MEDEDELINGEN EN VERSLAGEN
De Nieuw-Hazegras-Polder te Knokke (1784-1965) - Lucien Dendooven, 280 blz. - Uitgave Lannoo.
Jos Rau
Dit boek dat getuigt van een goede kennis van het Landbouwleven en van een grote liefde voor de grond, werd geschreven met de vakkennis van de letterkundige die de heer Dendooven is.
Als wij er "geschiedenis" in zoeken in de zin van verzameld feitenmateriaal, over het ontstaan en de evolutie van de Nieuw-Hazegras-Polder, dan zijn we na 30, 40 bladzijden t'einden gelezen. Maar dit mooie boek is veel meer. Het laat ons meeleven met de mens, met het dier, met het gewas, met de grond gedurende de bijna 200 jaar dat de Polder bestaat. Zo is dit boek geworden een kostbare brok geschiedenis van de landbouw in de polderstreek. En alhoewel niet alles specifiek deze polder aangaat - al vinden we de aan-tekeningen van de eerste kastelein en die van schaper Maertens , bijzonder smakelijk - toch hebben wij met veel genoegen dit werk gelezen en veel bijgeleerd over ploegen en oogsten, over paarden en schapen, over werken en prijzen, over jacht en mechanisering, over bemesting en veekweek. Al hadden wij er wat meer illustratie in verlangd - foto's van de hoeven, van de mensen, van de prijsdieren, van vroegere landbouwwerktuigen op Het Hazegras - Er steken toch een paar belangwekkende kaarten in.
Nu alles zo rap evolueert en al het oude zo snel verdwijnt, kwam dit werk net op tijd.
-----------
Schilders Rond de Poldertorens
Het doet ons genoegen dat leden en lezers reageerden op ons verzoek de redaktie gegevens mede te delen in verband met bovenstaande titel. Enkelen deden het mondeling, anderen schriftelijk. Verrassend is wel dat velen menen dat hun wetenschap niet belangrijk genoeg zou zijn om het in ons blad mede te delen, doch het kleinste aanknopingspuntje kan een schakel worden naar meerdere en grotere dokumentatie; en als iedereen deed zoals ons Lid de heer Leo Vandepitte , geboren Lissewegenaar en ere-groepchef bij de N.M.B.S., nu te Oostakker , dan zouden we weldra een maandblad mogen uitgeven. In elk geval willen we niet nalaten integraal zijn bericht mede te delen:
Uit "Biographie des hommes remarquables de la Flandre occidentale" 4 tômes en 2 volumes; imprimerie Vandecasteele-Werbrouck, Bruges 1843 par C. Carton, F. Vandeputte, J. De Merssemam et C. Delepierre”, heb ik genoteerd uit een bijdrage "Miniaturistes" tôme IV p. 142: “La bibliothèque du séminaire de Bruges possède un Vita Christi per dompnum Ludolphum, qui porte: hunc librum scriptit frater Michaël, F[iliu]s Riquardi oriendus de Slusa, conversus hujus monasterii de cappella Thosan, etiam finivit atque complevit anno Dei 1474.”
Ce manuscrit contient des miniatures, des arabesques et des lettres colorées.
Le même dépot contient encore un "speculum historiale" du même calligraphe, finivit atque complevit anno Dei 1481.
On y trouve aussi Francisci Auretoe in S. Joannis evangelio. Très beau manuscrit sur velin, orné d’arabesques en couleurs rehaussées d'or, dans lequel on lit à la fin: Liber B. Mariae de Dunis sub custodia Johannis abbatis 27, scriptus anno 1487 in domo nostra Brugensi. Ita Jo. abbas. Le-Job et omnes prophetoe; porte la phrase suivante: Hunc librum scripsit frater Henricus conversus B. Mariae, professus in Thosan.
