Mededelingen
B/ Lodewijk XIV bereidt de Spaanse Successieoorlog ook in onze streek – 1701

Jos Rau

In 'Rond de Poldertorens' XVIe jaarg. Nr. 1, maart 1974, publiceerde Roger Crois een kaart van de streek tussen Brugge en Bekaf. Deze kaart werd in 1703 opgemaakt door de Franse ingenieur-officier F. de Chermont. Daarbij gaf R. Crois gepaste commentaar. Het ware goed dit artikel te herlezen als inleiding voor wat volgt.

De heer Bonte uit Westkapelle, die een studie voorbereidt over de Spaanse Successieoorlog in de streek van Oudenaarde, was zo vriendelijk ons inzage te geven van documentatie die hij had ontdekt in de bibliotheek van het Ministerie van Landsverdediging te Brussel. Het betreft een paar artikels door E. Lagrange gepubliceerd in 'Revue militaire belge, Tome 2, 1842'. De titel luidt: Details appuyés de pièces authentiques sur les événements militairs qui se passés en Belgique, pendant la guerre de la succession d'Espagne (1). Met veel dank maken wij er gebruik van om één en ander mede te delen over de 'voorbereiding' van deze veldtochten van Lodewijk XIV in onze eigen streek.

Maréchal de Boufflérs werd naar de Belgisch-Hollandse grens gestuurd om er de situatie te verkennen. Hij bracht daarover verslag uit aan Koning Lodewijk XIV in een reeks brieven. Uit Lille, 22 januari 1701, schrijft hij onder meer:

“De verstandigsten in Engeland en Holland en de mensen uit de handel willen geen oorlog; maar de aanhangers van de Koning van Engeland, Willem van Oranje, die de meerderheid hebben in de Raad, willen die wel; en hun gezanten onder het volk wekken daartoe op. Toch is er geen aanduiding dat de Hollanders hun troepenmacht vermeerderen, ze roepen alleen rekruten op om hun troepen aan te vullen.”

Het is duidelijk dat met Oostende, Brugge en Gent in handen, en de kanalen die deze steden verbinden, de Fransen de toegang over land naar Nieuwpoort kunnen verhinderen. Oostende en Duinkerke (reeds bij Frankrijk ingelijfd) kunnen gemakkelijk de haven blokkeren, die eigenlijk niet erg veel betekent.

Keurvorst Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden van 1692 tot 1706, wist niet goed welke partij hij moest kiezen: ofwel die van Filips van Anjou (Frankrijk), ofwel die van Karel van Oostenrijk (Engeland, Holland, de Keizer). Keizer Leopold viel zijn land van Beieren aan en de Fransen betrouwden hem maar half. Zo schrijft de Boufflers in dezelfde brief:

“Het schijnt dat de Keurvorst van Beieren voor zijn eigen belang, verplicht zal zijn zich te schikken naar Uwe Majesteit, zonder de moeilijke te willen uithangen; of nog veel min dat hij dubbel spel zou spelen en vermoedens zou wekken over zijn gedrag. U zou hem kunnen verplichten zijn troepen naar Spaans Gelderland (Venlo, Gelre, Stevensweert) te sturen en zo Brussel voor hem verzwakken, waar de troepen van de Bedmar (2) kunnen gelegerd worden. Als hij zich goed gedraagt, wat nu wel blijkt, kan men hem volledig vertrouwen, maar hem van dichtbij gadeslaan.

Ik heb gehoord dat de Bagnols naar Sluis en het Sas van Gent werd gezonden om de plaatsen te zien waar de Hollanders retranchementen willen oprichten tussen Sluis en Sas-van-Gent en tussen Sas van Gent en Antwerpen. Hij beweert dat het gemakkelijk zal zijn het oprichten van die retranchementen te beletten en, als men wil, ook te bezetten Aardenburg, IJzendijke en het Fort van Biervliet, dat wel half geraseerd is maar gemakkelijk te herstellen. Door het bezit van deze posten zou. men de Hollanders te land kunnen afsnijden van Sluis. Coleit zegt dat de retranchementen tussen Sluis en Sas-van-Gent op Hollands grondgebied liggen, maar die tussen Sas-van-Gent en Antwerpen op Spaans gebied. Moest Uwe Majesteit, ingelicht over de bedoelingen van Engeland en Holland, zich willen verzetten tegen het oprichten van deze linies en retranchementen, dan zou het goed zijn de troepen zeer vroeg te laten optrekken naar Brugge en Gent en andere plaatsen in deze kantons.”

