Gesprek met Walter Mesuere
Directeur van de gemeenteschool

Interview Rita Peckelbeen

STUDIES

Walter Mesuere (geboren te Heist op 15 februari 1931) stamt uit een onderwijzersfamilie. In juni 2000 zal het juist 50 jaar geleden zijn dat hij zijn onderwijzersdiploma behaalde aan de normaalschool te Blankenberge.

In die tijd studeerde je nog vier jaar voor onderwijzer. Dat was na het lager middelbaar nog vijfjaar. Diegenen die een zevende en een achtste leerjaar gedaan hadden deden dan nog het voorbereidende en vier ‘normaal’jaren. Ze deden dus het achtste leerjaar, ze waren toen 14 jaar. Toen deden ze het voorbereidende en toen nog vier jaar ‘normaal’. De meesten die als onderwijzer afstudeerden waren 19 jaar. Toen kwam de legerdienst.

CARRIÈRE ALS ONDERWIJZER

Na omzwervingen in de gemeentescholen van Knokke, De Panne, Moerbeke-Waas en zijn legerdienst, kwam hij in mei 1953 tijdelijk in dienst, toen zijn vader Albert plotseling stierf. In december 1953 werd hij samen met Albert Naert en Michel Vanhalewyn in dezelfde zitting van de gemeenteraad aangesteld.

Er waren in de gemeenteschool van Heist toen 2 eerste leerjaren, 2 tweede leerjaren, 1 derde leerjaar, 1 vierde, een derde en vierde leerjaar, 1 vijfde, 1 zesde, 1 zevende en 1 achtste leerjaar. (Het achtste leerjaar is vlug weggevallen, maar het zevende is in het begin van de jaren 60 afgeschaft)

Walter heeft in elk ‘studiejaar’ wel les gegeven tot hij schoolhoofd zonder klas werd. Van die periode zegt hij dat het de slechtste was uit zijn onderwijzersloopbaan :

“Mijn slechtste tijd van heel het onderwijs was schoolhoofd zonder klas. Dat was niks anders dan administratie, hele dagen alleen in de bureau zitten.... Je wordt eigenlijk geen onderwijzer om administratie te doen maar om les te geven. Ik heb me daar niet veel van beloofd om schoolhoofd zonder klas te zijn. In 1983 ben ik met ziekteverlof gegaan en in september 1986 ben ik met pensioen gegaan. Het gaat zo vlug ! ”

GEMENGD ONDERWIJS, KLEUTERS EN PEUTERS ?

Toen hij in 1953 in Heist kwam, waren er alleen jongens in de gemeenteschool. Rond 1956 moet men begonnen zijn met kleuteronderwijs met juffrouw Aline De Groote. Daarna kwamen de meisjes ook in grotere getale naar de school in de Pannenstraat.

Peutertuinen kwamen er na de fusie, maar dat hoorde in feite niet bij de schoolopdracht. In Knokke had men een peutertuin, en toen kreeg Heist er ook een bij. Dat was volledig op kosten van de gemeente, die het initiatief wou ‘officialiseren’. Dat hield de erkenning in door Kind en Gezin, maar dat ging niet omdat de Zusters al een peutertuin hadden. Ondertussen zijn de gemeentelijke peutertuinen in juni 1998 afgeschaft en laat men het initiatief voor kinderopvang over aan privé-instellingen.

AFZIEN VAN SCHOOLMEESTERSWONING

Na de WO II heeft er geen hoofdonderwijzer meer in het gebouw ingewoond. Er woonden in het huis van de hoofdonderwijzer toen drie gezinnen.

Meester René Van Poucke is schoolhoofd geworden kort na het ontslag van Richard Desmedt. Er waren wat kosten te doen om het huis terug ‘modern’ te maken (o.m. een badkamer ). En de gemeente wilde toen daaraan geen kosten doen. René Van Poucke wou fatsoenlijk wonen en zei: Ik wil daar niet in.

En toen hebben wij allemaal moeten tekenen dat wij geen aanspraak zouden maken op het recht om in de woning hier te wonen, mochten wij ooit directeur worden. De directeur had vroeger namelijk het recht om in het schoolhuis te wonen. Hij woonde daar gratis. Of hij zijn verwarming en zijn verlichting... moest betalen, dat weet ik niet.

