De Sint-Niklaaskerk in Westkapelle.
Een overzicht van haar bewogen geschiedenis

Marc De Meester

Omstreeks 1100 of zelfs vroeger was er een bewoonde kern op de westoever van de Zinkval, 12 km ten noorden van Brugge, genaamd Waaskapelle. Een tekst uit 1110 vermeldt "capella de Was". Dit betekent kapel in "wazige" of slijkgrond[1]. In deze tekst bevestigde Baldericus, bisschop van Doornik, de Sint- Kwintensabdij van Vermandois in haar tiendenbezit in de moederparochie Oostkerke en de vier bijkapellen in Moerkerke, Lapscheure, het eiland Wulpen en Westkapelle. De naam kapel wijst erop dat zij gebouwd werd door een reeds gekerstende bevolking en afhankelijk was van een moederkerk, in dit geval dus Oostkerke[2]. Deze eerste kapel bevond zich waarschijnlijk minstens twee meter beneden de tegenwoordige bovengrond[3].

Men kan aannemen dat omstreeks 1200 deze kapel "ten waze" in het dorp Westkapelle tot een parochiekerk werd verheven als gevolg van de bevolkingsaangroei in de omgeving ervan[4] Ze werd toegewijd aan de H. Nicolaas, patroon van de zeevarenden[5] In het British Museum te Londen wordt een handschrift van de 13de eeuw bewaard (BM. Add nr 24683). Het is een psalterium met hymnen, litanie van alle heiligen en dodenofficie, met heiligenkalender. Daarin heeft een vroeg 14de eeuwse hand op 19 juli bijgeschreven: "dedicatio ecclesie de waskapella", "kerkwijdingsfeest van de kerk van Waaskapelle". Dat betekent dat de kerk toen al ingewijd en volledig in gebruik was[6].

De oorspronkelijke kapel werd uitgebreid en omgevormd tot een gotische kruiskerk met vieringtoren. De torenbasis met de vier zware pijlers dateert van ca 1270. Daarna werden het hoofdkoor en de kruisbeuken gebouwd. Wellicht stond de oorspronkelijke kapel aan de westkant van de toren en diende zij later als middenschip van de gotische kerk. Dit zou verklaren waarom op de kaart van het Brugse Vrije van 1501 het schip van de kerk slechts een of ten hoogste twee traveeen[7] telt. Ook de waterlijst aan de oostkant van de toren die tijdens de algemene restauratie van 1992-1994 werd ontdekt op een hoogte van ca. 3 m wijst in die richting. Deze waterlijst heeft alleen maar zin wanneer zij geplaatst is op een buitenmuur die het regenwater ontvangt[8].

rdp201303p080 099 page20 image1Jan de Hervy - Kaart van de Zwinstreek - 1501 - Groeningemuseum Brugge © Foto: Lukas - Art in Flanders VZW (www.lukasweb.be) Hugo Maertens Brugge

In de 14de eeuw werden de twee zijkoren voltooid. Typisch voor de 14de eeuwse gotische stijl zijn de vlakke zijkoorafsluitingen en de paarsgewijs geplaatste vensters in de zijkoren en de kruisbeuken. De vieringtoren werd gebouwd in dezelfde periode. Hij had waarschijnlijk dezelfde vorm als na de werken van 1908, met de ranke spits, maar de klokgaten waren wel ruimer en elke opening was voorzien van een harnas met middenzuiltje, zoals nu nog in veel gelijkende kerktorens van de polderstreek te zien is (o.a. Wenduine)9.

Op 25 mei 1405, tijdens de Honderdjarige Oorlog, werd de dorpskom van Westkapelle door Engelse soldaten geplunderd en in brand gestoken nadat hun poging om Sluis te veroveren mislukt was. Hierbij werd de kerk door het vuur verwoest.10 De kerktoren was toen een belangrijke baken, waarnaar de schepen zich moesten richten om de Zwinmonding binnen te kunnen varen11. Het was echter geen vuurtoren, aangezien er toen vrijwel alleen overdag gevaren werd12.

Omtrent 1410 werd begonnen met de herstelling van de kerktoren. In de stadsrekening van Brugge van 1410 is er sprake van "ten wercke van den thorre van Waescapelle"13. In 1413 was hij afgewerkt. Brugge kon bekomen dat de kosten werden betaald door de Vier Leden van Vlaanderen (Brugge, Gent, Ieper en het Brugse Vrije), aangezien de wederopbouw van de toren belangrijk was voor de Hanzesteden en voor de handel van gans Vlaanderen14. Ook elf, aan de Vier Leden ondergeschikte kleinere steden stortten met hun gewest een bijdrage. Dit waren Mude, Aardenburg, Biervliet, Bornem, Ninove, Waasten, Kassel, Mardijk, Veurne, Lo en Gistel15. De Vier Leden bestemden gezamenlijk 1600 pd. par. voor het overeengekomen werk. Uit het bestek van 1409 blijkt dat de houten spits zes verdiepingen zou tellen16.

Het timmerwerk vormde het belangrijkste onderdeel van de gehele wederopbouw. Dit werd aanbesteed aan Ianne Cleyaerd van Brugge. Op de muren van het achthoekige torengebouw legde de timmerman eerst de vloer van de klokkenzolder. Daarop bouwde hij een spits met acht zijden. In vier van de acht zijden stak hij een standvenster. De zes verdiepingen waren samen 64 voet hoog. Op de 6de verdieping timmerde hij een top van 27 voet hoog. De totale hoogte van de torenspits bedroeg dus 91 voet (ca. 25 m). Het bovenste deel van de muren had schade geleden door de brand en door verwering. De vervallen stukken van het metselwerk werden afgebroken. Metselaar Adriaen Brantin uit Sluis vernieuwde de bekleding en de bogen van de acht galmgaten. In elk van de acht hoeken van de toren stak hij een noot uit natuursteen. Overigens trok hij de muren met bakstenen op tot de vereiste hoogte. Het ijzerwerk werd uitgevoerd door Ianne van Ambourg, smid te Sluis. Nadat het hout-, metsel- en ijzerwerk van de torenspits beeindigd was, bleef de verdere afwerking aanslepen, omdat de uitgaven hoger opliepen dan de voorziene 1600 pd. par. Daarom besloten de Vier Leden, nog 800 pd. par. bij te dragen. Afgevaardigden reisden op 22 september 1412 naar Westkapelle om "toverziene twerc vanden thorre van Waescappelle". De Brugse schaliedekker Ianne Scaerpinc, kreeg de opdracht om de toren te bedekken met schalien van Fumay, een stadje in de Ardennen. De nok bovenin en de ramen diende hij af te sluiten met lood. Dit werk moest voor Vastenavond van 1413 beeindigd zijn. Op 10 juli 1413 was de toren blijkbaar afgewerkt, want toen reden afgevaardigden van de Vier Leden naar Westkapelle om het werk te inspecteren en om de betalingen aan de ambachtslieden te regelen[9].

