Rechtspraak in het Brugse Vrije
B - Blankenbergse Mosselen

Germain Vandepitte

In dit tijdschrift is reeds herhaalde malen gewezen op de “zeewercken” die uitgevoerd werden in de loop van de 18e eeuw door het Bestuur van het Brugse Vrije. Deze werken bestonden o.a. in het versterken van de strandhoofden en het aanleggen van nieuwe. Dit werd voornamelijk gedaan met palen en rijshout.

Op deze palen en het rijshout zetten zich de mosselen vast.
Door het aaneenklissen van de schelpdieren vormden deze een natuurlijke en sterke bescherming voor het hout en mede voor de strandhoofden. Trok men nu de mosselen los, dan vormde de naakte plaats een verzwakking en kwam mede het rijshout los te zitten. Om deze schade te beletten werd een verbod opgelegd mosselen te trekken op de hoofden. Per perioden werd daar streng de hand aan gehouden.

Mosselen echter waren een gegeerd artikel voor hen die anders weinig of niets te eten hadden. Ook voor hen die er een handeltje mee dreven: het kostte hen niets en het bracht wat geld in het laatje. Zo kwam het dat het verbod meestal over het hoofd werd gezien. Dat er ook mosseltrekkers tegen de lamp liepen, is zonneklaar. Hier dan enkele slachtoffers.

Op 13 oktober 1753 waren drie vrouwen bij de lurven gevat:

  1. Anna Stoops, dochter van Pieter en vrouw van Karel Verbeke, 36 à 37 jaar oud, geboren en wonende te Blankenberge.
    Ze was aangehouden langs de Steenweg van Blankenberge naar Brugge, waarheen ze op weg was met een zak mosselen om die op de markt te verkopen. Ze bekende dat ze die getrokken had op de hoofden te Blankenberge, alhoewel ze wist dat het verboden was. Ze had het gedaan uit armoede “om een dacheure te verdienen”. Het was de eerste keer dat ze zulks deed.
  2. Marije Willems, dochter van Fontenatus, 21 jaar, geboren en wonende te Blankenberge, ze breide voor de kost.
    Ook zij wist dat het verboden was mosselen te trekken op de hoofden. Ze was op heterdaad betrapt door de officieren. Ze verklaarde het te hebben gedaan uit grote armoede, omdat ze niets had om van te leven. Ook voor haar was het de eerste keer dat ze het deed.
  3. Cornelie Wittebolle, dochter van Jan en vrouw van Michiel De Prez, 37 à 38 jaar oud, geboren te Heist en wonende te Blankenberge. Ze was betrapt geworden met een mande mosselen langs de Blankenbergse steenweg. Ze bekende ze te hebben getrokken op de hoofden en zei niet te weten dat het zo streng verboden was. Het was de eerste maal dat ze mosselen getrokken had “aan de stokken”.

Op 2 november 1753 werden ze alle drie veroordeeld. Met open deuren kregen ze in de Kamer een streng vermaan en ze moesten met gebogen knieën God ende Justitie om vergiffenis bidden. Nogmaals werd hun verbod gegeven de rijswerken te schenden of te beschadigen op zwaardere straf.

                                       **************

Op 22 januari 1756 waren vader Strobbe en zijn dochter Marie tegen de lamp gelopen. Ze waren betrapt op het trekken van mosselen op de hoofden aan de oostzijde van Blankenberge gelegen. Berthelomeus Strobbe was de zoon van Jacob, 46 jaar oud, geboren te St.-Andries en woonde te Blankenberge. Van beroep was hij visser.

Zijn dochter Marie was 17 jaar.

Hij verklaarde dat hij en zijn dochter een portie mosselen trokken op verzoek van zijn vrouw die van zes maanden bevrucht was. “E vieze goeste” zo worden zulke zaken bij ons in de volksmond verkond (1).

Bethelomeus en zijn dochter werden echter verweten dat het helemaal niet ging om een vieze goeste, maar dat ze integendeel “er proffessie” van maakten, om met mosselen naar Brugge te gaan en deze op de markt te verkopen. Trouwens daar waren ze al meer dan eens gezien geweest, ja zelfs nog op de 14e van deze maand januari. Op 29/1/1756 werden ze beiden veroordeeld. Vader Strobbe kreeg 14 dagen op water en brood te zitten. Marie werd bedacht met acht dagen en hetzelfde menu. Beiden moesten ze in de Kamer op hun knieën vergiffenis vragen en ze kregen bovendien een scherp vermaan. 

