Rechtspraak in het Brugse Vrije
C - Partijlopen te Koolkerke (1)

Germain Vandepitte

Anthone Van Peteghem was te Brugge geboren en in 1711 ongeveer drieëndertig jaar oud. Van beroep was hij slotenmaker. Toepasselijk, hij woonde aan de Sleutelbrugge. Slotenmaker van beroep zeiden we. Dat kan één van de dertien beroepen geweest zijn die hij uitoefende. Zijn feitelijke ambacht zal wel nietdeug en leegloper geweest zijn, want zijn kennissen waren ook niet om over naar huis te schrijven. Hij floreerde rond in de stad en zat meestal in de herbergen. Zo ook op de Vrijdagmarkt bij een zekere Jan Dhondt. Daar had hij zelfs een van de “meissens” rond zijn vinger gewonden, bij zoverre dat hij van haar een blauwe mantel en een degen gekregen had. Dat beweerde toch Joanna Tybaut. Of alles zo zuiver op de graat was, kan men betwijfelen. Het was pot met pollepel en één pot nat.

Op dezelfde Vrijdagmarkt had Anthone kennis gemaakt met Ans Pieter Janssens, later ook nog Muldere genoemd. Deze was Duitser van geboorte; Traghbart (2) was zijn geboortestad. Nu woonde hij in het Fonteinstraatje. Andere bekenden waren Martin en Pieter, deze laatste bijgenaamd Capsou. Ze waren zwagers en woonden ergens op St.-Gillis. Van geen van beide was de familienaam bekend.

Martin was een man van lange gestalte en met dik zwart haar. Pieter daarentegen was klein van gestalte en hij was blond. Een paar maal was Anthone bij deze Pieter aan huis geweest. Hij werd er heen gebracht door Ans Pieter. Deze ontkende dat.

Mei 28, ‘t jaar 1711. In de voormiddag had Anthone Van Peteghem, volgens zijn gezegden al thans, de drie bovenvermelde kornuiten ontmoet en afspraak gemaakt om samen te komen in de late namiddag. Ans Pieter beweerde Anthone te hebben gezien, maar hem niet te hebben gesproken. Ook had hij de twee anderen niet gezien en hij wist niet dat die daar in de omtrek waren. Hoe het ook gebeurd was, feit bleef dat het kwartet tegen de avond te vinden was in de herberg “Het Blauw Huis”. Deze herberg stond op de noord-oosthoek aan de Schipstalebrug, naast “de smisse” en langs de kanaaldijk op St.-Pieters-op-de-Dijk.

Een laatste maal werden de plannen besproken. Omstreeks kwart na negen verlieten ze de herberg en begaven ze zich op weg naar Koolkerke. Na de feiten vluchtten ze allen, het was een sauve qui peut!

Op 2 juni werden Anthone Van Peteghem en Ans Pieter Janssens reeds ondervraagd in het gevang te Brugge. Ans Pieter hadden ze het eerst aangehouden op weg naar of in Diksmuide. Anthone werd daar ook aangehouden. Toen Ans Pieter reeds in het gevang zat, had Anthone nog met diens vrouw, Joanna Tybaut, gesproken en haar gevraagd hoe de zaken stonden. Deze had hem de raad gegeven weg te gaan uit de stad. Daarop had Anthone gestoefd dat ze hem niet zouden te pakken krijgen; toch zou hij de stad verlaten “langs de Veste”.

Van de twee andere kornuiten werd geen spoor meer gevonden.

Vanuit Diksmuide was wel een Pieter overgebracht naar Brugge, maar dat bleek een vergissing. Deze verklaarde Pieter Van den Broele te noemen, 40 jaar oud te zijn en te Pervijze geboren. Van beroep was hij vioolspeler. Hij ontkende de hem ten laste gelegde feiten. Door confrontatie bleek alras de vergissing. Zijn ongeluk was geweest dat hij wel Anthone Van Peteghem had leren kennen en een drietal dagen bij hem verkeerd had te Diksmuide...

En ja, wat was er feitelijk gebeurd? Luister even naar het versluit van dit proces.

