Rechtspraak in het Brugse Vrije
c. Smokkeldrama te Lissewege. 1728

Germain Vandepitte

Bertinus Maertens was officier te Lissewege tot ieders voldoening. Maar sedert die memorabele zondag van 8 februari 1728 kende hij maar weinig gemoedsrust meer, en voor alle zekerheid had hij de wijk genomen op het gewijde. Hij was gerechtsdienaar jawel, maar dat was nog geen borg tegen gebeurlijke vervolgingen van dat zelfde gerecht. Daarvan was hij zich maar al te goed bewust en veiligheidshalve had hij zijn toevlucht gezocht bij de Paters Discalsen in de Ezelstraat te Brugge.

‘t Was een ongeluk geweest -dat zeker- maar ongeluk of niet, de feiten konden altijd verkeerd worden geïnterpreteerd, en voorkomen is beter dan genezen.

Op 11 februari kwamen de schepenen van Caloen en Lebailly zijn verklaring opnemen in het klooster. Bertinus Maertens, zoon van Theodoor, 38 jaar en geboren te Poperinge, officier van het Vrije ter parochie van Lissewege.

Bertinus was in de nanoen omstreeks twee of drie uur aan zijn siesta toe. Daarin werd hij gestoord door de komst van garde Dupont. Na wat gekeuveld te hebben en een pijp gerookt, deed Dupont het voorstel om naar de herberg Swanckendamme te gaan om een pot bier te drinken. Onder het drinken van vier kannen bier en een glaasje brandewijn, was het inmiddels zes uur dertig geworden. In de druk bezochte herberg bevonden zich ook Lieven Crampe met zijn vrouw en "voorzone" François Calon. (1)

Op dat uur stelde Dupont aan Maertens voor "ievers naar toe te gaan". Berten had het vermoeden dat het wel naar het huis zou zijn van Lieven Crampe die bekend stond als een geducht en fervent smokkelaar. Vroeger al hadden ze, hij en de garden Joannes De Brabander en N. De Bock, bij twee gelegenheden, de eerste keer drie blazen en half brandewijn en de tweede keer een pulle en verschillende "bouteillen" uitgehaald.

Het vermoeden dat het opnieuw dit doel zou zijn, had hij medegedeeld aan Vincent Dola, die daar boven op de kamer was en van wie hij afscheid was gaan nemen. Terug beneden gekomen, zag hij dat Lieven Crampe met vrouw en zoon reeds weg waren.

De officier en de garde Dupont verlieten op hun beurt de herberg en in de boomgaard van Swanckendamme vond Dupont daar François Calon. Deze werd gevisiteerd op verboden waar, maar te vergeefs. Vandaar gingen ze over de hofstede van grave Delval; en Dupont doorzocht aldaar een "braamhage" op zoek naar gebeurlijke smokkelwaar. De officier verwonderd over dat gedrag, vroeg hem wat hij daar uitspookte. Daarop had Dupont hem kortaf gezegd: zwijg, zwijg! Tevens had hij hem een zakpistool in de handen gestopt. Zo verder lopende, waren ze aan het huisje van Crampe ge­komen. Met de hiel van zijn roer klopte de garde tegen de deur aan en riep dat moest worden opengedaan.

Niemand antwoordde en geen geluid kwam uit den huize. Daarop stelde Dupont voor dat Maertens als officier, zou bevelen dat moest worden opengedaan in naam van de Koning. Bertinus deed dat en daar­op trok Lieven Crampe het venster open en zei dat hij niet open deed en dat ze bij dage moesten komen als ze iets van hem moesten hebben. Daarop had Dupont andermaal geroepen "mort dieu, doet open, we zullen zien of er geen goed te vinden is". Ook dat had geen gevolg. Maar toen riep Dupont opeens: "snel, kruip door 't venster".