In de 15de eeuw bevonden de kerk, het kerkhof en de naaste omgeving zich op een lichte verhevenheid, die trouwens ook nog in de overstroming van 1944 boven het hoogwater bleef uitsteken[10].

Omstreeks 1500 was de patroonheilige van de kerk Sint Nikolaas[11]. Een van de twee zijaltaren was toen toegewijd aan O.-L.-Vrouw[12]. In de toren hingen in die periode ten minste twee klokken, een grotere en een kleinere[13].

Voor de godsdiensttroebelen waren er in de kerk altaren ter ere van het H. Kruis, St. Elooi en St. Antonius[14].

Nergens blijkt dat tijdens de Beeldenstorm van 1566 de kerk van Westkapelle door beeldenstormers werd beschadigd[15]. Vanaf 1572 landden groepen Watergeuzen uit Zeeland op de kusten van Noord-Vlaanderen en daar plunderden zij enkele kerken. Tijdens de godsdiensttroebelen werd ook het kerkgebouw van Westkapelle in 1575 zwaar beschadigd[16]. Na de Pacificatie van Gent op 30 december 1576 werd in Vlaanderen een Calvinistisch bewind gevestigd. In de meeste parochies van het Vrije werd de pastoor vervangen door een protestantse "minister" en vielen de wekelijkse missen, de jaargetijden en de andere kerkelijke diensten weg. Uit de kerkrekening van 1580-1581 blijkt dat tot 1579 een zekere Ynghele van Egmont minister te Westkapelle was geweest25. Wegens het invoeren van de nieuwe religie werden er wijzigingen aangebracht aan het interieur van de kerk, o.a. aan de preekstoel, en er werden verschillende banken bijgemaakt. Katholieke cultusvoorwerpen waren overbodig en werden verkocht26. In 1580-1581 lieten de kerkmeesters herstellingen uitvoeren aan verscheidene onderdelen van het kerkgebouw. Victor van Peenen uit Brugge leverde timmerhout en metselaar Jan Cops vermaakte de kerk en de kerkmuren27.

Landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma, heroverde in het voorjaar van 1584 Ieper en Brugge, waardoor er een einde kwam aan het Calvinistisch bewind in de streek.

In 1617 steunde de Dis het kerkbestuur met 70 pd. gr. Waarschijnlijk diende dit geld om het kerkgebouw voorlopig te herstellen (enkel het oostelijke gedeelte, met eerst het middenkoor). Op 28 juli 1618 werd het nieuwe hoogaltaar door de bisschop van Brugge gewijd28. Ook de Sint-Kwintensabdij gaf ieder jaar 40 pd. gr. om de kerk verder te herstellen29.

Tussen 1620 en 1640 werd er verder aan het kerkgebouw gewerkt. De zijkoren en de kruisbeuken werden herbouwd. Het schip van de kerk werd afgebroken en de stenen werden gebruikt voor de heropbouw van de vernielde toren en voor de beuken en ook voor het herstel van de pastorie30. Het westelijke gedeelte tot aan de toren lag in puin en pas in 1908 werd dit heropgebouwd31.

In de kerkrekening van 1625-1634 is er sprake van het repareren van de "torre vande kerke" door Simon Vanhoute voor 20% pd. gr. In de toren hing toen een klok, want men kocht een "clockrieme", een "clockreep" en een "clippelrieme". Pieter Aernouts kreeg 20% pd. gr. voor het metselwerk van "onse vrouwe capelle", Pieter Coppejans 3% pd. gr. voor het maken van de voet van het "onse vrouwe aultaer" en Rochus Reviere 184% pd. gr. voor het maken en leveren van al het houtwerk voor de kruiskapel. Voor het bedekken van de noordkapel en de kruiskapel en het herstellen van het dak van de kerk en de toren ontving schaliedekker Sebastiaan Decrock 88% pd. gr. Karel Hoornaert smeedde voor 24 pd. gr. ijzerwerk en loodgieter Filip Luda leverde voor 26 pd. gr. lood. Jacob Neyts timmerde "een portael, schabellebancken ende anders inde kercke... een thuyn ande vonte" en Matheus Ghyot leverde het ijzerwerk voor de portaaldeuren. Het kerkbestuur kocht toen ook nog "banckcleers", twee "autaercleeren" en priestergewaden. Uit deze gegevens kan afgeleid worden dat de noord- of O.L.-Vrouwbeuk en de kruis- of middenbeuk werden herbouwd en dat op het westeinde van deze laatste een nieuwe deur werd geplaatst32.

In 1635 en 1636 werden er geen parochiale samenkomsten in de kerk gehouden wegens de troebelen door de legering van soldaten in Westkapelle en het sluiten van de kerk. Toch werd de kerk verder hersteld en opgeschikt. Het kerkbestuur kocht een zilveren kandelaar, een "motaele croone ende motaele candelaren", een nieuw zangboek, "pastorael ende handtbouck" en twee "kassen voor de vaenen"33. Het Vrije vergoedde 3 pd. gr. voor de schade aangericht door soldaten "soo in schieten vant'dack vande kercke, als sentinelle staende opden torre, ghedeurende den somer 1634 dat sij tot Westcappelle geleghen hebben"34.

Toussaint van Nederhem herstelde het schaliedak van de kerktoren en J. Schockaert timmerde ,"het afluycksel van onse vrouwe choor, alle van wagheschot35 vol ghesneden werck, met twee choordeuren, frysen ende een Onse L. Vrouwe beelt met twee inghelen ghesneden werck, voorts voetbancken, piramiden ende anders daertoe dienende". S. Vanhoute verrichtte "t'hooghen ende verlegghen vant pavement vanden choor" en Jan Neyts leverde 300 "blauwe voetsteenen tot paveren vanden choor"36.

