Over de Westmolen - ook Grote molen of Dorpsmolen - te Dudzele
Germain Vandepitte
De Dorpsmolen stond ten westen van de Bruggesteenweg, bij de inkom van het dorp, in de hoek met de Dudzeelse Watergang (1).
Op 25 mei 1740 werd de koop bezegeld van de Grote Molen te Dudzele, plus een bijbehorend en aanpalend hofstede, "Mesthove" genoemd. Verkoper was de heer Adriaen Gilliodts. De kopers: Pieter Bossele en zijn vrouw Joanna Pantens.
Toen nu diezelfde Pieter op apegapen lag, keerde de weduwe de andere erfgenamen uit, en zo bleef ze enige eigenaar van dit goed. Inmiddels had ze ook haar tweede echtgenoot versleten, met name Pieter Van Middelen. Maar niemand blijft... en toen ook zij stierf te Dudzele op 3 mei 1763 waren er als erfgenamen:
- Victor Pantens, fs. Pieter hij Maria Alschoot,
- Pieternelle Mortier, fa Pieter bij Laureinse Errehouts,
- Marie Pantens, fa Pieter bij Maria Alschoot, weduwe Adriaen Wallop,
- Joseph Verhamme, fs. Pieter hij Catherina Pantens, en zijn vrouw Jaonna De Vriendt,
- François Synave, fs. Frans hij Marie Catherine Pantens, en zijn vrouw Catherina Den Duck,
- Guil. Van Zantvoorde als machtig over Pieter Verhamme fs. Lieven, en Guil.
- Verhamme fs. Bonaventure, respectieve grootvaders en voogden van de minderjarige kinderen van Pieter Verhamme fs. Guil. in huwelijk gewonnen bij Anne Marie Verhamme fa. Pieter; geassisteerd door de baljuw en de schepenen van de heerlijkheid van Elst, enclave Tielt (buitenakte van 7/9/1763).
Al deze erfgenamen verkochten op 9 September 1763 aan Gerardus De Pre (2), zoon van Jacob hij Marie Anne Van Winnezeele, laat van Oostkamp en er wonende:
- Een korenwindmolen, "de Groote Meulen of Dorpmeulen" genoemd, met huis en andere gebouwen er op staande, bestaande uit twee woonsten, voordien zijnde het molenhuis, nu gesepareerd. Dit alles staande op omtrent 90 roeden cijnsgrond, zuidwest van de kerk te Dudzele.
Deze molen was belast met een rente van 4 pond per jaar aan de Heer van Dudzele, over de cijns van zijn grond. Verder bekwam "sijne Majesteit" (de Keizer van Oostenrijk als Graaf van Vlaanderen) 20 schellingen gr. voor het gebruik van zijn wind. Dit was een jaarlijkse taks.
- Werd verkocht, meegaande met de vorige koop, een behuisd hofstedeken met overbuur, schuur en stallen, staande op 1 gemet 1 lijn en enkele roeden land, zijnde boomgaard en hoveniers hof. Dit goed werd "Hesthove" genoemd en grensde aan de voorgaande koop, westkant.
Die hofstede was belast met een rente van 10 schel. gr. per jaar van cijns aan de Heer van Dudzele, alsook met 5 schel. gr. per jaar aan de Watering van Groot Reigarsvliet voor incorporatie van grond, hoewel niemand wist hoeveel. Het hoeveke is verpacht aan Pieter De Waele voor 45 pond gr. per jaar, de pacht lopende tot 30 april 1766.
De twee loten werden door Gerardus De Pre gekocht voor 700/18/5 pond gr. Natuurlijk bezat Gerard De Pre deze som niet en zo zien we hem op dezelfde dag een rente verkopen op zijn pas aangekochte eigendom; een rente van 600 pd. gr VI. ten voordele van de Heer en Meester Ludovicus Van Outryve, presbiter en kanunnik van St.-Donaas te Brugge. Dit brengt Van Outryve een jaarlijkse rente op van 30 pond. Nog in 1763 wordt de eigendom met een tweede rente bezet van 100 pond gr. wisselgeld aan dezelfde kanunnik.
In 1777 werd heel de eigendom opnieuw verkocht door Gerard De Pré en zijn vrouw Marie Christine Van Massenhove, dochter van Pieter en Joanna Maria Claeys, voor 1100 pd. gr Vlaams wisselgeld eens boven de koop, boven vier guinéen in specie ande tweede comparante (3). De koper was Laureys Vanden Bussche, zoon van Joos en Françoise Steyaert, laat van de "Heerlijkheid van den Berghe binnen de parochie, Ambacht en Heerlijkheid van St Jooris, appendantsche van het Vrije", en wonende te Klemskerke.
In de koopakte staat dat de grond van de molenwal, het hoeveken en een lijne land liggende in het hoeveke Mesthove, cijnspacht had aan de Heer van Dudzele voor de tijd van 59 jaar ingaande op 1 mei 1777 ten advenante van 6 pond gr. per jaar, welke cijns mede verkocht werd. Verder is er het behuisde hofstedeken met ovenbuur, schuur en stalling; en nog een woonhuis, zijnde bakkerij, onlangs nieuwe gemaakt. Nopens de lasten is de betaling van 5 schell. groten aan de Watering van Groot Reigarsvliet vervallens als gevolg van een randschrift in de ommeloper, in het 99e begin, waarbij met akkoord dit artikel vervallen werd verklaard.
Voor deze koop ging ook Laureys Vanden Bussche een lening aan in de vorm van een rente op het gekochte goed. Deze bedroeg 700 pond gr. Vlaams en was in de handen van de heer Judocus De Deurwaerder, procureur van dezen lande (het Vrije), zoon van Jacques en Jo Agidia Baudescot, vrijlaat van Loppem wonende te Brugge.
Nog een aantekening over Mesthove:
Het hofstedeken werd op 21/5/1704 verkocht door Sr. Hubrucht Everaert en Marie Isabella De Blauwe zijn vrouw, beiden poorters van Brugge, aan Gillis Clarisse fs. Lieven, vrijlaat van Lissewege maar wonende te Dudzele. De verkopers waren in het bezit gekomen via de erfenis van heer Mattheus De la Porte en Carel De Blauwe de broer van Marie Isabella, bij verkaveling van de goederen van Margriet Breydels als weduwe en bezittige ten sterfhuize van deze De la Porte († Brugge 1699). De la Porte had het in zijn bezit gekregen door erfenis uit de goederen van Louis De Blauwe en Catherina Van Troost in 1664.
Nota’s
- Kaart Wintein - detail dorp - R. de P. IXe jaargang Nr. 1
- Jan Rotsaert: in R. de P. XIVe jaargang Nr. 1, p 22
- idem, idem p Presentje aan de vrouw van de verkoper. Guinée= 21 schel.
Bronnen
- Rijksarchief Brugge, Brugge Vrije, Familiefonds I
- Nrs. 26, Koop molen Laureys Van een Bussche
- 29, Mesthove 1704
- 53, Rentebrief Grote Molen 1777
- 126, Rentebrief Kanunnik Van Outryve
- 127, Rentebrief Kanunnik Van Outryve
- 132, Verkoop 1763 Grote Molen