Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg
Jan van Hinte
In de jaren na ons Heeren Incarnatioen, als men schreef duizend ende driehonderd, dan bestierde ende regeerde ons Vlaanderen. de goede Grave Lowys, met name van Cressy. Ende
dan was ter dood gebracht geweest een zeker Poorter ende innewoonder van der stede Aardenburg. Ende schepenen en hadden niet kunnen ontdekken wie de moord begaan hadde, maar was gegrepen geweest, bij justiciën, een zeker jongeling en schoon jong gezelle, uit den wollewevers ambacht; ende hij lag in ' s graven steen ofte hecht, van waar hij ter vierschare gebracht ende ter dood veroordeeld werd.
Afb. 37 O.L.Vr. met de inktpot. Maria-kerk Aardenburg.
Afb. 36 O.L.Vr. met de inktpot. stadhuis Brugge. Beeld van de Brugse beeldhouwer Prosper Hendrickx op 4 juli 1926 ingehuldigd.
De jonge wever hield nochthans goed staan dat bij niet schuldig was van die moord, en dat hij buiten alle recht ten halze zoude gebracht zijn, was ' t dat zij hem over deden ende rechtten. Dit kon hem luttel baten; zij en geloofden hem niet, en 's anderdags moest hij te galge om gerecht ende gejustcieerd te worden. Zoo zij hem leiden hem weer op ' s graven steen en zij haalden een priester om hem te horen ende te munigen ter dood...
(Op raad van de priester) Zoo die allendige ambachtsman bad met grooter devotie de Moeder Gods dat zij zoude medelijden gehad hebben met haren dienaar. Maria aanhoorde harer ongelukkigen dienaar, ende bij nachte zoo spreide zij de weldoende vleugelen van een zachten slaap over hem uit. Ende als hij aldus in zijn slape lag, zoo zag hij, in zijn visioen die alderliefste Moeder van Genade, ende zij bad op harer arm haren goddelijken Zoon ende als was vergezeld met groote benden van de hemelsche legioenen van Gods engelen. Ende zij bracbten met bun liederen ene penne, ende eene intepot, ende eene bandeken of schroodtejen pergament. Ende zoo al met een keer was de kerker met hemelsch licht van stralen verklaard, ende zo wekte Maria haren goeden dienaar op, ende ze zeide tot hem, met grooter goedheid, dat hij moeste heel wel te moede zijn... Ende zoo nam het Kindeken Jesus die penne ende dat pergament die de Engelen droegen, ende Maria hield den intepot die zij meedegebracht hadden. Ende Jesus schreef up dat bandeken, rolde het ineen, tot een brieve, ende gaf bet den armen jongman, zeggende : "Neemt, ende als de schout ende zijn suppoosten komen om u ter dood te doen, zegt dat gij den Balliuw spreken wilt : geeft dan aen de Balliuw dit pergament en even gauw zult gij de bermhertigheid Gods en de goedertierenheid zijnder Moeder vernemen. Ende zoo verging, in eenen oogenblik, dit schoon visioen, ende 's graven steen ofte gijselhuis wierd wederom donker.
De hoope alleene lag in ’t herte van den armen weversgezelle en hij verlangde met een groot verlangen dat het dag wierde ende klaar.
Als nu alles gereed was zoo kwamen zij naar het steen, om den ongelukkigenjongman ter dood te leen en hem over te doen. Als wanneer nu de schout, met zijn supposten ende den armen atient voort wilde te galgewaard, zoo vroeg de weversknaap of hij de Balliuw een woord mochte spreken, dat hij hem iets te zeggen hadde. Zijn vrage wierd hem toegestaan en hij toogde de Balliuw eerbiedig het stuk pergament, zeggende, ter zelfder tijd, hoe het hem ter hand gekomen was. De Balliuw las het wonderbaar geschrifte, wat er daar op stond dat en zei hij nooit iemand, van zoo aanstonds wierde de jonge weversgezelle, van een armen verwaten en veroordeelde mensche dat hij was, op zijn vrije voeten gesteld; de galge wierd geweerd daar zij gerecht stond, voor den schepenhuize, en elk ging te zijnenwaard, lof sprekende en de dank over al ' t gene gebeurd was.
Korten tijd daarnaar wierd er een steenen beeld gemaakt van onze lieve Vrouwe met de intepot, en menig ave Maria wenschte haar de passanten.
W.A.S. Dierick (ambtenaar ter secretarie gemeente Aardenburg) geeft over deze legende de volgende aanvullingen : "Het nieuws raakte onmiddellijk in geheel Vlaanderen en ver daarbuiten bekend. Duizenden mensen kwamen naar Aardenburg om de lof van Gods Moeder te bezingen en onder hen waren vorsten en koningen, ondermeer Edward I, III en IV van Engeland, Philips de Goede en Karel de Stoute. Maar ook misdadigers die een strafbedevaart "tote Erdenborch" moesten maken. Veel wijst erop, dat het wondere gebeuren plaats gevonden heeft in of omstreeks het jaar 1273. Na dat tijdstip werd de Lieve Vrouwekerk prachtig herbouwd en/of uitgebreid en wordt op het wonder gezinspeeld".
Uit verschillende aan de stad Aardenburg verleende privileges (aanwezig in het stadsarchief) blijkt dat ze verleend werden "tereeren van de Moeder Gods".
Vanaf de 14e eeuw wordt Aardenburg genoemd als bedevaartplaats. In een adem met Aken en Compostella. Nog aanwezige stadsrekeningen wijzen ook uit, dat de bedevaarten zeer belangrijk waren voor de stad, vooral toen de handel achteruit ging door de verzanding van het Zwin.