Nog in 1636 werd de kerk verder verfraaid. Het kerkbestuur kocht nog meer kerkgewaden: "een zwarte choorcappe, casuyfel, outaerpelder, vier casulen en twee outaercleeren". Zilversmid Laureins Plume leverde "een selver vergulde remonstratie weghende omtrent de 75 oncen" en "een custode voor dezelve met twee glasen". Jan Desmet metste "een groot nieu portael aende eijndtghevel vande kercke, groot ontrent de zesthien voeten viercant, met drye dueren". Voor dit portaal leverde Jan Vanderplancke 150 "witte voetsteenen", 109 "blaeuwe voetsteenen", 70 "elf duymers", 52 "neghenduymers", 10 "witte neghenduymers" en "diverssche sillen". J. Schockaert timmerde het dak van het portaal en "drie wagheschotte dueren met een maeckelaere". T. van Nederhem verschafte 3.500 schalien voor het portaal en het kerkdak. Slotenmaker G. Busschop smeedde "twaelf anckers, een yseren cruyce, sloten, ghanghen" voor het portaal. Binnen de kerk verrichtte J. Schockaert de volgende werken: "het afluycken vande santuarie, het verhooghen vanden hooghen outaer, den hemel boven den hooghen oultaer, de coroonementen vanden hooghen outaer op elcke syde met friesen ghesneden van wagheschodt, het lamberseren over de drye panden vande huyve, den thuyn vande voorkercke, verhooghen vanden biechtstoel, het pauwelioen boven Onse Vrouwen oultaer, het pauwelioen boven de vonte, alle de bancken vant nieuwe portael, de bancken voor de vonte met alle de brugghen, den weegh daer de Onse Vrouwe meesters sitten" en verder nog banken en kasten. Metser Anthonis Gaydt herstelde de kerkhofmuur en "de kerckstichel rontomme den kerchof". Jan Aerts leverde 51 "veerthien duymers, alle verbesicht int maecken vande voorseyde kerckstichel". G. Busschop vernieuwde "het hecken vant kerckhof". Twee schilders uit Brugge verfden "de hemelen, balcken, frysen, vaenecassen" en andere voorwerpen in de kerk. Uit de kerkrekening 1636-1639 blijkt dat de boven beschreven werken 207 pd. gr. hebben gekost37.

Op 1 augustus 1640 bezocht deken Jan Jennyns Westkapelle, waar zijn broer Willem pastoor was38. Hij gaf een beschrijving van het kerkgebouw na de bovenvermelde werken. De middenbeuk was volledig hersteld. De O.-L.- Vrouwbeuk (de rechterbeuk), waarvan alleen de muren overeind waren gebleven, bezat weer een dak. Men had pas de muren van de linkerbeuk en van de sacristie herbouwd. De daken van de middenbeuk en van de rechterbeuk waren goed afgedicht. Men had reeds het houtwerk van de linkerbeuk aanbesteed. Op de kruisbeuk stond een tamelijk hoge toren met een kleine spits, die goed hersteld was. De klok vertoonde een barst. Ze zou, zodra het kon, hergoten worden. Het achterste deel van de kerk (het westeinde) lag helemaal verwoest. De stenen van de afbrokkelende muren waren voor een deel gebruikt voor de wederopbouw van de linkerbeuk en een ander deel was bestemd voor de uitbreiding van de pastorie. Maar aangezien de kaarsen op het hoogaltaar dikwijls gedoofd werden door de wind, die langs de westelijke kerkdeur binnenwaaide, werd dus een portiek voor de westdeur aangebouwd.

De deken besprak ook uitvoerig de cultusvoorwerpen. De H. Eucharistie werd geborgen in een zilveren vergulde ciborie en de H. Olien in drie zilveren doosjes. Deze voorwerpen staken in een kast midden op het altaar. De zilveren vergulde monstrans, die in 1639 geschonken was, werd niet in de kerk bewaard. Voor het H. Sacrament brandde normaal steeds een lamp, maar wanneer er in Westkapelle geen troepen gelegerd waren, vond men het beter dat deze lamp niet brandde, omwille van de dieven of de ketters die 's nachts rondzwierven. De kerk bezat nog een lamp, een zilveren kruis met een afbeelding van de Vrede, een kleine zilveren kelk, en een vergulde pateen, maar geen relikwieën. De stenen doopvont stond aan het uiteinde van het O.- L.-Vrouwkoor (noordbeuk), en was omringd met een omheining van beschilderde houten kolommetjes. Bovenaan bevond zich een houten gewelf. De pastoor beschikte over voldoende boeken en mooie ornamenten met de passende kleuren, die deels uit giften voortkwamen. De koster hield een register bij van de cultusvoorwerpen en sieraden. Het hoofdaltaar was aan St.- Niklaas toegewijd, en ook geconsacreerd, maar het O.-L.Vrouwaltaar niet. Het bezat wel mooie ornamenten. Op dit altaar stond een schilderij met de afbeelding van de geboorte van de Heer. Men deed de missen ter ere van O.- L.-Vrouw op een houten, voorlopig geconsacreerd altaar. Achteraan het hoogaltaar had de deken, toen hij in 1635 zelf pastoor was, een houten ruimte als een voorlopige sacristie doen timmeren39.

In 1640 verkreeg Westkapelle van paus Urbanus VIII een zevenjaarlijkse volle aflaat die men op het feest van St.-Niklaas kon verdienen. Op 6 december 1640 stroomde er zoveel volk in de kerk toe dat ze overvol zat en dat vier biechtvaders nauwelijks volstonden[17].

Op 2 augustus 1640 hielden de pastoor, de hoofdmannen en de notabelen van de parochie een bijeenkomst om een aanbesteding te doen voor de "matserie vanden zuydersten zijtbeuck met het maken vande ghevel vanden cruijschoor met het maken vande nieuwe veijnsters, maken vande santuarie met het steken van twee cruijsvauten". Jan van Troostenberghe en Jan Vandermuelen, metselaars uit Brugge, aanvaardden deze opdracht voor 900 g. De kosten van de materialen, van het vervoer, en van het metselwerk beliepen samen 285% pd. gr. Daarbij was nog niet gerekend, "het overwerck, te weten vande ghevel hoogher gemaeckt te hebben als ondersproken was". Aangezien "de voorseide matserie int werck geleyt is geweest ten jaere 1640, ende binnen t'selve jaer noch tot het viercante gebrocht is", werd het timmerwerk op 17 februari 1641 openbaar aanbesteed. "Romeyn Caingny woonende tot Thielt" aanvaardde "alle de timmeragie vanden zelven beuck ende cruyschoor met leverynghe van balcken, kepers, rebben, schaillebart van heele deillien ende anders", voor 1750 g. Na het beeindigen van zijn opdracht kreeg hij 100 g. "toegheleyt", omdat hij het timmerwerk "wel hondert ponden grooten te goeden coop angenomen hadde, ende dies nyet jegenstaende heel goet ende prijselick werck ghemaeckt hadde". Romeyn Caigny verrichtte in de zomer van 1641 ook "de temmeragie vande santuarie (sonder het schaillebart) met een boom vande gote te leveren ... alle in goet eecken houdt, speck gheweert"[18].