In de "Toerist", orgaan van de V.T.B. van 15.4.1926 jaarg. V , nr. 8, verschenen reproducties van schilderijen van Lissewege van Albert Saverijs, Arth. Deleu en Jozef De Coene. Indien de clichés hiervan niet meer bestaan in het archief van V.T.B., kan ik de vergeelde uitknipsels bezorgen. Ik bezit ook op postkaartformaat een gekleurde weergave van een schilderij van J.B. Dierckx. De rugzijde van de kaart vermeldt: zonsondergang te Lissewege, particuliere collectie van H.M. Koningin Elisabeth. Ook Herman Verbaere schilderde Lissewege; onder meer werd voor 15 à 20 jaar een van zijn werken als publiciteitsaffiche voor toerisme uitgegeven door de spoorwegen.
In een collectie kerktorens op luciferdoosjes komt ook de toren van Lissewege voor. De omslagtekening van het boek "Herinneringen uit het verleden" door Stijn Streuvels, uitgever Lannoo 1924, geeft een zicht van Lissewege door Alb. Saverijs, hoewel het boek zeer weinig over Lissewege bevat. In zijn opstel "Damme" zegt Streuvels: (blz 50) “Beurtelings bezoeken wij Dudzele, en 't geen er van de abdij ter Doest overblijft: de ontzaglijke voorraadschuur in gotischen bouwtrant, die hier alleen, te midden der vlakke weilanden oprijst, als een wonder. Verder Lisseweghe met zijn reusachtig torengebouw en kerk, die geheel het nietig dorpsgedoe, door zijn majestatisch sobere grootsheid schijnt te willen verpletteren? Langs de beide oevers van een smal vaartje met vlonders en bruggetjes, staan de lage huizetjes in twee rijen met 't wezen naar elkaar gekeerd, elk in onderscheidelijken vorm en kleur, schilderachtig en lief gelijk in een droom”.
Niet veel maar schoon! Ook een idee, om te verzamelen wat door schrijvers en dichters over Lissewege geschreven werd?
Ik heb hier tenslotte nog een tekening van Ter Doest, verschenen in de "Brüsseler Zeitung" van 19.03.1941 getekend: Setola. De titel: Ter Doest, ein altes flandrisches Kloster; onderschrift: Heute werden die Gebaüde als Scheune benutzt.
------------------------------------
Een “3 Fr- Postzegel” van Lissewege
Door het volhardend werken van ons Bestuurslid Johan Ballegeer, is eindelijk in de maand september de postzegel verschenen met de toren van Lissewege. Een gedeelte van de opbrengst van deze zegel moet dienen om dit schoonste monument uit ons noorden, onze heerlijkste Poldertoren, te helpen herstellen. Het werd een zeer mooie zegel, de meest gebruikte, van 3 fr. - Leden van st-Guthago gebruiken geen andere meer voor hun brieven.
De heer Ballegeer dient echt gefeliciteerd!
-------------------------------------
Een nieuwe Pastoor.
Ons medelid E.H.M. Devisschere, onderpastoor te Dudzele, werd kort voor het verschijnen van ons vorig nummer, tot pastoor benoemd te Leffinge. Hij blijft dus in de Polders ... en wij hopen dat hij niet volledig verloren is voor onze Kring.
-----------------------------------
Overlijdens
Op 15 juli overleed te Brugge, Hortense Tytgat. Zij werd geboren te Oostkerke op 28 maart 1895 en bracht haar hele leven door in dit Polderdorp, eerst als dochter uit de wagenmakerij, later als echtgenote van de dorpssmid Cyriel Boussemaere.
In haar verliest de Kring een zeer trouw Lid, een stille doch gewaardeerde medewerkster. De groei en de bloei van St-Guthago verschafte haar veel vreugde en telkens zag ze verlangend uit naar het volgende nummer van "Rond de Poldertorens". Ze vertelde heel gaarne over het leven te Oostkerke gedurende de oorlog 1914/18 en ook over de toestanden kort voor en na deze wereldramp. Jammer heeft ze de uitgave van haar verhaal over deze gebeurtenissen niet meer beleefd. Ook al hetgeen de vroegere ambachten in een dorp betrof, stond sterk in haar geheugen.
Zij schonk aan het archief van de Kring haar Duits paspoort uit de oorlog 14/18, alsook 2 rekeningenboeken van de dorpssmid op het einde van de 19e eeuw.
