dertigh monden thien schellingen grooten
achterhoeve bevonden een punt met viersacken aardappels binnen vier magedr swijns vijfthien buijken met gien drije hondert vijftighs droog branthout al het ofier kalm kortwaegen en afschepunt een stalleken in liggende weirde wat boon persen saemen weirdigh bevonden vanden twintghe ponden tien schellinghen grooten
Bijlage 2
In het Rijksarchief te Brugge Kerkfabriek Westkapelle TBO 42 nr. 17-18 vond ik dit tekstje van Bernard Deckers, mogelijk een oefening in schoonschrift.
Transcriptie:
behooren onder de deugden
welke de jeugd moeten sieren en aankleven Naarstigheid bij
het leeren, gehoorzaamheid omtrent ouders, voogden en meesters,
nederigheid jegens de schoolmakkers, zindelijkheid op kleederen en
schoolboeken. De voornaamste dezer deugden echter is de gehoor
zaamheid derwijl daaruit al de andere voort komen. Naarstigheid
gehoorzaamheid, nederigheid en zindelijkheid, behooren onder die.
1,2,3,4,5,6,7,8,9,0
Bernard Deckers
Tot slot nog twee vragen voor de lezer:
- Op de kaart Fig. 2 staat bovenaan tweemaal vermeld: het slagvelt. Coornaert maakt melding van een slagveld[36] nl. een lanck crom stick hooghe lant, boogaert … slaghvelt waar mogelijk in de oorlog tegen Maximiliaan een schermutseling zou hebben plaatsgehad. Coornaert situeert dit perceel in het 40° Reig. echter noordelijker, bij de Verbrande Molen, ter hoogte van de huidige Dorpsstraat 17-19. Is hier sprake van een vergissing of was er wel degelijk een tweede ‘slagvelt’ in Westkapelle? En naar welke slag verwijst dit toponiem? De Flou vermeldt enkel Slagveld (het) Eene hofstede te Westcapelle. 1906 (Lijst).
- In de tuin van Sincfala, museum van de Zwinstreek, ligt een molensteen waarvan beweerd wordt dat die zou afkomstig zijn van de Westkapelse Dorpsmolen. Weet iemand hier meer over?
Voetnoten
[1] Alle info over de verdwenen molens te Westkapelle: http://www.molenechos.org/ verdwenen/
[2] Deze molen stond op wat nu Kalvekeetdijk 155 is en verdween definitief rond 1750.
[3] Deze molen stond op wat nu Dorpsstraat 156 is, op de hoek met de Herenstraat. Deze plaats is nu nog steeds gekend als ‘De Molenhoek’.
[4] De Westmolen of Armenmolen stond op wat nu Waterstraat 4 is. Hij werd vernietigd tijdens de godsdiensttroebelen rond 1580.
[5] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 nr. 13488 Staat van goed Jacob De Smidt f. 18 r
[6] BRUGGE, Rijksarchief TBO 112 nr.2330 f. 6 en volgende
[7] aard vast ende nagelvast: alle zaken die vastzitten aan de grond of aan een gebouw en daarvan niet losgemaakt kunnen worden zonder schade te veroorzaken.
[8] Volgens de website http://www.molenechos.org/verdwenen/ verplaatsten de Heren van Oostkerke voor 1481 de Oostmolen naar de plaats waar de Hoekemolen nu nog altijd staat.
[9] BRUGGE Rijksarchief TBO 112 2330 f. 6 r
[10] BRUGGE Rijksarchief TBO 3 1085 Verhoofding van de parochie van Westkapelle hermeten door A. Messiaen, 1652 Aanvullingen tot 1799
[11] BRUGGE, Archief Bisdom Brugge H. 78 Los document
[12] Alle gegevens over de burgerlijke stand vonden we op de websites http://search.arch.be/nl (Rijksarchief België) en https://www.vrijwilligersrab.be/ (Rijksarchief Brugge). Voor geboortes wordt de datum van het doopsel gebruikt, voor overlijdens de datum van de begrafenis.
[13] Deze zin is moeilijk leesbaar: mogelijke vertalingen van de doodsoorzaak zijn: grote hoeveelheden vocht in het hoofd of een verkoudheid met slecht riekende slijmen. Met dank aan Dhr. Bert Gevaert en Dr. Johan Boelaert
[14] Mogelijk werd hij hier eigenaar van de molen. Hoe Wulfaert en Besoete mede-eigenaar werden, is niet bekend.
[15] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 13488 f. 5 rv
[16] roerende
[17] Hoor hoir: erfgenaam
[18] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 2942 Staat van goed van Guillielmus Jongbloet f. 14 r
[19] Isaac van Holm, afkomstig uit Middelburg in Vlaanderen en gehuwd met Anna Petilion, was pachter van de hofstede van Sint-Juliaan te Westkapelle. Zie J. LAVAERT, Het proces Isaac van Holm of De Historie van den Wijnpot, Rond de Poldertorens jg. 2002 nr. 4 p. 134 - 147
[20] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 2942 Staat van goed van Guillielmus Jongbloet f. 17 rv
[21] BRUGGE, Rijksarchief TBO 42 13 Register van dopen, huwelijken en ovelrijdens 1770-79
[22] Met dank voor de informatie aan Lieven Denewet Voorzitter Molenzorg Vlaanderen vzw
[23] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 01441 Staat van goed van Pieter Cys f. 26 rv
[24] BRUGGE Rijksarchief Volkstelling 1814 dl 1-2 p. 96 nr. 74
[25] BRUGGE, Rijksarchief erfenisaangiften regio Brugge microfilm 16 nr. 8308
[26] BRUGGE, Rijksarchief INV 5OO/44 – 5 Notaris Arthur Depuydt (Dudzele) nr 41
[27] https://nl.wikipedia.org/wiki/Denis_Moles_Le_Bailly
[28] BRUGGE, Rijksarchief microfilm kadaster 25 Knokke-Heist/Westkapelle sectie E nr. 909
[29] RAB Erfenisaangiften Brugge film 156 nr 95652 notaris Pollentier Dudzele
[30] M. COORNAERT Westkapelle & Ramskapelle 1981 p. 267 Volkstelling 1910
[31] BRUGGE, Rijksarchief INV 5OO/44 – 5 Notaris Arthur Depuydt (Dudzele) nr 41
[31] BRUGGE, Rijksarchief INV 5OO/44 – 5 Notaris Arthur Depuydt (Dudzele) nr 41
[32] BRUGGE, Rijksarchief INV 5OO/44 – 5 Notaris Arthur Depuydt (Dudzele) nr 41
[33] Genoemd naar het gehucht Grijspeerd
[34] De molen staat nu op de hoek van de Koolskampstraat en Bollestraat te Gits. De informatie over de verhuis van de molen naar Gits en het verdere verloop van het verhaal is afkomstig van Daniel Vandenberghe, kleinzoon van de voormalige eigenaar. Daniel was zo vriendelijk mij inzage te geven in zijn uitgebreide documentatie. Molenaar Marc Lievens verschafte tekst en uitleg in de molen zelf.
[35] BRUGGE, Rijksarchief TBO 157 01441 Staat van goed van Pieter Cys f.31v – 37v
[36] M. COORNAERT Westkapelle & Ramskapelle (1981) p. 452