Jan Schockaert maakte "vier waterveinsters in de santuarie met het iserwerck, twee cassynen met syn fentineelen". Nagelmaker Antone Tornemyne vervaardigde 669 pond nagels en smid Joos Hoorenaert uit Westkapelle, smeedde 1862 pond ijzerwerk, namelijk "alle de anckers, glaseveinsters, baren, staende isers inde veinsters vande santuarie". Uit de verdere opsomming nog twee details: "een iseren cruysse opde eyntgevel en 2 baren iser inde ronde veinster ande santuarie". Het timmerwerk van de zuidbeuk, van de kruisbeuk en van de sacristie kostte met al de nagels en het ijzerwerk 466% pd. gr. Pieter Morinne legde de schalien. Zijn werk omvatte "36 roeden dackx (= 531 m2) soo opden voorseiden nieuwen beuck, cruyschoor, als santuarie". Loodgieter Niklaas Delaplace plaatste een loden goot aan het dak. Glazenmaker Franchois Valcke ontving ongeveer 160 g. voor "vyf glaseveinsters inde nieuwe choor van Ste Niclais, sonder het geschildert glas"[19].

  1. Morine herstelde in 1642 het schaliedak van de middenbeuk en de O.-L.- Vrouwkapel met "stoploot". J. Schockaert werd ontboden om de klok te “visiteren die ghebarsten was" en een andere post in de rekening vermeldt "het
    verhanghen vande clocke”. J. Schockaert leverde ook 30 “deillien tot maecken van bancken ende den voet vanden nieuwen aultaer van Ste Niclais”43.

In 1640-1642 werden dus het zuidkoor en de zuidelijke transeptarm gerestaureerd44.

Deken Jennyn zag in de zomer van 1642 dat de linkerbeuk en de sacristie nu een behoorlijk dak bezaten. De gebarsten klok was op de kosten van de parochie hergoten. De deken had deze klok op 20 oktober 1641 na een plechtige dienst gewijd. De pastoor had een rood antipendium geschonken voor het hoogaltaar en een voor het O.-L.-Vrouwaltaar. In de sacristie stond een nieuwe kast om die twee ornamenten te kunnen bergen45.

Het interieur van de kerk werd in 1643 verder afgewerkt en ingericht. S. Vanhoutte heeft in 1644 "ghepaveert de ste Niclais cappelle, voorkercke ende anders" en Joos van Loo plaatste "eenen nieuwen wagheschot ten thuyn met ghesneden werck inden nieuwen beuck ofte ste Niclais cappelle". Hij zorgde ook voor het "versetten vanden thuyn in onse vrouwe capelle" en het "verheffen vanden biechtstoel". Hij leverde ook een "lyckbaere, leere ende ses bancken voor de kercke". De hemel van het Sint-Nikolaasaltaar werd geschilderd en G. Busschop herstelde het "cruysse vande torre dat gebroken, ende de vieren afgherot waren". Dit kruis werd weer op de torenspits gesteld. Men schikte ook het kerkhof op: "het legghen ende onderhouden vande doorenhaghe, staende rontsomme het kerckhof"46.

In 1647 leverde Jacques du Blon twee biechtstoelen47. Een van beide bevatte bovenaan een Sint-Niklaasbeeld48. Dat zelfde jaar vervaardigde Jan de Moor een nieuw baldakijn49. In 1648 voerde Klemens Deprince de volgende werken uit: het timmeren van "een doxael met syne balcken, van twee siegen oft zitsels inden choor met het H. Sacramenthuus, ende dat op beyde syden vanden selven choor met eenen thuyn ende communiebanck", het "lamberseeren de heele huyve vanden choor met het naeste velt" en het maken van een "autaertafel met syn colommen". Het "volmaecken van t'lamberseersel vanden choor vanden tweede balcke tot den torre, soo dat nu met t'selve den choor ten vollen is gelamberseert en het "maecken vande casse vanden nieuwen orgel" gebeurde door K. Deprince en zijn collega Walram Romboudt uit Lissewege, die vaak samen werkten50. Het doksaal bevond zich toen voor het koor, tot het in 1804 tegen de toenmalige westmuur werd opgesteld51. Metselaar Geeraert Coppet uit Lissewege, zorgde voor het "maecken ende oversteken vande cruysvaute inden torre" (het metselen van het gewelf boven de viering)52 en metselaar Michiel Pekel voor het "matsen vanden nieuwen autaer" en het "stoppen vande venster achter den hooghen autaer". Een nieuw orgel met blaasbalgen en andere toebehoren werd geleverd door orgelbouwer Aernout Medaert voor 69 pd. gr. Michiel Standaert verrichtte het "bordeuren van twee remonstransen ende twee beelden van ste Niclaijs met de daeten op t'selve baldekin en schilder Jan Maes leverde "den autaertafel inden hooghen autaer, terwijl G. Busschop de "sloten vant secret inde sacristie" smeedde53.

Uit de disrekeningen van 1657 blijkt dat er op 3 juli een betaling werd gedaan aan de Brugse schilder, meester Jan Maes, voor het schilderen van de "Zeven Werken van Barmhartigheid", "omme te stellen boven de zitplaetse van de Dischmeesters"54.

 In 1667 kocht de parochie 200 schalien om de toren te repareren.

