Vondstmelding van vijzel
Jan Tilleman
Inleiding
In het eerste nummer van Rond de Poldertorens, jaargang 56 van 2014 had ik het uitvoerig over stukken van vijzels of ook mortieren genoemd, die bij graafwerken opgedoken waren. In de nazomer van 2014 is nu een vrijwel compleet exemplaar opgegraven.
Vondstsituering
Het vermoeden bestaat dat er op "Ten Houcke Boven” echt wel een havengeul met zwaaikom kan bestaan hebben. Waar momenteel kuilvoer voor het rundvee opgeslagen wordt, bevond zich vroeger de "kafpit”. Als kleine jongen heb ik die komvormige put nog geweten. Toen er nog op het erf gedorst werd met de rondtrekkende dorsmachine, blies men het afgescheiden kaf via een buis naar deze put. Daar er vanuit die put een geul van om en bij de 8 m. breed liep in de richting van het vroegere Zwin, kan het zijn dat dit een vaargeul betreft. (Op de afbeelding hierbij, pal in het midden.) Ondertussen is ook al gebleken dat de "kafpit” in vroegere tijden aangevuld werd in schuine lagen van boven op de dijk (vroegere Evendijk) naar beneden toe. Nu is het de bedoeling om aan de hand van een doorsnede-onderzoek in de bodem, meer te weten te komen over de plaatselijke toestand door de eeuwen heen. De grondlagen die tot nu toe aangesneden werden zijn sterk variërend van aard. Hierbij is het ook duidelijk dat deze aangevoerd en uitgestort zijn. Dit kan vastgesteld worden aan de onregelmatige samen- stelling. Klompen klei komen soms voor in een zandig milieu met hoge scherven concentratie. Het is ook duidelijk dat de aanvulling in verschil- lende fases gebeurde. De gevonden vijzel bevond zich in een homogeen kleipakket van gemiddeld 84 cm dik dat onmiddellijk aansluit onder een merkelijk jongere en tevens recent verstoorde deklaag.
Onder de kleilaag met de vijzel in, is een schuin liggende laag humus van vijf tot tien centimeter dik te zien. (Halverwege de ijklat op Fig. 2)
Fig. 2: De vijzel zoals hij aangetroffen werd (In situ).
Onder de turflaag bevindt zich een 20 cm dikke, eerder lemige grond die we pleksgewijze ook wel aantreffen op een gedeelte van het akkerland in de nabije omgeving.[1] Onder deze, wat we noemen, lichte grondsoort, steekt een zone waarin plantenresten zichtbaar zijn. De dikte en aard van deze laag moet later nog nagegaan worden, evenals de soort vegetatie of plantengroei die er zich in aftekent. Daar ik op deze diepte al 90 cm onder de grondwatertafel zat en het veelvuldig begon te regenen, is de opzoeking stop gezet.
Beschrijving en datering van het stuk
Onze vondst is gehouwen uit een blok fossiele kalksteen met tamelijk harde samenstelling. Er bevindt zich aan de binnenkant nog een glad stukje schelpfossiel. Mogelijks is dit van een oester maar dat is niet met zekerheid duidelijk. Het grondvlak van de voet meet 24 x 25 cm. Bovenaan bedraagt de grootste breedte in het midden 30 cm. Diagonaal tegen over elkaar bevindt zich op de hoeken een oor. Bovenaan in de twee andere tegenover elkaar staande hoeken is er een uitstroomgeul uit geslepen. De binnendiameter van de kom bedraagt 20 tot 21 cm.
Ondanks de aanzienlijke verwering is toch een variërend kapwerk vast te stellen op de vijzel. De voet vertoont schuine driehoekige inslagen. De kuip is uitgewerkt in smalle verticale bandjes met korte horizontale ribbels. (Fig. 3). Op een van de zijkanten is er een beschadiging vast te stellen en uit de voet ontbreekt een deel van een hoek. Het breukvlak hier is eveneens verweerd (geen scherpe kantjes zoals bij een verse breuk) zodat met zekerheid kan gesteld worden dat de mortier een tijd lang als sierstuk ergens buiten gebruik gestaan heeft. Er is ook een barst te zien die van de bovenrand naar beneden strekt tot zowat 1 cm naast de breuk van de verdwenen hoek in de voet. Het is duidelijk dat deze breuk later ontstaan is dan bij de eerste beschadiging wat doet vermoeden dat dit de oorzaak is van het weggooien. Een precieze datering op basis van de vondstomstandigheden is hier niet mogelijk. Wel is bekend dat dergelijke mortieren met open gewerkte handvatten in de 13° - 14° eeuw massaal vanuit Caen in Normandië naar hier gebracht werden.[2]
Fig 3: detail van de voet
Fig 4. De gevonden vijzel met open gewerkte oren (13°-14°eeuw).
Met deze vondst is het plaatselijk archeologisch museum in de schuur van Ten Houcke Boven alvast een pronkstuk rijker geworden.
Voetnoten
[1] Deze delen in het veld noemen de landbouwers “Licht land” omdat het veel gemakkelijker bewerkbaar is dan de zware polderklei.
[2] Info uit www.verdronkenzeeland.nl