In een brief uit Lille, 23 januari 1701, schrijft de Boufflers nog aan Lodewijk XIV aangaande de gouverneur-generaal:

“de Bavière heeft aan Chassonville bevestigd dat hij ten zeerste het testament van de gestorven Koning (Karel II van Spanje die uiteindelijk Filips van Anjou, kleinzoon van Lod. XIV, als erfgenaam van de Spaanse kroon had aangeduid) goedkeurt en alle besluiten die Uwe Majesteit daaruit getrokken heeft. Dat hij niet van zin is naar zijn eigen streek (Beieren) terug te keren, maar in Vlaanderen wil blijven; en dat hij al duidelijk zijn opvatting over de toepassing van dit testament heeft laten blijken; en dat hij bereid is het land met troepen te verdedigen tegen de Keizer. Toch zouden we best financiële druk op de Bavière uitoefenen.”

In zijn commentaar schrijft E. Lagrange ook wat volgt.

“Filips V, Koning van Spanje, beschikte niet over het nodige om oorlog te voeren in de Nederlanden. De versterkingen waren vervallen, de schatkist leeg, de troepen slecht en de magazijnen leeg. De Beierse regimenten moesten vlug het land verlaten om hun eigen gebied tegen de Keizer te verdedigen. Daarom vertrok de Keurvorst op 22 maart naar Beieren. Markies de Bedmar werd dienstdoend gouverneur-generaal.”

“In april 1701 kwamen de Engelse schepen dagelijks kruisen vóór de haven van Oostende. Alles toonde aan dat ze weldra te land en ter zee zouden aanvallen. Een groot getal boten met platte bodem, die men bijlanders noemt, liggen gereed om op de kust te landen. Enkele van die boten hadden een regiment Schotten aan wal gezet op het Eiland Cadzand. De Hollanders waren begonnen hun verdediging te organiseren in Zeeuws-Vlaanderen en verder langs de grens tot in Gelderland. Dit alles trok de aandacht van de Fransen op verschillende punten van dit brede front. Graaf de La Mothe was aangesteld om met 'Vlaamse troepen' de kust te verdedigen en heel de grens van Sluis tot aan de Schelde ten Noord-westen van Antwerpen.

Maréchal de Boufflers, die bestemd was om het Frans-Spaans leger in Zuid Nederland te leiden, had te Parijs instructies ontvangen over zijn komende veldtochten. Bij zijn terugkeer doorreisde hij het front van Nieuwpoort tot Gelderland. Daarover bracht hij bij Lodewijk XIV rapport uit in brieven: Gent 27 april, Lier 4 mei en Diest 11 mei 1701. Het is vooral de eerste van deze brieven die ons interesseert en waarvan we hierna de inhoud weergeven voor zover het onze streek aanbelangd.

Gent, 27 april 1701. Sire, omdat ik in de streek was met de boodschap van Uwe Majesteit aan Markies de Bedmar (toen reeds dienstdoende gouverneur-generaal) heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om de grensstreek grondig te verkennen.

Markies de Bedmar en ikzelf, vergezeld van Prins de t' Serclaes, mestre-de-camp général des Pays-Bas espagnols, van Hertog de Bisache, artilleriegeneraal, van Graaf de Bergeyck, van Graaf de La Mothe en van Mr. de Puységur, hier vertrokken op de 22e, zijn we pas gisterenavond teruggekeerd na bezocht te hebben: Oostende, Blankenberge, het oud Fort Isabella, het Fort Sint-Donaas, Damme, Brugge en de Lieve (la rivière de Lierre, sic).