Op 5 november 1675 werd de toren van de kerk door de bliksem getroffen56. Hierdoor werd de torenspits vernield en een klok gebroken57. De parochie deed toen "den coop van een kleen cloxken, ende anhanghen vant het selve inde torre, met de leverijnghe van het ijser ende timmeragie"58. In 1687 verrichtte metser Jan Desmidt "het witten vande kercke, met reparatie ende plaesteren de meuren"59. In 1688 reisden hoofdman Kristiaan Vermeire en pastoor Galle naar Brugge om te onderhandelen met een afgevaardige van de prelaat van Sint-Kwintens in Vermandois over de herstelling van de toren en de klok. Ondertussen brak echter de Negenjarige Oorlog (1688-1697) uit, tussen Frankrijk enerzijds en Engeland, de Republiek, Spanje, Savoye en het Heilige Roomse Rijk anderzijds. In 1692 kocht men een "leeder ende vijf groote deijlen noodigh opde torre tot gheraecken aende clocke" en timmerde Jakob Mahieu een "planckier onder de voorseijde clocke". In 1695 liet pastoor Galle het kerkgebouw en het dak herstellen. Ook het orgel werd gerepareerd60. Toen de Negenjarige Oorlog ten einde liep, werd de zaak van de kerktoren weer aangepakt. Op 19 februari 1698 richtten hoofdman Ferdinand Lapiere en de "ghemeenten" een verzoek tot de Raad van Vlaanderen. Ze wezen erop dat ze reeds de hoogst noodzakelijke herstellingen hadden laten uitvoeren, maar dat er nog verdere herstellingen aan de toren en de klok nodig waren. De Raad deed op 27 september een uitspraak ten gunste van Westkapelle. In opdracht van de Raad voerden timmerman Jan Seghers en metselaar Zeger Ackaert op 24 maart 1699 een inspectie uit met het oog op een herstelling van de toren. Er werd ook een bestek opgemaakt voor het gieten van de klok61. Daarop werd de kerktoren helemaal in orde gebracht62 en in 1703 werd een nieuwe tiendeklok gegoten, maar de spits werd niet hersteld63.

In het begin van de 18de eeuw liet het kerkbestuur enkele werken verrichten. Jacob Wyngaert herstelde in 1704 het kerkdak en Jan Schoebrouck verrichtte de "matserie int verlegghen vanden vloer" en het "vermaken de meuren ende droomers". In 1706 kocht men 300 engelse schalien voor de herstelling van de kerk. De kerk werd toen ook witgekalkt. In 1710 kocht men een "zeildouck dienstich tot een gordijne hanghende aen de cruynedeure" van de kerk64.

Op 3 oktober 1710 was de prelaat van Ter Duinen akkoord om de helft van het herstel van de toren te betalen. De volgende werken werden toen uitgevoerd: "het vergieten vande clocke" door Ignatius de Cock, "ijserwerck ende vermaecken het hoofd van deselve clocke" en "het vermaecken ende decken van den kerckethooren"65.

In zijn visitatie van 1716 beschreef deken Galle het toenmalige kerkgebouw: "De ingang bevindt zich onder de toren; aan de ene zijde staat de O.-L.- Vrouwbeuk, aan de andere de St.-Nikolaasbeuk. De middenbeuk is langer dan de zijbeuken. Alle drie samen vormen ze slechts de helft van de oude kerk die door de Hollanders verwoest is. De torenspits werd door de bliksem vernield. In de toren hangen twee klokken, nl. een grote en een kleinere die door de parochie gekocht is"66. Het torendak was met lood gedekt. Maar de loodbedekking vertoonde barsten tengevolge van de zonnestraling, zodat het regenwater doorsijpelde. Het houtwerk dreigde te vergaan. Het kerkhof was niet voldoende afgesloten, omdat de waterloop die er rond liep, door het slijk van de straten opgevuld raakte. De doopvont stond achteraan de rechterbeuk op een verheven, afgesloten ruimte en aan de epistelzijde bevond zich een ruime sacristie. Tegenover de sacristie stond een torenvormig, houten tabernakel, waarin men zilveren vaten bewaarde. Het meubilair omvatte drie biechtstoelen, een vervallen preekstoel en zitbanken voor de kerkmeesters67.

In 1727 liet men de kleine klok herstellen en liet men een "cleen solderken maecken boven het belfroidt inden thooren". Jozef Martin metste een "nieuw doodtsbeenderhuys"68.

In 1739 werden de daken van de zijbeuken grondig hersteld en de kerkmeesters vernieuwden een deel van het interieur. In 1745 leverde Jan Clauwaert uit Brugge, een preekstoel en in 1746-1748 maakte meester- beeldhouwer Pieter van Walleghem een nieuw tabernakel. In 1752-1754 maakte Pieter Deroo uit Brugge, een nieuwe biechtstoel69 en in 1755-1757 een communiebank70.

In 1759-1761 werd de kerkhofmuur aangetast door de aanleg van de steenweg Brugge-Westkapelle. De muur werd hersteld in 176171.

In 1764 had deken Ryelandt niet veel nieuws over de kerk te melden. Het kerkgebouw verkeerde in een goede staat. In de toren, die geen spits bezat, hingen twee klokken. Het kerkhof was deels door een muur en deels door een gracht omringd. Daar bevond zich een huisje voor de doodsbeenderen en een afgesloten ruimte voor de ongedoopte kinderen. De drie altaren waren behoorlijk versierd. Er stonden een preekstoel en drie biechtstoelen en er was een mooi verguld tabernakel. De lamp werd brandend gehouden door een fundatie. Naast het hoogaltaar stond toen een kast met de documenten van de kerk en van de Dis. De H. Olien zaten achter slot en grendel in de sacristie. De kerk was ook overvloedig voorzien van ornamenten, gewaden en boeken72.

De parochie onderhield het torenuurwerk. In 1764 bekostigde zij het "maken van het horlogiecamerken op den kercketorre" en op 6 december 1765 werd er een openbare aanbesteding gehouden voor een nieuw uurwerk. Dit werd geleverd en geplaatst door Pieter le Cae, meester-uurwerkmaker uit Sluis. Timmerman Jakob Vantorre zorgde voor het " leveren vande wijserbardels, t'beslaen met bleck, t'vergulden vande letters en wijsers"73.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/58466; geconsulteerd op 12/08/2013. M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.208. IDEM, p.209. " width="555" height="177" />


Uit schouwingen uitgevoerd in 1775 en 1778 bleek dat de "lambryseringhe, by manckement van velghen en gordinghen, alsmede oock aen de balcken" een gevaar voor "instortinghe ende brandt" vertoonde74. Uit de kerkrekening van 1782-1783 blijkt dat J. Sassenbrouck in 1783 de vijf beuken van het kerkgebouw gemetst heeft In de kerkrekening van 1782-1783 werd ook vermeld dat de kerk van 4 juli tot 12 oktober 1783 's nachts bewaakt werd76. Hoogstwaarschijnlijk ging dit om een torenwacht wegens de gespannen toestand tussen Oostenrijk en de Nederlandse Republiek77.