Maertens had vliegensvlug die raad opgevolgd en had zijn rechterbeen reeds door het raam gestoken, toen hij totaal onverwachts een slag kreeg in zijn linkerzijde, met een stok vermoedde hij. Inmiddels stond hij reeds helemaal in huis en riep naar Dupont dat hij moest volgen. Dupont riep terug dat hij de deur moest openen. Menende naar de deur te gaan, kreeg Berten almeteen een opdoffer tegen zijn rechter schouder en hij schruwelde naar Dupont hem te komen helpen. Deze was wel wijzer en herhaalde dat hij de deur moest openen. Op de tast naar de deur, kreeg de officier me daar een oplawaai tegen zijn tater, dat hem horen en zien verging en hij al duizelend tegen de muur viel. Tijdens deze scrimmage had hij het zakpistool uit zijn zak gehaald en nu sloeg hij al zwijmelend en aarzelend de armen uit; en plots moet een schot zijn afgegaan, hoe weet hij niet. Hij weet zelfs niet of het schot van  zijn pistool kwam, want hij heeft geen vuur gezien en hij kan zich niet herinneren dat hij het slot of de haan zou aangeraakt hebben.

Onmiddellijk was hij naar het venster gegaan, had het pis­tool buiten gegooid, en in een sprong stond hij buiten en vond daar zijn  compagnon ter aarde neer. Van schrik riep hij uit: "Jezus Maria, Dupont heb ik u dan geschoten?" Hem bij het hoofd nemende, voelde hij en zag dat deze bloedde. Daarop had Dupont gezegd:

Zwijgt Maertens, ‘t zal wel gaan. Intussen was Crampe buiten gekomen al tierend dat hij ze wel zou leren zijn huis binnen te breken; dat hij klacht zou indienen.

Door al dat tumult kwamen er verscheidene personen aangelopen uit de herberg. Hij is dan met Vincent Dola naar de meester (chirurgijn?) geweest.

Verder verklaarde Maertens dat hij door de duisternis in huis, niet had kunnen zien wie hem geslagen had, maar dat hij wel kon vermoeden dat het Lieven Crampe moest geweest zijn.

Tot hier dan de verklaringen van Bertinus Maertens, de officier, aan de Schepenen van het Vrije. Met veel tribulaties in het vooruitzicht had hij zich op het gewijde begeven om het ergste te voorkomen, trouwens men weet nooit...

En wat Bertinus vreesde, werd werkelijkheid. Dupont kwam als gevolg van zijn verwondingen aan zijn endeklokke. Jezus Maria, daar stond hij klaar op! Wat nu? Bertinus leende een ganzenpen en een inktkoker aan de Paters en zette zich aan het schrijven. Zeker geen alledaags schrijven, reken maar. Het was niet minder dan een smeekschrift gericht "aen den Keyser ende Coninck". Nee, niet de keizer en koning van de schuttersgilde, maar echt en waarachtig aan de Keizer van Oostenrijk, Karel VI, hier te lande vertegenwoordigd door zijn keizerlijke zuster Marie Elisabeth. Tegen de tijd dat Bertinus dit schrijven had beëindigd, had hij heel dikwijls aan de punt van zijn pen gelikt (2).

Het schrijven luidde zo: Aenden Keyser ende Coninck Verthoont met alle oodtmoedigh respect Bertinus Maertens officier van Lisseweghe Ambacht, Lande vanden Vrijen, dat op den 8 february 1728 tsynen huyse is ghecommen N. Dupont, garde van uwe majesteyts uytgaende ende incommende rechten, vraeghende naer een relaes van calaigne dat den verthoonder hem s’anderendaeghe beloofde te verleenen, waer op den selven Dupon den verthoonder heeft aensocht met hem te gaen naer Swanckendamme omme een podt bier te drincken  soo als sy tesaemen hebben ghedroncken inden keucken vande herberghe die vol volck was ende daeronder drie brandewijn blauwers woonende tot het voorseyde Lisseweghe, ghenaemt Lieven Crampe, Martine Calon huysvrauwe vanden selven Lieven Crampe ende Francois Calon syn styfsoone. Soo als sy aldaer hebben verbleven tot omtrent den seven uren inden avont, alswanneer den verthoonder meenende te vertrecken, den voornoemde Dupon heeft gheseyt, Maertens ghy moet met my gaen. Den suppliant segghende waer willen wy nu loopen, heeft hij, Dupon gheantwoort: ghy moet eventwel mede, ick executere u daertoe. Den verthoonder replicquierende, seyde dat hij moest boven goeden avont segghen volghens sijn "belofte; waerop hy naer boven synde gegaen, seyde aen Vincent Doolaeghe dat by moeste gaen met den garde Dupon. Die vraeghde waer naer toe? naer Martine Calon? Seyde den verthoonder: ick presumere wel van jae. Waer op den sup­pliant afcommende, seyde hy, Dupon: gauw vertrecken uyt den huise. Den verthoonder siende naer de voorseyde blauwers, heeft bevonden dat lieven Crampe ende syn styfsoone vertrocken waeren.