Vanwege Mijnheer Joseph, grave van Schore, hoogbaljuw, en Mijnheer Marcq Anthone Albert de Preudhomme Dhailly, burggrave van Nieuwpoort, burgemeester van de commune van dezen Lande van den Vrijen, is mij belast tegen u, Pieter Janssens, of Ans Pieter, zoon van Jan en oud 28 jaar, geboortig van Traghbart in Duitsland, en tegen u, Anthone Van Peteghem, in de wandeling genoemd Casserij, zoon van Michiel, oud 32 à 33 jaar, geboortig van deze stad Brugge, of zo ge beiden met naam of toenaam ook mocht genoemd worden, beiden hier tegenwoordig, u te vertonen het naarvolgende:

  1. Vooreerst dat het naar recht en wet, volgens Zijne Majesteits plakkaten, streng verboden is langs het land te vagabonderen”, zich uit te geven voor vijandelijke partij, en daarenboven te gebruiken valse paspoorten om onder die dekmantel van uw evenaaste geld af te persen.
  2. Niettegenstaande dat, hebt gij beiden u in zoverre vergeten van op 28 mei 1711 na de middag, met een zekere Martin en een Pieter anders gezegd Capsou, in de herberg “Het Blauw Huis” buiten Schipsdale, onder elkaar te besluiten van te lande te gaan vagabonderen onder de kleuren van de vijandelijke partij (3) ondanks gij beiden onderdanen zijt van Zijn “Catholijcke majesteyt”.
  3. Zoverre dat gij beiden en de voornoemde Martin en Pieter Capsou, gewapend zijnde met pistolen aan de zijde, gij Pieter Janssens bovendien hebbende een stok in de hand, die zelfde avond van de 28e gegaan zijt naar de parochie van Koolkerke en daar omtrent tien uur aangekomen zijt bij het huis van Jacob Houtterman, pointer (4) van deze parochie.
  4. De bewoners in ruste zijnde en alles gesloten, is Martin gaan kloppen op de deur en de vensters.
  5. Daarop vroeg de huisvrouw van Houtterman wie er klopte en wat er zo te kloppen viel. Gij Pieter Janssens hebt gezegd dat ze de deur maar moest opendoen en dat gij met de anderen daar binnen moest zijn.
  6. De deur werd dan geopend door Houtterman, die enkel gekleed was met “zijn opperste kleed”. Gij Pieter Janssens zijt binnengegaan met Martin en hebt gezegd tegen Houtterman dat hij zich moest aankleden en meegaan naar “Silleghem” (=Zedelgem). Gij Anthone zijt intussen op het hof blijven staan met Pieter Capsou. 
  7. Houtterman had gezegd mede te zullen gaan. Zo zijt gij, Anthone Van Peteghem en Pieter Janssens, samen met hem en uw twee andere gezellen, vertrokken. Na een tweehonderdtal roeden te hebben afgelegd, vroeg Houtterman aan Pieter Janssens wat hij zinnens was met hem te doen.
  8. Gij, Pieter Janssens, hebt hem geantwoord dat gij en uw gezellen best wisten wat ze met hem van plan waren: Binnen de kortste tijd moet ge ons twee pistolen (goudegeld) geven en niets minder dan dat.
  9. Houtterman kon u die niet geven. Daarom zei hij tot u allen: die twee pistolen kan ik u niet geven, al stropt gij mij het vel af; maar dat gij allen tevreden waart met twee patakons, ik zou mijn best doen om u deze te bezorgen,
  10. Daarmee waart gij, Pieter en Anthone, niet tevreden en gij hebt hem gezegd: twee patakons of twee stuivers, dat blijft het zelfde; gij duvel, gij hebt meer geld, gij zoekt ons maar in de luren te leggen, ge hebt ons maar twee pistolen te geven.
  11. Houtterman bleef erbij dat hij dat onmogelijk kon; en als dat absoluut moest, zij in dat geval moesten gaan naar de hoofdman. Pieter Janssens gij hebt toen gezegd dat ge al naar de hoofdman geweest waart en er niet nog eens wilde gaan. Zo hebt ge de pointer gepaaid met leugens.
  12. Ten einde raad heeft Houtterman dan voorgesteld naar zijn medepointer te gaan. Deze zou u beter kunnen tevreden gesteld hebben. Daarmee hebt gij, Pieter Janssens, ingestemd; en met heel het gezelschap zijt ge op weg gegaan naar Jacob Devriese.
  13. Gekomen aan het hof van Devriese, was de poort gesloten. Toen hebt gij order gegeven aan Houtterman om de poort te openen, daarin slaagde hij niet, Martin is dan zelf op het hof gesprongen en heeft de poort open gedaan.
  14. Toen vond gij de huisdeur ook op slot en gij, Pieter Janssens, hebt met uw stok op de deur geklopt toen ge mekte dat Devriese niet opende op verzoek van Houtterman.