Na de slag van Fleurus in 1794 werden de Oostenrijkse Nederlanden bij Frankrijk ingelijfd. In april 1798 werd pastoor Deneve, die weigerde de eed van trouw aan de Franse Republiek te zweren, aangehouden en naar Frans Guyana gedeporteerd. De Franse overheid liet daarop op 4 mei de kerk toezegelen en veel roerende en onroerende goederen van het kerkbestuur werden verkocht. De kerk ging weer open ten gevolge het Concordaat van 1802 tussen Napoleon Bonaparte en Paus Pius VII78.

De nieuwe pastoor, Pieter van Waesberghe, liet in 1806 het kerkgebouw reinigen en herschilderen. In 1808 kocht hij een nieuw kerkorgel bij J.B. van Peteghem en zonen, beroemde orgelmakers in die tijd79. Uit de kerkrekening van 1828-1829 blijkt dat steenhouwer H. Marlier werkte "aan den vloer van het santuarium en aan de nieuwe vontekapelle". Deze kapel werd gedekt met schalien. Frans Lievens en Nikolaas Verstaevel verrichtten het metselwerk, J. van Zandweghe het timmerwerk en Jozef van Lersberghe het ijzerwerk80.

In september 1836 werd in de kerk een geestelijke zending gepredikt die een ongewone bijval kende. De toeloop was zo talrijk dat de kerk niet al de gelovigen kon bevatten. Ze bezetten de altaren, klommen op het doksaal, kropen in de vensters van de toren die in de kerk uitzicht gaven. Meer dan 3000 communies werden uitgedeeld. Gedurende zes dagen hoorden veertien priesters biecht tot laat in de avond. Onder de aanstromende menigte bevonden zich soldaten, tolbeambten, zeevissers, Hollandse protestanten en katholieken, vooral uit Sluis. Ze geraakten niet zonder moeite te Westkapelle en legden soms grote omwegen af om aan de grensbewaking te ontsnappen81.

Omstreeks 1835 begon de kerk tekenen van verval te vertonen. Op 26 augustus 1837 maakte de provinciale bouwmeester een bestek op. "Deze toren staet aen het westeinde van het kerkgebouw; onderaan is hij vierkant; elke zijde meet ca. 8, 40 m; bovenaan is hij achtkantig; elke zijde bezit een venster; de klokzolder, het schaliedak en de zoldervloeren vragen herstel. Het werk werd begroot op 694,65 fr. De aanbesteding vond plaats op 1 mei 1838 in het Gemeentehuis. Casimir Dupan zorgde voor het metsel-, lood- en dakwerk.

Ferdinand Bossier leverde het timmerwerk en P. Westijn het smeedwerk met daarbij het "trekwerk voor de orlogie"82.

Op 23 november 1842 werden twee nieuwe klokken die de namen ontvingen van Maria en Jozef, gewijd door J. de Keyser, kanunnik van de kathedraal van Brugge. Het opschrift van de klokken luidde: "Tot meerdere eer en Glorie Gods, Maria met haar zoeten toon, roept ons tot deugd voor 's Hemels loon" en "Tot meerdere eer en glorie Gods, 's avonds maakt gedruisch: vlucht uit de herbergen en gaat als St. Joseph naar huis". De middelklok woog 800 ponden, de kleine 555 ponden. De grote klok "St. Niklaas", gegoten in 1791 door G. Dumery, woog 1100 pond83. De "Mariaklok" werd op 2 september 1943 op Duits bevel weggenomen84.

In een gids, vermoedelijk uit 1872, werd de kerk van "Westcapelle" beschreven: "Zij is gebouwd in grote verhoudingen en bekroond met een zeer grote toren, vierkantig aan de basis maar achthoekig aan de top. Ze is bedekt door een plat dak...... Het koor, dat bestaat uit een absit met drie muren en twee bovengalerijen, de noordkapel en het dwarsschip zijn enkel nog overeind. Het dakgebinte in eik, is onbedekt gebleven tot in 1780; rond deze tijd is het verborgen gebleven door een plafond, dat spijtig het uitzicht van de kerk aantast (het ontgaat mij wanneer deze kerk bevloerd werd, maar het spijt me te moeten zeggen dat een oud-altaartafel zich bevindt aan de deur op de grond van de estaminet "In de Roozendaele"; de ingebeitelde kruisen zijn voortdurend betreed door de voeten;.. ,)[20]

Door de aangroei van de bevolking van Westkapelle in de volgende decennia liet de kerkfabriek in 1902 een bestek opmaken om het kerkgebouw uit te breiden. De gemeenteraad van 16 december 1902 aanvaardde de argumentatie dat de kerk toen ontoereikend was en dat er een grote noodzaak was om ze te vergroten en dat ze daarenboven grote herstellingen vergde. Het bestek beliep 92.847,70 fr. Het was de bedoeling om niet alleen de drie beuken westwaarts door te trekken, maar ook de torenspits die in 1675 door een blikseminslag afgebrand was, herop te bouwen[21].

In 1903 werden de plannen getekend door architect Alfons Depauw, waarbij een stompe, ca. 10 meter hoge, torenafdekking was voorzien. De plannen van architect Depauw bevinden zich nu in het Rijksarchief te Brugge. Gelukkig herontdekte men ondertussen in datzelfde jaar te leper in het stadsarchief, gedeelten van het bouwdossier van na de brand van 1405, gepubliceerd in 1857 door dominee H.Q. Janssen van Sint-Anna-ter-Muiden. Dankzij deze gedetailleerde gegevens werd het plan gewijzigd en kon men een getrouwe reconstructie uitvoeren van de torenspits van 1409-1412[22].

rdp201303p080 099 page20 image4rdp201303p080 099 page20 image3




Sint-Niklaaskerk Westkapelle, toestand ca. 1900 (overgenomen uit L. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. Tielt, 1970, p.183)

rdp201303p080 099 page20 image2Kerk 1905 © Liber Memoralis

De gemeente liet op 20 September 1906 het werk aanbesteden. De aannemers (en broers) Karel Serreyn uit Westkapelle en Jules Serreyn uit Heist aanvaardden de opdracht voor 97.885 fr. Op 29 december gaf de gemeente hen de toelating om aan de zuidkant van de kerk een "locomobile met machien" te plaatsen, om het bouwwerk gemakkelijker te kunnen uitvoeren[23]. In januari 1907 werden de "moefen" aan de kaai in Hoeke geleverd[24]. Op 29 oktober 1907 bestemde de gemeente ook  eens 1.800 fr. om een nieuw uurwerk met vier uurplaten, elk van twee wijzers voorzien, op de kerktoren te plaatsen. Onder de leiding van architect Alfons Depauw werden het kerkgebouw en de torenspits in 1909 afgewerkt[25].