VAK- EN HANDELSSCHOOL ALS AVONDONDERWIJS

Beneden zaten de timmerlui. De Visserijschool (avondschool) deelde het gebouw waarschijnlijk met de andere vakschool ( = school voor volwassenen).

In die school kon je hout en bouw volgen, maar ook secretariaat en talen.

Vele visserskinderen gingen weg van de school toen ze 14 waren, om in zee te gaan. Als ze dan thuis waren, konden ze bijlessen volgen (rekenen, taal, Duits en Engels).

De oude gemeentesecretaris ( Richard Gobert) heeft hier nog Engels gegeven, want ik heb nog les van hem gehad.

Op dat moment was er in het geklasseerd gebouw geen lager onderwijs meer. Dat was allemaal hierachter in het ‘nieuw’ gebouw.

Maar voor de oorlog heeft mijn vader hier nog les gegeven in de dagschool. Meester Jan heeft hier ook nog les gegeven. Dat moet toch in verbinding gestaan hebben. Want het was regelmatig zo dat als er een leerling te lastig werd bij meester Jan, hij hem binnenstak bij mijn vader. Je moetje inbeelden dat ze toen soms 60 kinderen in de klas hadden. Er is ergens een foto van meester Dewilde met een heel grote klas.

OVER NIEUWJAARSBRIEVEN, LEI EN GRIFFEL

Het gewoon rekenwerk, lessen taal, oefeningen maken: dat moest allemaal van het bord of uit hun boek afgeschreven worden op de lei. Natuurlijk als de lei vol was, moesten de leerlingen hem eerst komen tonen aan de leraar en daarna mochten ze hem uitwissen. De spons erover, en weer verder doen ... de hele voormiddag.

Tijdens de speeltijd werden de griffels die te kort werden of gekraakt waren gescherpt. Je kunt dat nog altijd zien op de muur: er zijn daar hele gleuven in, in de muren. Dat is van de griffels te scherpen !

’s Namiddags was er nogal dikwijls een les van schoonschrift of het aanleren van een gedichtje, of een les in het ‘zwart schrift’ met pen en inkt schrijven. Dat moest chique zijn! Dat waren werken die moesten ‘blijven’. Zoiets als een les aardijkskunde, werkelijkheidsonderricht ...

Rond de jaren 1958/1959 zijn de lei en griffels uit de scholen verdwenen. De leerlingen kregen deze ‘instrumenten’ mee naar huis met de mededeling :

‘De leerlingen voor jullie schreven nog op leien. Dit is nu gedaan, wij gaan nu met schriften werken. Jullie mogen de leien mee nemen naar huis ’.

In het eerste leerjaar leerde men pas rond begin december schrijven met pen en inkt. Na de ceremonie van het vullen van de inktpotten, werd het oefenen eerst om de pen juist vast te houden, daarna om op papier te schrijven.......... De klas was gevuld van het nodige gestek in dat papier ....

De nieuwjaarsbrieven moesten immers met pen en inkt geschreven worden...

Potloden werden nog alleen gebruikt tijdens de tekenles.

LESDAGEN

Vroeger werd ook op zaterdag van 8.30 uur tot 11 uur les gegeven. Dat is afgeschaft in de zeventiger jaren. In de gemeenteschool in de Pannenstraat heeft men nog een tweetal jaar langer de zaterdag lesgegeven dan in de andere scholen, omdat dit gemakkelijker uitkwam voor de kinderen.

Walter Mesuere heeft uitgerekend dat in de jaren ’50 per schooljaar 400 halve dagen les werd gegeven. Nu komt men op een ganse lagere schooltijd op 400 halve dagen minder les. In feite is dat dus een schooljaar minder !

WOENSDAGNAMIDDAGACTIVITEITEN

Toen ik onderwijzer werd was het les geven van de maandagmorgen tot de zaterdagmiddag. Dus ook op woensdagnamiddag. De vrije woensdagnamiddag is ineens uit de lucht gevallen. Niemand vroeg daarnaar, zelfs de syndicaten niet! Plots kregen wij de woensdagnamiddag vrij! De donderdagnamiddag was de vrije namiddag in het middelbaar (maar er was nog klas de zaterdagvoormiddag).