Bij een patroelje op het strand werden op 13/11/1760 door de souvereinen twee personen op heterdaad betrapt bij het trekken van mosselen aan de hoofden gelegen bij “het waterinckhuys” (2), 

De eerste was Theresia Ghijlant, de vrouw van Leo Boens, 40 jaar, wonende sedert 20 jaar te Uitkerke. Ze bekende te weten dat het verboden was, maar daar ze leefde in grote armoede met een zieke man en vier kinderen, had ze van de nood een deugd gemaakt.

Trouwens het was de eerste maal dat ze het deed. Bezwarend was wel dat bij haar thuis een vat mosselen gevonden werd, die ze even te voren al had getrokken. Er werd dan ook geloofd dat ze er “proffessie” van maakte en handel dreef. Dat echter ontkende zij formeel.

Nummer twee was Berthelomeus Lerberghe, zoon van Berthelomeus, 26 à 27 jaar, geboren te Brugge en wonende te Blankenberge.

De kost verdiende hij, soms op het “stranghe”, dan weer bij de “matsenaers”. Hij bekende dat hij van het verbod kennis had. Daar het hier echter een zeer kleine hoeveelheid betrof, had hij gedacht dat het door de vingers zou gezien worden. Hij wou deze mosselen omwisselen bij een landman voor wat brood, daar hij sedert vier dagen zonder brood zat voor zijn vrouw en kinderen en op de koop toe zonder werk zat.

Beiden moesten voor de Kamer verschijnen en daar met open deuren een scherp vermaan in ontvangst nemen en vergiffenis afsmeken met gebogen knieën. Verder werd Berthelomeus gestraft met acht dagen water en brood. Theresia werd geslaakt uit de gevangenis omwille van haar zuigende kind.

                                       **************

De souvereinsgasten hadden op vrijdagmorgen 27/1/1761 langs de Blankenbergse steenweg Pieter De Bel aangehouden, die met een halve bagge mosselen op de baan was. Het kon niet anders of hij had deze getrokken op de hoofden! Nietes, zei Pieter; wel er mede naar Brugge!

De volgende dag werd Pieter gehoord in de gevangenis. Pieter De Bel, zoon van Jacob, te Brugge geboren en 34 à 35 jaar oud.

Hij woonde sedert 16 jaar te Blankenberge met zijn vrouw en drie kinderen, Was “geernaertcruyer en vogelvangher” van beroep. Daarnaast ook visverkoper. Hij ontkende ten stelligste mosselen te trekken op de hoofden om daarmee handel te drijven. Trouwens de mosselen die hij bijhad, waren door hem gekocht “tot Slijkens aan het sas”, Hij koopt zijn mosselen nu hier dan daar, om ze verder te verkopen en er een stuiver aan te verdienen.

Gezien er geen bewijzen waren, werd Pieter De Bel geslaakt uit het gevang.

                                       **************

Februari 18 van ‘t Jaar 1761. In het gevang te Brugge werden twee vrouwen in verhoord genomen voor het trekken van mosselen op de hoofden te Blankenberge.

  • Marianne Danneels, dochter van Jozef en weduwe van Guillaume Cauwe, 29 jaar oud, geboren te Uitkerke en daar wonende.
    Ze wist dat het verboden was wegens de schade die kon gemaakt worden. Daarvoor had ze wel opgepast. Ze had wat mosselen getrokken voor haar impotente moeder en ze was daarvoor gevangen genomen.
  • Marianne Gheers, dochter van Pieter, weduwe van Pieter Van Veerdeghem, 50 jaar, geboren te Lissewege en wonende te Uitkerke.
    Ze wist ook dat het verboden was, maar ze heeft niet de minste schade aangericht Ze had amper “een teele” mosselen getrokken omdat ze niets had bij haar boterham.

Beide vrouwen kregen een scherp vermaan en werden geslaakt uit het gevang.

                                       **************

Bron

  • Rijksarch. Brugge, Reg Vrije, 17025 & 17026 met naamlijsten.

Noten

  1. Een vieze goeste: als een zwangere vrouw ergens eten ziet staan waar ze goeste naar heeft en waar ze niet van kan eten, is er gevaar dat het kind een geboorteplek (een goesteplekke) zal hebben: bv. een koffieplek, een druiventak. Daarom moet men die vrouw aanstonds bij het binnenkomen de pannenkoek, of de gevoerde boterham, of de telloor melkpap aanbieden.
  2. De opslagplaats van materiaal van de Blankenbergse Watering, gelegen bij de zeesluis op de Blankenbergse Vaart.

Rechtspraak in het Brugse Vrije B - Blankenbergse Mosselen

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1975
01
020-023
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46