 

rdp201303p080 099 page20 image6rdp201303p080 099 page20 image5



Restauratie 1907-1908 en Kerk na restauratie 1907-1908  © Jan Lavaert

 Een tijdlang gedurende de werken, werd de kapel van het "Gesticht" gebruikt als noodkerk[26]. Mgr. Waffelaert wijdde op 16 augustus 1909 de vernieuwde kerk in92. Met deze werken was er nu een nieuw driebeukig schip aangebouwd en werd het achtzijdige gedeelte van de toren gedeeltelijk herbouwd en van een spits voorzien. De barokvensters werden hermaakt in gotische stijl en de plafonds uit 1782-1784 werden vervangen door houten tongewelven. Een belangrijk deel van de barokke aankleding werd verwijderd93. Voor 1907-1908 bestond de kerk uit een kruisbeuk (met de voormalige vieringstoren) en drie hallekoren, waarvan het middenkoor driezijdig en de twee zijkoren vlak gesloten waren94. In het tweede kwart van de 17de eeuw waren in elke gevel de spitsboogvensters in barokvensters gewijzigd. In 1907-1908 werden ze in gotische stijl hermaakt95. De oude sacristie uit 1641 met lessenaarsdak96, tegen de gevel van het zuidkoor, werd afgebroken en herbouwd met zadeldak97. De doopkapel uit 1828, aan de noordzijde gelegen, werd gesloopt98.

In 1909 werden de drie houten barokaltaren vervangen door nieuwe altaren. Het oude hoofdaltaar met het draaitabernakel van Pieter van Walleghem (1746­1748) bevatte het schilderij "Aanbidding der herders"99. In het noordkoor stond het O.-L.-Vrouwaltaar met een beeld van Maria en Kind in een nis en het 18de eeuwse schilderij "De Hemelvaart van Maria"100. In het zuidkoor bevond zich het Sint-Niklaasaltaar met het schilderij "Christus verschijnt aan Maria, waarop achter Christus de H. Nikolaas stond afgebeeld101. De schilderijen "Aanbidding der herders" en "Christus verschijnt aan Maria" werden in 1912 of 1914 verkocht102.

Samenvattend kan gesteld worden dat de kerk na 1909 uit verschillende bouwperioden bestond. Het oudste gedeelte bestond uit de kruisbeuk en de middentoren en dateerde uit de tweede helft van de 13de eeuw. In de 14de-15de eeuw werden drie hallekoren gebouwd, in vervanging van een smaller  hoofdkoor (met zijkoren ?). Over de gotische benedenkerk is niets geweten. In 1907-1908 werd de hallenkerk voltooid door drie beuken van vier traveeen[27].

Aanvankelijk werden de doden rond de kerk begraven. Rond dit terrein stond een kerkhofmuur en liep de Kerkader, een waterloop die met de Zuidwatergang verbonden was. Dit eerste kerkhof werd in mei 1896 door de gemeenteraad van Westkapelle afgeschaft en daarna geleidelijk ontruimd. Het oude kerkhof was te klein geworden en het bevond zich ook in de omgeving van verscheidene waterputten, waarvan het water diende voor de bevoorrading van de huishoudens. De bouwvallige omheiningsmuur verhinderde ook de verbreding van de steenweg. De gracht rond het kerkhof geraakte in verval en werd in 1907 door een riool vervangen[28]. De kerkfabriek wilde een muur rond de kerk laten bouwen, maar het toenmalig liberaal bestuur was een andere mening toegedaan. Er werd toen zelfs een advies gevraagd aan de Commissie voor Praalgebouwen (het latere Monumenten en Landschappen). Pas in het najaar van 1912, toen de katholieken een verkiezingsoverwinning hadden behaald, werd een muur rond de kerk opgetrokken door aannemer Philippe Proot uit Westkapelle. Deze muur werd meer achteruit geplaatst dan de vroegere omheining[29].

Rond 1934 werden er zware restauraties uitgevoerd aan de puntgevels aan de westkant van de kerk. De prachtige moderne moefen van 1908 waren al zwaar aangetast door indringend vocht. De punten werden herbouwd met gelijkaardige maar kleinere moderne moefen. De binnenmuren werden op veel plaatsen verdubbeld tot spouwmuren om het opstijgend vocht beter te kunnen weren[30].

In 1938 werden het doksaal en het orgel overgebracht naar het noordkoor[31].

Van1992 tot en met 1994 werd de kerk nog eens volledig gerestaureerd onder de bezielende begeleiding van Jozef Lierman, toenmalig voorzitter van de kerkfabriek van de Sint-Niklaasparochie en architect W. Cattoor uit Heist[32].

De Sint-Niklaaskerk werd beschermd als monument op 4 juli 1996, alsook de omgeving van de kerk als dorpsgezicht[33].

In de zomer van 2012 kwam echter een ernstige zwamaantasting aan het licht ter hoogte van de hanenbalk van het plafond- en dakspant in het koor. De oorzaak hiervan is altijd moeilijk te achterhalen. In juni 2012 werd er in de kerk een klein lekje gevonden in de voeg van een goot. Er is toen wat water binnen gesijpeld en vermoedelijk zijn er dan ook sporen van de houtzwam in de kerk binnengeraakt. Vochtige omstandigheden en een juiste temperatuur zorgden er waarschijnlijk voor dat de zwam zich zeer gemakkelijk kon voortplanten. Houtzwammen kunnen enorm woekeren. In zeer korte tijd kunnen ze ervoor zorgen dat grote delen van de houtbekleding en muren aangetast zijn en vervangen moeten worden110.