Zo hadden wij congé de woensdagnamiddag.

En dan ineens voeren ze de woensdagnamiddag activiteiten in. Wij waren al gewoon aan de congé op woensdagnamiddag. En toen moest je terug naar school.

Die activiteiten waren vrij, maar de meeste kinderen kwamen wel naar die activiteiten. Ze moesten daarvoor ook niet betalen. De leraressen werden in het begin niet betaald , maar later wel van de Staat. Dat is enige jaren doorgegaan. En naarmate dat dit vorderde is dat steeds beter en beter beginnen gaan, we kregen goed materiaal....

Ineens werd dat van hogerhand door het Ministerie van Onderwijs afgeschaft. Ik ben daar spijtig om geweest want dat was goed voor de kinderen . Ze konden daar alle soorten creatieve dingen doen: schilderen, tekenen....

Het waren meestal de leerkrachten die daarbij hielpen, maar dat mochten ook buitenstaanders zijn. Er waren er ook die gezelschapsspelen speelden....

VERLOREN TIJD ?

Je had vroeger het voordeel dat je meer tijd had. Ik heb het al gezegd op een hele lagere school geeft men een schooljaar (= 9 maanden) minder les. Wij konden vroeger dus eens gemakkelijker ‘tijd verliezen’. Alles was veel rustiger. Als het eens mooi weer was, zeiden we tegen mekaar: heb je zin om mee te gaan naar de ‘Keunepit’ (gekende duinenpanne in het dir. gen. Willemspark). Dat was toen naar ’t Bosje. De kinderen speelden daar een hele namiddag. Of we gingen een wandeling maken met de kinderen. Dat was toen allemaal goed. Later ging dat allemaal niet meer !

In de tijd moesten ze alles afschrijven van het bord, of uit hun boekje. Nu hebben ze alles al op een blaadje en moeten ze enkel maar de oplossing invullen.

En toen die bellen die op het horloge stonden. Maar om de speeltijd te beginnen en te stoppen was het nog altijd de gewone bel! Zo kon je ze eens laten uitspelen.

REKEN- EN LEESMETHODES

Voor rekenen is dat lang hetzelfde gebleven. Later zaten ook heel goede dingen in de moderne wiskunde. Het is nu al gedaan in het lager onderwijs met de moderne wiskunde. In België zijn ze daar mee begonnen, toen ze er mee stopten in Canada. De moderne wiskunde was Canadees. Quissiner was dat: met die blokjes en die staafjes. In Canada werd dat veel gebruikt. Op het ogenblik dat België daarmee begon, zijn ze ginder dat systeem beginnen afbouwen.

De methoden veranderen. De taal zelf ook. Als je dat nu leest .. ik ben zelf geschrokken toen ik oude boekjes vond. Jan en Mietje en Mietje met haar pop. Dat was de methode Heyse. Dat was een goede methode, dat was toen modern: de globale leesmethode. Beginnen met volledige zinnen en uit de zinnen de woorden halen en dan uit de woorden, de letters en zo weer opbouwen. Eens ze de letters kenden, dan weer woordjes en weer zinnen vormen.

Gebruikte methodes hingen vaak af van de voorkeur van de inspecteur.

BIJZONDERE ONDERWIJZERS

In het jaar 1954 is de eerste vrouwelijke leerkracht in het gemeenteonderwijs in Heist gekomen, mevr. Maria Fournier-Vandamme. Zij was leerkracht vrouwelijke handvaar­digheden. In januari 1956 kwam mevr. Aline De Groote erbij in het kleuteronderwijs.

In 1971 is Alex Goetgebuer begonnen als bijzonder leermeester katholieke godsdienst en Linda Claes als turnlerares. Later kwamen nog taakleerkrachten, bijzonder leermeesters zedenleer, protestantse godsdienst..

GODSDIENSTLESSEN

Vooraleer er een bijzonder leermeester godsdienst was, gaf de gemeenteonderwijzer elke morgen een half uur godsdienst, bij de aanvang van de lessen. Er was toen nog geen keuze tussen godsdienst en zedenleer. Iedereen volgde godsdienst, de mensen vroegen niet naar meer.