Waer op uyt den huise gaende achter het huys van Swanckendamme voorseyt, heeft de garde Dupon jeghens de haeghe sien staen Francois Calon voorseyt, hem vaste ghegrepen, vraeghende ende ghevoelt of hy geen brandewijn en hadde; ende geene vindende gheseyt jeghens den verthoonder: gauw seere. Ende commende inden boomgaert van de hofstede bewoont by Michiel Schotte, heeft hij, Dupon, in een partie braemen ofte doorens ghevisiteert of daer geen brandewijn verborghen en was; ende by den verthoonder commende heeft hem een pistole inde hand gesteken segghende: neemt dat vast. Ende weghloopende, is den verthoonder hem ghevolght mits syn roupen comt seere; ende heeft den verthoonder al loopende de pistole ghesteken in syn sack. Ende meenende te gaen over een stuck lants heeft hy, Dupon, gheseyt: laet ons alhier gaen. Dat was naer het huyseken van Lieven Crampe voorseyt. Ende aldaer commende heeft hy, Dupon, al vloeckende gheseyt: doet open; cloppende met syn fusieke drie a vier cloppen op de deure. Ende alsoo datter niemant en sprack, heeft aenden verthoonder gheseyt: roept uyt de naeme van den conick; alsoo den verthoonder heeft gedaen. Ende siende datter niet open en wiert gedaen, syn gegaen aenden veinster om te sien offer jemant thuys was. Den ghemelden Crampe siende den verthoonder aende veynsters, seyde: ick en wil niet opendoen, ick en doen by avont niet open, wat wilt ge hier doen? Waerop den ghemelden Dupon seyde: wy commen sien of ghy geen brandewijn en hebt. Waer op antwoorde den gheseyden Crampe: ick en hebben geen brandewyn; als ghy wilt soucken, comt by den dagh. Is het dat denselven aenden verthoonder ordonneerde van door de veinster te gaen, segghende: cruypt daer in, ick sal u garranderen. Den suppliant, de pistole die hem te vooren ghegeven was in syne hant nemende, he eft syn rechter "been in veynster ghestelt ende jemant van binnen heeft hem eenen slagh ghegeven op syn rechter syde soo hy presumeert met een stock, want in den huise geen light en was. Ende dies nietjeghenstaende, op het in­stant versouck van dito Dupon, inden huise gaende, heeft den sup­pliant eenen tweeden slagh gheereghen op syn rechter schouder ende gheroepens Jezus Maria; Dupon helpt my. Waerop hy rieps Maerten doet de deure open. Als wanneer den verthoonder noch een slagh heeft gheereghen op de slincker syde van syn hooft danof hy buiten syn selven vallende ende rustende jeghens den meur, ende syne hant omhooghe stekende is naer alle waerschijnelijckheyt de pistole die hy in syne hant hadde afgeloopen, sonder dat hy weedt den haene ghetoucheert te hebben, mits den verthoonder geene intentie en hadde van te schieten.

Maar door het afgaen vande schote tot syn selven commende ende wederkeerende door de veynster heeft hy de pistole weghgheworpen, als haeperende aende veynster. Alswanneer hy uyt de veyn­ster synde, heeft hem, Dupon, vinden liggen jeghens de aerde; den verthoonder roepende: Jezus Maria, Dupon wat heb je? Mits hy hem bebloet sagh, seyde: soude ick u wel gheschoten hebben? Heeft dito Dupon gheantwoordt: swyght, swyght Maerten, het sal wel gaen.