Men moet het gezien hebben om zich te kunnen voorstellen hoe vervallen de versterkingen op al deze plaatsen zijn. Alle zijn ze van aarde zonder enige stormpalen (3) noch palissades; alle taluds zijn afgebrokkeld en toegankelijk, zodat er overal gemakkelijk kan binnengedrongen worden, ware het niet dat de grachten vol water staan. Mr. de Bedmar en Mr. de Bergeyck zullen de middelen zoeken om ze te herstellen op de kosten van het land (Vlaanderen), t.t.z. ze laten voorzien van stormpalen en palissades, de chemins couverts laten herstellen op de gevaarlijkste plaatsen. Maar daar is tijd voor nodig en in dit land hier zijn ze niet gewoon zich te haasten. Mr. de Bedmar en Mr. de Bergeyck zijn vol ijver en goede wil en het ware te hopen dat de rest van het land ware zoals zij, maar het scheelt nog veel.

“Het Isabellafort is helemaal geraseerd, maar gemakkelijk te herstellen; in dit fort ligt een belangrijke sluis, te meer dat, volgens het zeggen van de bewoners, de vijand langs deze sluis bijna heel het Noord-Vrije zou kunnen in onderen. Ik geloof dat het werkelijk nodig is dit fort te herstellen. Evenzo de oude Linie van Cantelmo om het Isabellafort met het Fort St.-Donaas te verbinden, opdat die twee elkaar wederzijds zouden verdedigen en om te zelfde tijd een heel stuk van het Noord-Vrije te dekken. Daardoor zal die streek afgesloten en verzekerd zijn zowel door het Isabellafort dat aansluit bij de duinen en de zee, als door de Linie van Cantelmo, evenals door het Fort St.-Donaas dat zeer goed hersteld werd sedert Graaf de La Mothe in deze streken is. Hij heeft er het belang van ingezien omdat dit fort door een zeer goed kanaal verbonden is met Damme en met Brugge.

De Linie van Cantelmo werd door de Spanjaarden opgericht tegen de Hollanders die toen in opstand waren; ze werd steeds in stand gehouden, naar men mij verzekert, tot aan de Vrede tussen deze twee mogendheden (1648 ?), hoewel ze maar een goed kanonschot verwijderd is van de stad Sluis. Dat is ook zo voor Isabellafort. Het Fort St.-Donaas, dat altijd is blijven bestaan en nog bestaat (1701) ligt maar op een half kanonschot van Sluis en heeft altijd deze stad in ontzag gehouden.

De gezegde forten Isabella en St.-Donaas, evengoed als de Linie van Cantelmo, liggen helemaal op het grondgebied van de Koning van Spanje. De Hollanders kunnen er niets tegen inbrengen noch beletten dat de Koning op zijn eigen gebied laat werken en fortificaties laat herstellen die eertijds gemaakt werden ter bewaring van zijn land.

Men zou willen het grootste deel van de Cantelmo linie laten voorzien van stormpalen en palissades en ze volledig in staat van verdediging stellen, niet alleen door de bescherming van de twee forten, door stormpalen en palissades, maar ook door een goede gracht volwater waarvan nog een goed deel bestaat en waarin men, naar gezegd wordt, het zeewater kan laten binnen vloeien, wat gemakkelijk is bij middel van de sluis van het Isabellafort. Deze Linie is omtrent 1400 vademen (4) lang. Alles zal gedaan worden op kosten van het land (Vlaanderen of het Brugse Vrije?) zonder dat het iets kost aan de Koning van Spanje.

Mr de Bedmar, Mr. de t' Serclaes, Mr. de Bergeyck, Graaf de La Mothe en Mr. de Puységur zijn van oordeel dat het Isabellafort en de Cantelmolinie zo vlug mogelijk moeten hersteld worden. Ik ben van hun gedacht, zoveel te meer dat de fortificaties van Oostende en van Brugge een overdreven wanorde vertonen. De haven van Oostende is heel mooi en van oneindig veel belang, maar ze ligt volledig ongedekt en zonder enig bolwerk naar de kant van Sluis. Het Fort Slijkens of St.-Filips, bij Oostende dekt alleen het sas en niet de haven. Moest het Isabellafort en de Cantelmo linie niet heropgericht worden, dan zou men gedurende de ganse veldtocht tenminste 4 of 5 bataljons in Oostende moeten laten, evenveel of meer in Brugge dat veel groter is, drie of vier in Damme waarvan de vestingen in betere staat zijn. Maar de kant van Damme die naar Sluis kijkt is zo slecht, dat men er thans een hoorwerk zal maken om dit te dekken (5).