Van het moment dat er een bijzonder leermeester godsdienst was, was er ook de mogelijke keuze voor zedenleer, protestantse godsdienst, islamitische godsdienst.. Er waren in Heist praktisch geen leerlingen die de keuze maakten, wel enkelen voor zedenleer, maar nooit veel.

’s Morgens godsdienstles met het morgengebed, Onze Vader en het Weesgegroet, het Symbolum des Geloofs, de Tien Geboden van God, de Vijf Geboden van de Heilige Kerk, de Werken van Barmhartigheid, de Vier Uitersten van de mens, Akten van geloof, hoop, liefde en berouw........ alle dagen. En dan nog een godsdienstig onderwerp. De vrijdag kwam de

pastoor in de klas. Het was eigenlijk de bedoeling dat de pastoor les gaf, een nieuw onderwerp aansneed zodat wij de volgende week daarop verder zouden werken. Maar het was juist omgekeerd: wij gaven les en zij vroegen waarover wij les hadden gegeven. Daarop ondervroegen zij de kinderen.

De pastoors werden daar later voor betaald !!!

Er waren hier twee onderpastoors en een pastoor. De onderpastoors kwamen naar de laagste klassen. De pastoor nam de hoogste klassen.

Er is een tijdje een probleem geweest met een onderpastoor die liever niet kwam naar de gemeenteschool.

Ook in de gemeenteschool gingen de leerlingen iedere maand naar de biecht en op Goede Vrijdag werd het kruisgebed gebeden..

De pastoorsbezoeken zijn verminderd toen de bijzondere leermeester godsdienst in dienst kwam. Zij kwamen toen nog maar af en toe eens. Meer om eens een goedendag te zeggen.

SAMENWERKING MET GEESTELIJKHEID

Anders was er wel een goede samenwerking met de geestelijkheid.

Ieder jaar gingen al de personeelsleden samen gaan Nieuwjaren bij de pastoor op een avond na schooltijd.

Ten tijde van mijn vader was dat op Nieuwjaarsdag zelf. Ze werden daar goed ontvangen. Een glas wijn drinken, een babbel.... Wij zijn blijven gaan tot en met pastoor De Baecke. En toen wij een tweetal maal waren gegaan, vond hij niet meer nodig dat wij kwamen...

VOORLEZEN

Iedere week werd er in de klas voorgelezen of verteld. De laatste jaren dat ik er nog was, moedigde de inspectie dat weer aan om voor te lezen! Dat is leren luisteren. Dat is zogezegd verloren tijd, maar de kinderen leerden luisteren naar iemand.

Maar nu kunnen de mensen niet meer luisteren naar iemand. Meer nog, het schijnt dat de onderwijzers ook niet meer kunnen luisteren naar iemand .... Mijn vrouw zegt dat altijd. Je kunt het zien dat je onderwijzer bent, zegt ze dan. Je kunt nooit luisteren! Wij zijn inderdaad niet gewoon om te luisteren. Iedereen luistert naar ons. Dat zal beroepsmisvorming zijn zeker.

SCHOOLTELEVISIE

Vroeger werden de schooltelevisielessen ook gevolgd, maar dat bestaat nu ook niet meer.

Er waren daar heel goede werkboekjes bij. Dat zat heel goed in mekaar. Dat was aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, natuurkennis....

Natuurkennis was praktisch allemaal uit de televisie. Ik gaf daar zelf geen les meer over. We gingen kijken naar televisie en je had daar de volledige uitleg over het onderwerp.

Ze konden daar dan wel oefeningen over maken. Maar als je dan wedstrijd (examen) gaf, dan hadden ze allemaal veel punten.

VOORDRAGEN

Voordragen, zang,.... dat hangt allemaal af van leraar tot leraar. Voordragen en lichamelijke opvoeding werden vroeger nogal eens stiefmoederlijk behandeld. We waren daar ook niet echt goed voor opgeleid.

Als jonge leerkracht was je soms nog wel sportief, maar als je ouder wordt dan had je gemakkelijk excuses: het slechte weer, geen goede zaal... Lichamelijke opvoeding werd gegeven in de gang of in de zaal op het einde, die later ook omgevormd is naar klassen.