Lieven Crampe uyt syn huys commende seyde: ghy honden ick sal u wel hebben, ick sal ulieden beclaeghen dat ghylieden by nachte in myn huys wilt commen. Den verthoonder lamenterende,siende het ongheluck, isser volck te naer gecommen; alswanneer den verthoonder is vertrocken. Ende vreesende dat hy, Dupon, door syne quetsure soude commen te overlyden, heeft hy hem (=zich) ghetransporteert in het clooster van de eerwe paeters Discalsen binnen uwe majts stede van Brugghe, alwaer hy alsnoch is onthoudende. Hebbende den ver­thoonder alsnu verstaen dat dito Dupon van de gemelde quetsure is overleden; dan beducht synde dat hy, verthoonder, jeghens uwe majt mochte hebben misdaen, dat hy niet en betrauwt uit reden dat by pure ongheluck den gheseyden Dupon is ghequetst gheworden, oorseacke den verthoonder hem keert tot uwe majesteyt, ootmoedelick biddende deselve believe ghedient te wesen den suppliant te vergheven al  het gonne hy jeghens uwe majt ter causen voorschreven soude moghen misdaen hebben. En in cas uwe majesteyt beliefde ghedient te wesen van advys, het selve te vraeghen aen Burghemeesters ende Schepenen der stede van Brugghe. Twelcke doende etc...

Door randschriften weten we dat de magistraat van Brugge zijn advies had doorgegeven naar Brussel op datum van 12 maart 1728, en dat als gevolg van al dat geschrijf een decreet verscheen :

"Hare keizerlijke en katholieke majesteit... de voorkeur gevende aan goedertierenheid en barmhartigheid ten overstaan van de strengheid der wet, en in overweging nemende de passie en de dood van Onze Zaligmaker... verleent, zo zij met deze verleent, genade en kwijtschelding over de manslag waarvan hier sprake is, daarmee voldoening schenkende aan de betrokken partij, die de kosten en vergoedingen van het proces betaalt. Bevelen aan allen zich te gedragen konform deze uitspraak. Brux. 26 maart 1728. Le Roy."

Daarmee kon Maertens weer als vrij man onder de mensen verschijnen. Maar niet alles was daarmee van de baan, want ingevolge de dood van hun zoon waren de ouders van Dupont zoenpartij.

Teneinde een vergelijk te treffen waren de partijen verschenen voor de magistratuur. Hierbij afschrift:

Compareerden voor Bailliu Ampman, Burghemeester ende Sche­penen der prochie ende graefschepe van Cruyshautem neder casselrie van Audenaerde, in persoone Pieter Dupont ende Joanna Vanden Berghe syne huysvrauwe jnwoonders van desen graefschepe. Welcke comparanten te kennen syn ghevende dat wylent Glaude Albert Florent Dupon hunnen soone, in syn leven gheweest garde der Provinciale rechten van Vlaenderen op het comptoir van Blanckenberghe Vrije van Brugghe, tot Lisseweghe ontrent het voorseyde Blanckenberghe op den 9e feb. lestleden is by onghelucke door een pistole, waerschynelick afgheschoten door den officier van het voorseyde Lisseweghe met naeme Bertinus Maertens, soo daenigh ghequetst gheworden dat denselven  Dupont corts daernaer daer van is commen te overlyden.

Ende alsoo den voornoemden officier requeste ghepresenteert hebbende aan de Majt tot het becommen gratie ende remisse van het voorseyde begaen ongheluck. Ende dat de Majt onder andere ghedient is gheweest van daer op te laeten appointeren dat den suppliant moet contenteren de vrienden ofte ouders van den aflyvighen over het montsoen (1) op hun vervallen met de drouvighe ende ongheluckighe doodt van hunnen voornoemden soone, soo ist dat den eersten comparant, mits desen verclaert te authoriseren de ghemelde syne huysvrauwe om aengaende den ghemelden montsoen met den meergheseyden officier, ofte jemant anders uyt synen naeme, te accorderen; ende tselve accordt ghemaeckt synde, de penningen daeraen clevende te ontfanghen, ende van denselven ontfanck quittantie te verleenen, met belofte van al tgonne sy daer in sal commen te gereren te houden voor goet, vast ende van weerden met belofte ende onder het verbant als naer rechte.