Alles samen zou men dus 15 of 16 bataljons nodig hebben om deze drie plaatsen te bewaren, zonder mede te rekenen de ruiterij en de dragonders die nodig zouden zijn voor de verzekering van die plaatsen, maar ook nog voor de bewaking van het kanaal Oostende-Brugge. Er zouden veel minder manschappen nodig zijn om het Isabellafort, het Fort St.-Donaas en de Cantelmo linie te bezetten, als deze in goede staat gesteld zijn zoals wij ons hebben voorgenomen.

De werken zouden 3 of 4 weken duren, maar reeds na min dan 14 dagen kan die Linie in staat van verdediging gebracht worden. En aangezien er geen tijd te verliezen is, hebben Markies de Bedmar en Graaf de Bergeyck pioniers besteld en alles wat nodig is om op 9 mei te beginnen werken. Graaf de La Mothe zal daarmede belast worden. Aangezien dit werk helemaal op het grondgebied van de K. van Spanje geschiedt, dat het oude versterkingen betreft en geen nieuwe; aangezien de Holl. zelf werken aan vooruitgeschoven buitenversterkingen van Sluis, in het zicht en op een half kanonschot van St.-Donaas, op hun eigen gebied en zonder dat wij hun ook maar enige last bezorgen, zullen wij onze arbeiders niet met militairen steunen om de Hollanders geen voorwensel te geven om moeilijkheden te zoeken. Maar moesten zij enige vijandige daad stellen of het werk storen, dan zullen wij zorgen dat het werk doorgaat. Graaf de La Mothe zal daarvoor de nodige troepen ter beschikking houden.

Het Fort St.-Donaas houdt de stad Sluis in ontzag en Markies de Bedmar heeft bevel gegeven om er spoedig mortieren en bommen naartoe te voeren om deze stad te doen vrezen voor een beschieting als zij de vijandelijkheden openen. Terwijl de Bedmar en ik op het Fort St.-Donaas waren, kwamen verschillende officieren van het garnizoen van Sluis tot op de glacis van het fort gewandeld. Wij hebben met hen gesproken en zij waren beleefd en eerlijk; zij vertelden dat de Wertemberg in de stad was en dat het garnizoen bestond uit 4 bataljons.

Ik had ook de rest van de voorgenomen linies willen bezoeken, van St.-Donaas tot aan Sas-van-Gent en verder, maar wij moesten op meerdere plaatsen op Hollands grondgebied en het zou te duidelijk onze inzichten verraden hebben, en dan zouden de Hollanders de streek kunnen onder water zetten. We hebben die inspectie uitgesteld. Een linie van het Fort St.-Donaas tot Sas-van-Gent en van daar naar Antwerpen zou op meer dan een plaats op Hollandse grond moeten passeren en dat kunnen wij maar nadat wij de oorlog hebben verklaard.

Het verslag van de Boufflers geeft nog enkele bladzijden lang allerlei inlichtingen die onze streek niet rechtstreeks aanbelangen. En tot slot zet hij de Bedmar en de Bergeyck nog eens goed in de verf. Graaf de Bergeyck (6) de tresorier-generaal van de min of meer zelfstandige Spaanse Nederlanden, blijkt bij al die opdrachten van Maréchal de Boufflers speciaal belast met de financiering van de onderneming, maar hij krijgt steevast een Franse engelbewaarder naast zich in de persoon van Generaal de Bedmar (dienstdoende gouverneur-generaal).

Het boffen bij Lodewijk XIV met deze twee heren, gebeurt niet zonder eigenbelang... en de Boufflers vraagt dan ook dat de Koning zelf hen zou laten weten hoeveel goeds hij over hen vertelde:

Markies de Bedmar en Graaf de Bergeyck hopen van de steden en het land van het Brugse Noord-Vrije en van de Oudburg van Gent 340.000 francs los te krijgen voor de herstellingswerken aan het Fort Isabella; de Linie van Cantelmo, Oostende en Damme; daarbij zullen Brugge en Gent, elk afzonderlijk opbrengen wat nodig is . voor het herstel van hun eigen vestingen. Men kan moeilijk met meer doorzicht, ijver en vastberadenheid handelen dan wij zien bij Mr. de Bergeyck. Deze heer heeft alleen nodig dat we hem steunen, want hij ontmoet veel moeilijkheden zowel hier te lande als in Madrid, omdat hij orde wil brengen in de zaken van zijn Koning, en hem goed wil doen dienen. Hij staat op zeer slechte voet met Graaf de Monterey, president van de Raad van Vlaanderen(6) die bij hem allerlei tegenzin verwekt.