Zingen was ook nog zoiets. In mijn klas werd er veel gezongen en de kinderen kenden dat. Als ze zo tegen de middag wat lastig werden, dan zei ik dat ze alles mochten neerleggen. Toen ging ik naar mijn kast. En ze wisten dat ik mijn accordeon zou uithalen. Natuurlijk was dat prettig.

Toen we gefusioneerd waren, ben ik eens naar Westkapelle geweest, omdat er een leraar ziek was. Er stond daar een piano in zijn klas. Ik kon dat natuurlijk niet laten om daar op te spelen. Voor de speeltijd ‘s morgens zei ik dat ze alles mochten neerleggen. Op mijn vraag welke liedjes zij kenden, keken ze zo raar. Toen hebben we toch nog gezongen. Ze kwamen op de speelplaats en het was van ‘En we hebben gezongen met meester Mesuere, we hebben gezongen, we hebben gezongen....” Er werd daar blijkbaar nooit gezongen. De inspectie verlangde dat nochtans wel. Dat je eventueel met behulp van een plaat (een L.P. bv.) een liedje aanleerde. Maar als je daar niet voor te vinden waart....

VERHOUDING MET ANDERE NETTEN

Vroeger was er geen concurrentie: het was bijna allemaal gemeenteonderwijs. Enkel de meisjes gingen bij de Zusters. Zelfs de jongens van aan de kanten van de Frèreschool kwamen naar de Pannenstraat, omdat het daar betalend was. Het gemeenteonderwijs is altijd kosteloos geweest.

Alhoewel, in de registers kan dat teruggevonden worden, er zijn er hier ook nog geweest die moesten betalen, want de speelplaats was in twee gedeeld. Er stond daar een muur in: de speelplaats was gescheiden in twee delen. Je kunt nog altijd zien waar de muur gestaan heeft. Ik heb hem nooit weten staan die muur, zelfs niet toen ik hier leerling was.

We verloren wel veel kinderen als de Broeders aangenomen zijn. Als aangenomen school werden zij gesubsidieerd door de Staat. De leerkrachten werden betaald door de Staat, ze kregen subsidies voor verwarming, onkosten., net zoals nu. De leerlingen moesten toen niet meer betalen. En natuurlijk iedereen die ginder dicht bij woonde, ging vanaf dan, daar naar school. Dat is normaal.

De tweede aderlating was de opkomst van de Rijksschool in de jaren ‘60. Qua leerlingenaantal zijn we toen serieus teruggevallen. Voor de oorlog waren er twaalf onderwijzers maar toen zijn we op drie onderwijzers teruggevallen. Dat waren toen drie graadsklassen. We moesten 55 leerlingen hebben om drie klassen te hebben. We hadden er 56 of 57. Meester Leliaert was toen schoolhoofd. Hij deed het vijfde en zesde. Meester Michel Vanhalewyn deed het derde en vierde leerjaar Ik deed dan het eerste en tweede.

Dat was dus allemaal eigenlijk te wijten aan de Broeders die niet meer betalend waren en de opkomst van de Rijksschool.

SPECIALE PLECHTIGHEDEN EN FEESTEN

Op 11 november werd er met de hoogste klassen opgemarcheerd naar de mis, daarna in stoet van de kerk naar het monument en daar was het samenzang door alle scholen (de gemeenteschool was daar, de Zusters waren daar, de Frères waren daar) maar het was altijd een onderwijzer van de gemeenteschool die de maat sloeg.

Hetzelfde bij de Eerste en Plechtige Communie in de kerk. De taak was beurtelings: de ene keer was het Michel Vanhalewyn, dan was ik het.

En in juni de bloemenhulde voor het H. Hart! Er werd toen 1 of 2 fr. gevraagd om mee te brengen en er werden daar bloemen mee gekocht. Het was met heel de school naar de bloemenhulde in de kerk. De Zusters en de Broeders waren daar ook. Het was weer een hele bedoening.

Niemand had daar bezwaar tegen, iedereen ging mee.

SCHOOLREIZEN, SNEEUWKLASSEN ....