  15. Devriese had eerst vuur geslagen en zijn klederen aangedaan vooraleer de deur te openen. Gij, Pieter Janssens, zijt binnengegaan samen met Martin. Aan Devrieze hebt ge gezegd, zoals tegen Houtterman, dat hij mee moest gaan naar “uwe partije”. Gij, Anthone, zijt blijven zitten op een bank aan de poort.
  16. Devriese vroeg aan u, Pieter Janssens, wat voor een partij dat was en waar ze was. Daarop hebt geantwoord dat het een Franse partij was uit leper, en dat deze twee uren van Koolkerke lag. Dat waren allemaal leugens.
  17. Wat er meer van is, ge hoorde zeggen van Devriese dat hij niet verplicht was zich van zijn parochie te verwijderen en mee te gaan, vooraleer gij uw paspoort zou tonen en hij deze gezien had. Bovendien als de partij op de parochie zou zijn geweest, dat hij, Devriese, de kommandant eerst zou trachten te contenteren. Toen zijt ge beginnen vloeken en zweren en hebt gezegd dat de partij op de parochie was.
  18. Andermaal was dat gelogen. Vervolgens vroeg Devriese naar het paspoort. Waarop ge vertrokken zijt uit het huis en een ogenblik daarna zijt teruggekeerd en een “gefabrycquieert pasport” uit uw broekzak hebt gehaald en dat te lezen hebt gegeven aan Devriese.
  19. Dat doet grotelijks veronderstellen dat gij, Anthone Van Peteghem, dat paspoort gegeven hebt aan Pieter Janssens om het aan de pointer te tonen, 
  20. En wel om de reden dat er een dergelijk paspoort, met gelijke inhoud en van dezelfde hand geschreven, bij u werd gevonden te Diksmuide. 
  21. Welk paspoort Devriese niet kon lezen vermits het een Frans was. Dan hebt gij, Pieter Janssens, voorgesteld iemand te laten halen om het voor te lezen.
  22. Devriese antwoordde daarop dat er ten respect van u geen mens zou komen op een dergelijk uur. Maar als ge wilde, konden ze meegaan naar de naastbij gelegen herberg “Den Vliegenden Hert” (5) bij zijn gebuur. Na grote twijfel hebt gij dat toegestaan.
  23. Gij, Pieter Janssens, zijt alleen met de twee pointers binnengegaan. Daar is dan gekomen Jan Baptist Logghe, die uw paspoort heeft gevraagd.
  24. Tegen deze hebt gij, Pieter Janssens, gezegd: Mijnheer, kom in de kamer ik zal het u tonen. Gij zijt met hem binnengegaan en hebt het paspoort uit uw broekzak gehaald en het aan Logghe te lezen gegeven.
  25. Na lezing vroeg Logghe van wie ge dat paspoort gekregen hadt. Gij hebt geantwoord het te hebben gekregen van de kapitein van de Vrije compagnie uit leper, genaamd Berlamont.
  26. Daar Logghe u daarna zegde dat het paspoort niet deugde en dat het niet was ondertekend door Berlamont, hebt ge hardnekkig volgehouden van wel, zeggende:”is mijn pasport vals dan is myn mynheere oock eenen valschaert die tselve my gegheven heeft”.
  27. Gij, Anthone Van Peteghem, met Pieter Capsou en Martin, zijt blijven staan voor de herberg en gewaar wordende dat getoonde paspoort als vals werd herkend, temeer daar het door Danila was ondertekend, die in dienst was van de kolonel der Spaanse troepen, zijt gij, Anthone en uw compagnons, weg gelopen; maar zijt gij, Anthone niettemin te Diksmuide gevangen genomen.
  28. Dan heeft men bij u, Anthone, “een gefrabricquiert pasport” gevonden, ondertekend door Chyrely en Badot. Er bestaat geen twijfel dat gij het paspoort gegeven hebt dat Pieter Janssens vertoond heeft. Temeer daar ge dezelfde avond toen Janssens gevangen is genomen, hebt gaan spreken met zijn vrouw opdat ze hem zeggen zou, niet kenbaar te maken dat hij het paspoort van u gekregen had.
  29. Dat alles is gebleken uit uw beider bekentenissen evenals door de wettelijk genomen en verkregen inlichtingen “den rechter om ghenoughen”; en dat zulks niet lijdelijk is in een land van recht zonder gerechte straf, anderen tot voorbeeld.
  30. Daarom dat de Heren besluiten dat men u, Pieter Janssens zone van Jan, oud 28 jaar en geboren te Traghbart, en u,  Anthone Van Peteghem zone van Michiel, oud 32 à 33 jaar en geboren te Brugge, of hoe ge ook anders mocht worden genoemd, beiden hier present, te straffen als naar recht en de plakkaten.

