Inleiding
Tijdens het opzoekwerk in de overlijdensakten van de burgerlijke stand bij het begin van een onderzoek naar de Spaanse griep kwamen we regelmatig de vermelding “Stierf voor België” tegen. In een Besluitwet van 17 juli 1918 stond dat deze vermelding diende aangebracht te worden in de akten van de burgerlijke stand bij de naam van een militair of burger die tijdens de oorlog gesneuveld of terechtgesteld was en dit gold ook voor degenen die na de oorlog overleden waren aan de gevolgen van ziekte of oorlogsomstandigheden. Op 8 november 1919 gaf de minister van Justitie aan de procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep nog eens de opdracht om hierover te waken[1]. De ondertussen verzamelde gegevens deden ons besluiten om een apart artikel te besteden aan de vele overleden soldaten, die vermeld staan op de monumenten en gedenkplaten in ons onderzoeksgebied[2]. De basis van dit artikel zijn de tabellen, waarin een aantal biografische gegevens zijn opgenomen. De bespreking per gemeente geeft uitleg over de monumenten, over een beperkt statistisch onderzoek en hier en daar in het oog springende gebeurtenissen[3].
Zeer snel na de Eerste Wereldoorlog kwamen er allerlei initiatieven om de slachtoffers van de oorlog te herdenken, waaronder het oprichten van vele oorlogsgedenktekens[4]. Deze initiatieven kwamen vanuit de basis, met onder andere de talrijke oud-strijdersverenigingen en gemeentelijke comités[5]. Dit gaf een vrijwel niet in te tomen wildgroei van gedenktekens, zowel voor de slachtoffers van de gemeenten als van de parochies, van instellingen en groeperingen als van zuiver militaire gedenktekens[6]. Hierdoor ontstond een uitgebreid oorlogsmonumentenpatrimonium, waarbij in de provincie West- Vlaanderen bijna elke gemeente, op enkele uitzonderingen na, minstens één gedenkteken telt[7]. In ons onderzoeksgebied is Hoeke de enige gemeente die geen gedenkteken heeft.
De invloed van de overheid op deze “monumentenijver” was klein, waarschijnlijk omdat ze zo onverwacht spontaan en massaal op gang was gekomen. Ook de eigen overheidsinitiatieven bleven gering in aantal[8]. Op 27 maart 1919 richtte Charles de Broqueville, minister van Binnenlandse Zaken, een brief aan de gouverneurs waarin stond dat alle aanvragen om subsidies voor het oprichten van monumenten door de openbare besturen op het ministerie van Binnenlandse
Zaken dienden te worden gecentraliseerd en dat de voorkeur ging naar het subsidiëren van alleen gedenkplaten opgericht tezamen met een vrijheidsboom. Deze brief was de definitieve richtlijn aangaande de oorlogsgedenktekens[9] en was in feite al een laattijdige reactie op de spontane initiatieven. Uiteindelijk beperkte de hogere overheid haar optreden tot het dichtdraaien van de financiële kraan. De provinciale overheid van haar kant stemde haar optreden af op dat van de regering en vanaf april 1920 was het antwoord van de gouverneur op de vragen om subsidies onveranderlijk dat er in de provinciale begroting hiervoor geen krediet voorzien was en dat de staat alleen tussen kon komen voor het uitvoeren van gedenkplaten en niet van monumenten. Maar de vele initiatiefnemers en gemeentebesturen stoorden zich daar niet aan[10].
Het oorlogsgedenkteken voor de soldaat ontstond in de late 19de eeuw in de Verenigde Staten als een nieuw type van gedenkteken. Deze belangstelling voor de soldaat als individu, als burger, was vooral een gevolg van de gewijzigde samenstelling van de legers. De huurlingenlegers werden in de loop van de 19de eeuw zowel in de Verenigde Staten als in Europa meer en meer aangevuld met of vervangen door dienstplichtige burgers en beroepssoldaten, die vochten vanuit een bepaalde overtuiging en met een patriottische ingesteldheid. Deze soldaten verdienden dan ook hun specifieke gedenktekens. Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werd in bijna elke stad of dorp in de Verenigde Staten een gedenkteken voor de eigen oorlogsslachtoffers opgericht, voorzien van de namen van de slachtoffers en de plaatsen waar ze hadden gevochten. Dit nieuwe verschijnsel kwam in West-Europa pas na de Eerste Wereldoorlog massaal op gang. Dit zou kunnen verklaard worden als een gevolg van de toenemende liberalisering en democratisering in het Europese denken[11].
Na 1930 verminderde het aantal gedenktekens sterk. Dit zou mogelijk het gevolg kunnen zijn van een veranderde levenshouding, die in toenemende mate pragmatisch en materialistisch werd enerzijds en door een toenemende existentiële visie op het leven, die niet vroeg om cultusobjecten anderzijds. Tegelijk was er ook een afnemende belangstelling voor de dodencultus[12].
De aandacht voor de monumenten blijft ook nu nog belangrijk, niet alleen tijdens de herdenking van “100 jaar Groote Oorlog”, maar ook omdat deze gedenktekens vóór deze herdenking dreigde een groep van vergeten monumenten te worden. Vernieuwingen en veranderingen in de stads- en dorpsurbanisatie hebben er reeds meermaals toe geleid dat oorlogsgedenktekens, zowel de hele belangrijke als het kleine dorpsmonumentje, verplaatst, gewijzigd of zonder meer verwijderd werden[13].
Voetnoten
[1] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.12-13
[2] Damme (Damme, Hoeke, Lapscheure, Moerkerke, Oostkerke, Sijsele, Vivenkapelle), Knokke- Heist (Heist, Knokke, Ramskapelle, Westkapelle), Blankenberge (Blankenberge, Uitkerke), Brugge (Assebroek, Brugge, Sint-Pieters-op-de-Dijk, Zeebrugge, Dudzele, Koolkerke, Lissewege, Sint-Andries, Sint-Kruis, Sint-Michiels), Zuienkerke (Houtave, Meetkerke, Nieuwmunster, Zuienkerke)
[3] De burgerslachtoffers van de Eerste Wereldoorlog zijn in deze studie buiten beschouwing gelaten
[4] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., , p.11
[5] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.14
[6] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.37
[7] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.42. De chronologie van de oprichting van de gedenktekens voor de oorlogsslachtoffers van de Eerste Wereldoorlog in de Zwinstreek is terug te vinden in bijlage 9
[8] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.37
[9] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.14
[10] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.15
[11] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.10
[12] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p. 10
[13] JACOBS M., Zij die vielen als helden.., deel 1, o.c., p.7