Tot aan de hervorming bleef Aardenburg, vooral in de Pinksterweek, een trekpleister. Op de vierde pinksterdag kwamen de kapittels van de Brugse kerken met veel pracht en praal naar Aardenburg en ook de prelaten uit abdijen en kloosters in de verre omtrek waren dan te Aardenburg.
De stadsrekening van 1466 vermeldt hierover veel bijzonder heden, o.a. dat de stadsbode overal heen gezonden werd om de hoog geplaatsten uit te nodigen, dat de bagijnen het beeld van de moeder Gods "rondomme de stad droegen", dat het handschoenmakersgilde het beeld van nieuwe kleding voorzag ieder jaar en dat na afloon van de processie, de z.g. "knik-processie", alle vooraanstaanden op kosten van het stadsbestuur werden getracteerd op wijn op de "uuthof" Pulsbroec. (45)
Dierick beschrijft ook de legende van "Het liedeken van de speelman van Aardenburg". In deze legende oefent Maria eigenlijk haar wonderdoende macht uit zonder de hulp van haar goddelijke zoon. Ingekort, schrijft Dierick : "enige jaren geleden werd in de bibliotheek van de rijksuniversiteit van Gent het handschrift nr 1293 ontdekt. Het bevat een "nieuw liedeken" oftewel "Het liedeken van de speelman van Aardenburg". Het moet een troubadourslied zijn, gezongen op kermissen en markten om "propaganda" te maken voor Aardenburg. Merkwaardige zaken komen er in voor, plus een geheel ander wonderbaar gebeuren.
Het lied gaat over een veroordeelde jongeman, op heterdaad betrapt bij de dochter van een hooggeplaatst persoon. Hij wordt gehangen, maar v66r het zover is vraagt hij om een harp en speelt ter ere van onze lieve vrouw. Zwanger van zijn kind, treurt zijn geliefde onder de galg en als hij daar drie dagen en drie nachten gehangen heeft, komt er een schaapherder langs die het touw doorsnijdt. De jongen staat op en zegt dat hij al die tijd gestaan heeft "op ons lief vrauwe schauderkens".
De geliefden nemen elkaar bij de hand en terwijl de klokken luiden trekken ze Aardenburg binnen. Het luiden van de klokken bij een mirakel was gebruikelijk en wordt ook vermeld in eerier genoemde stadsrekening van 1466. ("van te ludene bi miracle")
In 1604 werd Aardenburg ingenomen door Prins Maurits, met de uitoefening van de katholieke eredienst was het gedaan. Pas in 1804 kreeg Aardenburg een nieuwe parochie, toegewijd aan Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart. In het midden van de vorige eeuw werd een kerk gebouwd en uiteraard opnieuw toegewijd aan Maria. Ze kwam in de plaats van de tussen 1604-1625 gesloopte Mariakerk. In 1870 werd er in de voorgevel van deze kerk een beeld geplaatst van "Onze Lieve Vrouw met de Inktpot".
Afbeeldingen van Onze Lieve Vrouwe van Aardenbrug vindt men over een groot deel van de wereld verspreid. Het meest bekende is dat in de voorgevel van het stadhuis te Brugge, de stad die steeds zo'n grote verering voor haar heeft gehad".
Het aantal legenden uit die tijd zou gemakkelijk met enige tieixtalien zijn uit te breiden. De vraag is natuurlijk of deze volksoverleveringen ons kunnen helpen het hoe en waarom van de middeleeuwse grafschilderingen te verklaren. Als we het "Groot Woordenboek der Nederlandse Taal" van Van Dale als gezaghebbend aanvaarden dan is dat inderdaad het geval. Van Dale geeft als verklaring van het woord legende o.m. : Het gehele complex van voorstellingen dat zich rondom sommige historische personen of gebeurtenissen vormde tot een vaag omlijnd, maar toch karakterischtiek beeld van de geest van het nageslacht.
Dat we mogen aannemen dat in de middeleeuwen de gewone men sen (en toch zeker ook de lagere geestelijkheid) Barbara en Catharina evenals Maria als historische personen zag, zal niemand willen ontkennen. Dat Paus Paulus VI in 1969 o.a. Barbara en Catharina zou schrappen van de liturgische kalender kon de mens van toen niet vermoeden.
De vraag dringt zich op of wij in onze geïndustrialiseerde wereld met onze zakelijke logica er wel beter aan toe zijn dan de mens van toen. In materieel opzicht zeker, maar ook is zeker dat de technische ontwikkelde mens zich gejaagd en onrustig gevoelt en gedraagt. Had de gelovige van toen niet veel meer zekerheden, dus meer "geborgenheden" in zijn leven dan de mens van nu met zijn fenomenale kennis? Heeft professor C.S. Jung gelijk als hij zegt dat in het psychische leven van de mens nog steeds duidelijke bindingen bestaan met de archetypen? Herkent ons onderbewustzijn de symbolen zoals die eeuwen geleden hier in de graven werden geschilderd? Behoren ze tot het collectief onbewuste wat zowel in de mens van toen, als in die van nu, aanwezig was en is? En is daarom de belangstelling voor deze afbeeldingen groter dan voor andere archaeologische vondsten?
Dan wordt het toch hoog tijd dat deskundigen op velerlei gebied, godsdiensthistorici, ikonologen, psychologen, archaeologen, kunst-historici enz. hun licht hierover laten schijnen.