En ziehier dan het vonnis: “Burgemeester en Schepenen sLants vanden Vrijen hebben u Pieter Janssens enz., en u Anthone Van Peteghem enz, “beiden alhier present gecondemneert, soo sij u beede condemneren bij desen, ghestraft ende gheexécuteert te worden met den bast, tot datter uwe beede dooden naervolghen, hanghende aen beede uwe halsen de ghefabrijcquierde passeporten, ende dat beede uwe lichaemen daerteynden sullen worden ghetransporteert ter platse patibulaire; verclaerende voorders alle u beede respectieve goederen te wesen gheconfisquiert in proffytte van de Majesteyt voor soo veel die confisquabel sijn; de costen ende mysen van justitie ter tauxatie alvooren ghededucteert.

Prononcé et exécuté den achsten oughst 1711.

Bron

  • Rijksarch. Brugge, Reg Vrije nr 16999 f° 332 en f° 359 - 385.

Noten

  1. Partijlopen: In de 16e, 17e en 18e eeuw, toen hier allerhande legers rondtrokken, vechtende voor of tegen het gevestigde gezag, kwamen bij tij en ontij benden gewapende mannen (20 à 25) in opdracht van hun kommandanten de streek aflopen om de parochie (het gemeentebestuur) of rijke boeren te dwingen tot het leveren van voedsel of fourage of geldcontributie. Dat noemde men Partijlopen. De parochie kocht dikwijls de contributies af (sauvegarde door de kommandant rechtstreeks te “contenteren” en daarbij niet zelden persoonlijke geschenken te bezorgen; bv. een paar hazen of patrijzen, een lekkere hesp of wat wijn, Maar buiten de “geregelde” partije bestonden er ook “liefhebbers” die voor eigen rekening gingen partijlopen.
  2. Traghbart in Duitsland: niet gevonden.
  3. De vijandelijke partij: in 1711 waren dat de Franse legerbenden, want de geallieerde Engelsen en Hollanders hadden hier zeggingsschap; en zijn “catholycke majesteyt” was Karel van Oostenrijk die zij erkenden als de Koning van Spanje die over Vlaanderen moest regeren.
  4. Pointers: vooraanstaanden van de parochie die de belastingaanslag, door het Vrije opgemaakt, evenredig verdeelden over de belastingplichtigen van de parochie.
  5. De Vlieghende Hert: herberg op de wijk Ter Panne te Koolkerke, nabij de Pannemolen.

Rechtspraak in het Brugse Vrije C - Partijlopen te Koolkerke

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1975
01
023-030
Ludo Sterkens
2023-06-19 15:26:46