Rechtspraak in het Brugse Vrije
c/ Dienstijver en Palingpeurders

 Germain Vandepitte

Ze mochten van Lodewijk Madden allemaal jeuk krijgen en korte armpjes! Komt zo’n stoot tegen! Eerst stoppen ze hem in “de caese” en hier in de Kamer, vragen ze dan schijnheilig of hij weet waarom hij gevangen zit. Natuurlijk wist hij het nu. Ze hadden het hem gezegd. Maar tevoren wist hij het niet en velen met hem. ‘t Zat zo in mekaar:

Lodewijk Madden, een “olijstamper” uit Brugge, was bezig met paling peuren in de Oostendse Vaart, nabij de Schipstalebrug.
Twee souvereinsgasten kwamen er aan en namen Lodewijk mee naar de herberg “Het Blauw Huis”, daar vlakbij staande. Daar vroegen ze hem of hij niet wist dat het verboden was paling te peuren in de Oostendse Vaart. Zoiets had Lodewijk nog nooit gehoord, zei hij. Geen wonder verklaarde hij verder, de souvereinsgasten toonden hem een ordonnantie die ze zelf maar om drie uur in de namiddag gekregen hadden. Hoe moest hij dat dan weten?

Schijnbaar waren de rechters niet te vermurwen, want ze vroegen Lodewijk of hij de boete van 60 ponden parisis kon betalen.
Zestig pond, zei Lodewijk, ik bezit er op de hele wereld nog geen twee oorten!

Hij was aangehouden geweest op 20 september 1736 en pas op de 27e werd hij in de Kamer voorgebracht om zijn vroegere verklaringen te aanhoren en te ondertekenen. Dit kwam eigenlijk om dat ze de uitslag van deze verhoring hadden voorgelegd ter overweging aan de Heren van het Vrije. Hoewel hij zollang “in de caese” had gezeten, kreeg hij nog een scherp vermaan.

De overtredingen tegen het verbod te peuren langs de vaart, waren legio. De armoede was groot en de paling smakelijk!

Pieter De Keyzere, zoon van Frans, 36 of 37 jaar, geboren en wonende te Brugge, mestraper van stiel.

Jan Charles Van Pouillie, zoon van Charles, 40 jaar, geboren en wonende te Brugge op St.-Annaparochie.

Godefroy Stevens, 40 jaar, geboren in Duitsland, wonende te Brugge achter de St.-Elooiskapel, mestraper.

Pieter De Graeve, zoon van Pieter, 29 jaar oud, geboren en wonende te Brugge, saaiwever van beroep.

Alle vier waren ze geklist om te peuren in de Oostendse Vaart, de maandagnacht. De Keyzere bij Twee Speien, Van Pouillie bij Nieuwwege, Stevens nabij de grote boomgaard bij Speien en de Graeve ook te Speien tussen de pompgaten.

Wisten ze dan niet dat het verboden was te peuren? Ja, ze wisten het min of meer; maar ze dachten, doordat er zovelen gingen peuren, dat het verbod was opgeheven.

Allen waren slechts een paar keren gaan vissen en Jan Van Pouillie ging anders altijd naar het Isabellafort om te vissen.

Het peuren was verboden, zo werd gezegd omdat ze geulen maakten langs de talud “van den dijk tot aan het water”.

Dat zij daar schuldig aan waren, ontkenden zij ten stelligste. Ze hadden er geen gleuven gemaakt of ook maar enige schade aangebracht.

Op 27 maart 1737 kregen ze in de Kamer alle vier een scherp vermaan, met verbod daar nog paling te peuren op peine van verdere arbitraire straffen.

Bron

  • Rijksarch. Brugge, Registers Vrije, Nr. 17018, f° 135 e.v.

 

Rechtspraak in het Brugse Vrije - c/ Dienstijver en Palingpeurders

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1975
02
085-086
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46