Actum in extraordinaire vergaederinghe ten huyse van de comparanten mits d’indispositie vanden eersten comparant. Ter wettelicke kennisse van Sr Pieter Anthonie De Brauwere Bailliu ende Ampman; kennisse en ten overstaen van Aernout De Meulemeester Burghemeester, ende Francois Van Themsche schepen; mitsgaeders Pieter Van Laere greffier; desen 10 meye 1728. Ende is de menute deser gheschreven op seghel papier van ses stuyvers, ter greffie berustende; door hun gesaementlick ondertekent ende desen met den seghel van saecken van desen graefschepe bekrachtight. Toirconde greffier, ondt P.V. Laere. Was gheseghelt met een seghel in roode hostie, ende ter marge stont: registré in het register van erfenissen en wettelicke passeringhen.

De onderschreven volmachtighe bekent soo sy doet by desen, van den officier Bertinuz Maertens over het gedaen ongheluck aen haeren soone in desen vermelt, over alle de pretentien die daervoor souden connen ghepretendeert worden, voldaen te syne by accorde; dienende dese voor absolute ontlastinghe. Actum binnen Brugghe desen 14 meye 1728.

Dicto voor de somme van een pont thien schellingen grooten, daete alsboven. Ondt met tmarcq van Joanne Vanden Berghe huysvrauwe van Sr Pieter Dupont.

Eronder stond: ons present, ondert. Jan Van Massenhove, Caerel Vande Walle en M. Brulee 1728 (3).

Bijlage

Soendinc Soengelt montsoen.

(Verkort, volgens Verwijs-Verdam, die verwijst naar Cout. de Bruges I. 509. Gilliodts)

De verzoening nam de schuld of de belediging weg door de misdaad of handeling aangedaan en streefde naar het normaliseren van de betrekkingen tussen beide partijen en het verhinderen van het uitbreiden van het conflict. Deze verzoening was daar een waarborg voor. Dit gold voor alle misdaden, zelfs doodslag.

Ze gebeurde tussen de twee partijen: enerzijds de dader en anderzijds de familie van het slachtoffer. Daartoe werd onder zijn verwanten een persoon aangeduid die als "zoenre, montsoenre" moest optreden. Dit kon de vader zijn of de moeder, een zoon of dochter, een oom of om het even welk familielid, zelfs een naaste vriend. Evenwel moest hij daartoe aangesteld zijn.

Het zoending vond plaats voor de Vierschaar op een daartoe vastgestelde dag, uur en plaats. Voor de overheden werd een “soenbrief" of "soencedele" opgemaakt. Daarin werden ook de modaliteiten bepaald en uiteengezet. Ook werd er gecomposeerd (= inderminne geregeld) over het soengelt of de zoenpenningen. Dit was niet zoals men zich nu burgerlijke partij zou stellen; veeleer was een kwestie zoals nu de symbolische frank.

Het soendinc of zoending werd besloten door een montsoen of mondzoen tussen beide partijen. Letterlijk dus "een vredekus". Hij die aangesteld was om in een zoending de benadeelde partij te vertegenwoordigen werd mondzoenre of mondzoendre genoemd;

Voetnoten

  1. Voorzone: een kind dat de vrouw buitenechtelijk meebracht in haar huwelijk.
  2. Een nieuwe pen nam niet zo goed de inkt aan. Daarom bevochtigde men eerst lichtjes de binnenkant van de pen met de tong. Vandaar "pennelikker" voor bureauschrijver.
  3. In de oorspronkelijke teksten hebben we hier en daar een punt of een ander leesteken bijgevoegd, om het lezen te vergemakkelijken. B r o n : Rijksarch Br. Reg Vrije, nr 17012, f° 74 - 77.

Rechtspraak in het Brugse Vrije - c. Smokkeldrama te Lissewege. 1728

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1976
02
082-090
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46