De Bedmar komt goed overeen met de Bergeyck en zegt er veel goeds van, alhoewel zij geen vrienden waren 'avant ce nouveau régime'. Maar de Bedmar als eerlijk man en goed onderdaan, heeft zich bij hem aangepast om samen hun Koning te dienen en men kan ze beiden niet genoeg loven voor hun goed gedrag (sic).

Mocht het Uwe Majesteit behagen hen te laten weten hoe ik over hen verslag heb uitgebracht en hoe Uwe Majesteit daarover tevreden is, het zou hen alleen aanmoedigen en bijdragen tot alles wat ik van hen verlang in dienst van U.M. en de Koning van Spanje. Zij verdienen beiden onderscheiden te worden en dat de K. van Span je hen dank weet voor hun ijver. Van zo haast zij het nodige gezag bekomen hebben en dat de mensen in dit land zulks weten, zullen zij in staat zijn grote diensten te bewijzen aan de K. van Spanje en zij zullen hier alle hulp halen die er uit te halen is.

Graaf de Bergeyck staat op het punt een nieuwe overeenkomst af te sluiten aangaande de in leen gegeven inning van renten en belastingen van de K. van Spanje in deze kantons hier (7); en hij hoopt, naar hij zegt, deze inkomsten te doen stijgen tot 3 miljoen per jaar, waar het nu slechts 1.200.000 francs zijn.

Markies de Bedmar hoopt dat al de troepen van de Koning van Spanje volledig en in staat van paraatheid zullen zijn tegen 15 mei, of ten laatste tegen het einde van mei; en daarna zullen nog 6 bataljons militie en andere kunnen geworven worden om zo tot 60 bataljons te komen.

Tot daar uit dit rapport van Maréchal de Boufflers.

Verwijzingen

  1. Revue militaire belge, tome 2, 1842; Bibl. van het Ministerie van Defentie, Nr. 1.009.
  2. Graaf de Bedmar, generaal in dienst van Lod. XIV. We vinden een deel van zijn troepen te Koolkerke, aangeduid op de kaart gepubl. door R. Crois, R. de P. XVI e j.nr 1.
  3. Stormpalen zijn verticaal ingeplant op de helling van de taluds(a). Chemin couvert of gedekte weg is een rondgang voorzien van een borstwering.(b).
  4. Vadem is hier de Franse toise van omtrent 1,95 m.
  5. Dit hoornwerk op de oostzijde van. Damme staat heel mooi getekend op de kaart Crois, Rond de Poldertorens, XVI, 1. Bestond dus waarschijnlijk reeds in 1703.
  6. Het gaat hier naar alle waarschijnlijkheid om Graaf de Brouchoven de Bergeyck, de zeer knappe tresorier-generaal (minister van financiën) onder Maximiliaan Emmanuel van Beieren. Hij bevorderde in onze Provinciën handel en nijverheid en werd wel eens de Colbert der Nederlanden genoemd. Bij een uitlating van de Boufflers blijkt dat hij niet zo direct het Anjouaans Regime goed gezind was. Dat hij in botsing kwam met Graaf de Monterey, president van de Raad van Vlaanderen, volgde uit het feit dat hij hoog ambtenaar was van het naar centralisatie strevend Bestuur, terwijl de Raad van Vlaanderen vast hield aan de provincialistische voorrechten.
  7. Tot ver in het Ancien Régime was het innen van aan de Graaf of de Hertog verschuldigde renten en belastingen in leen of in pacht gegeven aan instellingen of aan particulieren, die daarvoor een procent van de inkomsten genoten, b.v. de zestiende penning, of de helft van het derde, e.d.

Mededelingen - B. Lodewijk XIV bereidt de Spaanse Successieoorlog ook in onze streek – 1701

Jos Rau

Rond de poldertorens
1975
02
089-097
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46