Storm
Laurine Vandepitte
Mensen, luidt d' alarmklokke!
Storm bedreigt de kust van Knokke!
De zee met luid geraas
Wil terugnemen wat haar eens werd ontstolen
't Gehuil der wind verstoort onze dromen,
Maakt ons wakker.
Stil! hoor ik weerlooze vissers weeklagen?
Ach, helpen kan ik niet d'arme stakkers
Want tussen ons liggen duizende ziedende schuimkoppen,
Een muur van kolkend water.
De zee is woest losgelaten, komt razendsnel nader!
Golven verheffen zich dreigend
Gooien lange grijparmen naar de kust.
Ik kijk en hoor toe zwijgend,
Stilaan erg ongerust,
Ons huis trilt onder de harde noordwesten.
De wind met hol, spookachtig gezang
Beukt op de ruiten, dreigt met ondergang.
Ik wacht en hoop het beste;
Angst houdt mijn hart in zijn greep,
't Wordt mij zoo kille,
'k Krijg 't gevoel dat ik wat misdeed
En bid tot God dat Hij 't vergeeft.
Heer, maak wind en zee toch stille!
Uren later, verhoord is mijn gebed.
Dank Heer, U heeft ons weer behoed, gered!