Sneeuwklassen zijn later gekomen, halverwege de jaren 70. Dat is bij ons nooit echt een succes geweest. We hadden nooit leerlingen genoeg en we moesten altijd met Knokke meegaan. Er bleven hier soms meer leerlingen achter, dan er meegingen.

Alle jaren was er een schoolreis, zelfs tijdens de oorlog. Ik weet nog goed dat we tijdens de oorlog (dat was toen het achtste) te voet naar Sluis gingen (via de Far West) en in Sluis de boot namen naar Brugge, in Brugge de boot naar Zeebrugge en toen naar huis.

Dat was in de tijd dat meester Desmedt nog directeur was.

Dat was een strenge! Hij kwam via het poortje naar school. Als het poortje open ging dan liepen alle kinderen weg. Ze schoven allemaal op. Als er een kind voor zijn voeten durfde te lopen, dan kreeg hij zo een ‘kaize’ (oorveeg) en hij lag op de grond. Daar mocht je zeker van zijn. Ze handen stonden nogal los.

TUCHT OP SCHOOL EN STRAF VERKOPEN

Vroeger mocht je de kinderen nog eens een oorveeg geven. De ouders werkten toen veel meer mee met school. Er waren kinderen, die als ze thuis vertelden dat ze straf of een oorveeg gekregen hadden van de meester, er nog een paar bij kregen! Op de duur zeiden ze dat dus niet meer.

Straf schrijven: dat was eerst 100 regels schrijven van bv. ik mag niet meer babbelen in klas. Dat was vroeger de gewone gang van zaken: regels schrijven : 50, 100, 200. In de tijd van meester Vandewalle ging dat zelfs tot 1000 regels.

De kinderen hielden daar dan commercie in. Je moest die straf afgeven. Meester Vandewalle nam dat aan en smeet ze in de papiermand. Tijdens de speeltijd haalden de kinderen de straf terug uit de papiermand. De kinderen haalden de straf tijdens de speeltijd uit de papiermand en verkochten ze. Er waren ook kinderen die thuis om zich te amuseren, regels straf schreven.

Als er dan een medeleerling was die 500 of 1000 regels straf kreeg, verkochten ze de reeds geschreven regels voor bv. een appel.

De meester keek er niet naar wie de regels geschreven had. Hij telde dat niet ook. 1000 regels dat waren verschillende blaadjes !

Later is dat dan verminderd. Ik heb dat van de regels straf schrijven nooit veel toegepast. Ik deed ze wel bv. 5 lijntjes schoonschrift doen, of rekenoefeningen.

Ik gaf bv. rekenblaadjes mee voor degenen die gestraft waren. Op het einde van de les deelde ik dat dan uit. Kinderen die geen strafblaadje kregen, vroegen ook om zo blaadje. Ik wist zo dat dat ook niet de goede manier was !

GROOTSTE MIJLPAAL

De overgang, de manier van het werken in de klas zelf door de leerlingen: vroeger was dat met lei en griffel met heel veel schrijfwerk. Geleidelijk is overgeschakeld naar veel minder schrijfwerk voor de kinderen. Dat schrijfwerk is nu bijna te weinig. Ze hebben daar eens deugd van het allemaal te schrijven. Maar vroeger was dat echt teveel. Al de oefeningen afschrijven! Nu kunnen ze viermaal zoveel oefeningen maken als vroeger.

De omschakeling naar papier, naar schriften, enz., dat is een van de grote overgangen. Daarna stencils en nu fotocopiëren. Maar die laatste evolutie is dan wel erg rap gegaan: in enige jaren tijd.

Schoolhoofden

Camiel Devlieger 1900-1927

Richard Desmedt  1927-1946 (was in 1919 onderwijzer in Heist geworden)

René Van Poucke  1946-1964

Triphon Leliaert 1964-1969

Wal ter Mesuere  1969-1986 (was in 1953 onderwijzer in Heist geworden)

Louis Thiel  1986-1991

Christiane Waes  1991-

Gesprek met Walter Mesuere - Directeur van de gemeenteschool Het Anker

Rita Peckelbeen

Heyst Leeft
2000
01
013-020
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46