Op 14 november 2012 werden de aanwezige vruchtlichamen van de houtzwam gefixeerd, afgestoken, weggenomen en verbrand om zodoende verdere verspreiding van de sporen tegen te gaan. Bij nazicht werd er rechts vooraan naast het torenmassief in de hoofdbeuk een groter probleem ontdekt, namelijk zwamkubusrot. De houtzwam veroorzaakt krimpscheuren in de lengterichting van het hout en loodrecht op de lengte van de vezelrichting. De balk versplintert als het ware waarbij telkens kleine kubusjes afspringen, vandaar de naam zwamkubusrot. Deze tweede ontdekte huiszwam bevond zich in een steunbalk in de omgeving van de preekstoel en had al voor zeer veel aantasting gezorgd. Het was zo ernstig dat men vreesde voor de stabiliteit van de balk en omgeving zodat de aangetaste balk met een speciale stelling onderstut moest worden111.

Op 6 maart 2013 werd gestart met de zwambestrijding en de restauratie. De eucharistievieringen konden tijdens de werkzaamheden blijven doorgaan in een zijbeuk achteraan in de kerk. De rest van de kerk werd omgetoverd tot een grote bouwwerf. Er werd een volledige bescherming en stofscherm aangebracht binnen in de kerk. Stoelen, beelden, schilderijen enz. werden uit de werkzone verwijderd. Biechtstoelen, altaren, orgel en onverplaatsbaar kerkmeubilair werden door gespecialiseerde timmerlui ingepakt in houten kasten. Op de vloer werd een houten vloer ter bescherming aangebracht. Alles werd zoveel mogelijk afgeschermd en stofvrij gemaakt. Men deed er alles aan om de eventuele verspreiding van sporen van die vervelende houtzwam te verhinderen. Er waren ondertussen ook stellingen verschenen buiten aan de kerk. Zowel vooraan als achteraan was men begonnen met het aanbrengen van een nieuw "werfdak". Daarna zou men het dak openen om via die weg de houtzwam te bereiken en te verwijderen. Pas op het ogenblik dat de houtzwammen echt zichtbaar zouden worden, zouden de deskundigen hebben kunnen nagaan hoeveel schade de houtzwammen uiteindelijk hadden aangebracht112.

Op dinsdagnamiddag 26 maart 2013 werd de Sint-Niklaaskerk bijna volledig verwoest door een zware brand. De vuurhaard brak rond 15 uur uit, vermoedelijk bij werkzaamheden aan het dak in het kader van de bestrijding van de houtzwamaantasting van de gebinten. De brand ging aanvankelijk gepaard met een enorme rookontwikkeling. De brandweer van Knokke-Heist was onmiddellijk ter plaatse, maar het werd echter meteen duidelijk dat de parochiekerk niet meer gered kon worden[34].

Op 28 maart 2013 startte een gespecialiseerd bedrijf in opdracht van het gemeentebestuur van Knokke-Heist met het schoren van de topgevels van de kerk. De buitenmuren werden vastgezet met een ijzeren toren waaronder veertien ton beton als ballast diende. Dankzij deze constructie is het gebouw bestand tegen rukwinden en is de veiligheid voor omwonenden en voorbijgangers gegarandeerd. Eerst werden de meest dringende gevels aan de zijkant en de voorkant en daarna die aan de achterkant gestabiliseerd[35].

rdp201303p080 099 page20 image7De buitenmuren werden vastgezet met een ijzeren toren waaronder veertien ton beton als ballast (overgenomen uit http://www.knokke-heist.be/nieuws/topgevels-van-sint-niklaaskerk-gestut)

Voetnoten

[1]

COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.26; L. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. Tielt, 1970, p.179; J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.1.

[2]    J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.1-2.

[3]    J. OPDEDRINCK, Westkapelle. Geschiedkundige schets, in: Rond de Poldertorens, 1, nr.3, 1959, p.2.

[4]    M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.29.

[5]    J. OPDEDRINCK, Westkapelle. Geschiedkundige schets, in: Rond de Poldertorens, 1, nr.3, 1959, p.2.

[6]    J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.1.

[7]    Een travee (afgeleid van het Franse woord travee) is onder andere een deel van een gebouw, dat wordt bepaald door twee opvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw. Een travee is ook een begrip in de vlakverdeling van een gevel. De travee is dan de afstand waarbij de gevel zich in de lengterichting begint te herhalen, dit komt dan overeen met de breedtes van deuren en vensters.

[8]    J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.2.

COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.47-50.

IDEM, p.60.

IDEM, p.68.

IDEM, p.71.

IDEM, p.71.

IDEM, p.133.

IDEM, p.94.

DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. Tielt, 1970, p. 182; J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.4 en 5; M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981,421.

COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie.

Boekdeel III, Tielt, 1981, p.134.

IDEM, p.135.

IDEM, p.135-136.

[20]   Gids uit vermoedelijk 1872, met een kritische blik op de kerkgebouwen van de streek, in: Cnoc Is ler. Jaarboek, 35, 1998, p.44.

[21]   M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.259.

[22]   J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.7; D. LANNOY, Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, 1998, p.140.

[23]   M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.259.

[24]   D. LANNOY, Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, 1998, p.140.

[25]   M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p. 259.

[26]   D. LANNOY, Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, 1998, p.140.

[27]

  1. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. Tielt, 1970, p.185.

[28]   M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.251 en p.422.

[29]   D. LANNOY, Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, 1998, p. 140; M. COORNAERT, Westkapelle en Ramskapelle. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie. Boekdeel III, Tielt, 1981, p.268.

[30]   J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.8.

[31]

  1. DEVLIEGHER, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, De Zwinstreek. Tielt, 1970, p.187.

[32]   J. LAVAERT, De Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, uitgave in eigen beheer, 2007, p.8; De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Parochiekerk Sint-Niklaas (ID: 58466), 2005, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/58466; geconsulteerd op 12/08/2013.

[33]    Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Parochiekerk Sint-Niklaas (ID: 58466), 2005, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/58466; geconsulteerd op 12/08/2013.

[34]   http://www.knokke-heist.be/nieuws/sint-niklaaskerk-van-westkapelle-zwaar-beschadigd- door-brand, geconsulteerd op 12/08/2013.

[35]

http://www.knokke-heist.be/nieuws/topgevels-van-sint-niklaaskerk-gestut, geconsulteerd op 12/08/2013.

IDEM, p.188; J. LAVAERT, Altaarschilderijen in de Sint-Niklaaskerk te Westkapelle, in: Rond de Poldertorens, 38, nr.4, 1996, p.119-120.

De Sint-Niklaaskerk in Westkapelle. Een overzicht van haar bewogen geschiedenis

Marc De Meester

Rond de poldertorens
2013
03
080-099
BV
2023-06-19 14:48:19