Hortense "beleefde" het eenvoudige dorpsleven, en gaarne trad ze op als voorbidster de zaterdagavond in meimaand, bij het kapelletje van de Boerinnenbond ; en dit telken jare sedert het gebruik werd ingevoerd in mei 1940. René De Keyser
-----------------------
Op 21 augustus verongelukte dhr. Andre Stubbe , hoofdonderwijzer te Westkapelle. Hij was geboortig van Nieuwmunster maar kwam te Westkapelle in 1938, toen Meester Pol Ketele op rust ging. In 1963 werd hij schoolhoofd. Hij heeft veel van het werk van Meester Pol voortgezet en in het verenigingsleven van Westkapelle was hij een onmisbaar figuur. Hij was bestuurslid van B.G.J.G. van C.V.P., A.C.V., Milac, en Davidsfonds. Stond iedereen ten dienste met raad en daad. Alhoewel wij hem weinig op onze vergaderingen aantroffen, was hij een trouw lezer van "Rond de Poldertorens".
------------------------
In Memoriam Meester Pol Ketele.
"Was ik niet zo oud, ik zou zeker op al de wandelingen ven St-Guthago meegaan" zei Meester Pol verleden jaar nog. Meester Pol - zo kende hem iedereen - was toen 86 jaar. Nu heeft hij ons verlaten op 31 juli jongstleden.
Hij was geboren te Kortemark, studeerde te Torhout, was korte tijd onderwijzer te Houthulst en te St-Andries, en kwam te Westkapelle in 1906, waar hij lange jaren schoolhoofd was tot hij in 1938 met rust ging.
Meester Pol was een zeer bekwaam onderwijzer, een ware opvoeder, een hoogstaand mens, een ware persoonlijkheid. Taktvol schoolhoofd, was hij een leider, een aanmoediger zonder pretentie "U zijt onderwijzer zoals ik en draagt dezelfde verantwoordelijkheid".
Toen "heemkunde" nog niet mondgemeen was, deed Meester Pol reeds aan daadwerkelijke heemkunde. Hij trok met zijn jongens op leertocht door hun eigen heem, leerde hen de indijking, de wateringen, de Kwintensluis, de Palingstee. En wanneer de Heemkundige Kringen ontpopten, werd hij dadelijk lid van st-Guthago en van M. Vancoppenolle-kring. Met veel belangstelling las hij onze tijdschriften.
In de oorlog 1914-1918 was Meester Ketele brankardier en leraar aan de Koninginneschool te Wulveringem. Na de oorlog legde hij met sukses het examen af van adjunct-schoolopziener, doch hij bleef liever te Westkapelle. Daar lag zijn werkterrein.
Meester Pol was daar een zeer bevoegd landbouwleraar. Zijn vrije tijd bracht hij niet door in café's, maar besteedde hij aan bezoeken ten huize van de boeren, aan het aanleggen van proefvelden, het geven van voordrachten, aan het houden van een drukbezochte landbouwavondschool. Hij heeft op Westkapelle een stel elite-boeren gevormd, die in heel de omgeving uitblonken.
Meester Pol was de grondlegger van de belangrijkste sociale instellingen te Westkapelle en onder zijn impuls kwamen zij tot hoge bloei. Zo de Boeren-gilde met al wat er in en er naast ontstond: Boerenbond, Jeugdbond, Bestrijding van Veetuberculose, Veebond, Sproeidienst, Veeverzekering, Raiffeisenkas. Hij werd gevraagd als voorzitter of sekretaris van meerdere gewestelijke verenigingen: C.O.V., V.O.S., Boerengilde , Landbouwcomitee, enz. ; En dit alles zonder berekening of arrivisme. "Je moet niet altijd voor 't geld werken, je moet sociaal kunnen zijn, iets voor niets doen": op deze manier betrok hij anderen in de beweging, gaf het stuur over, maar bleef aan boord!
Meester Pol stond in hoog aanzien, hij was de vertrouwensman van eenieder. Al wie moeilijkheid of kommer had, wist hem wonen. Zijn levensleus was: DIENEN.
Hij was geen jager op eretekens. Eén enkele heeft hij gedragen: Pro Ecclesiae et Pontifice! - Wij zondigen eigenlijk een beetje tegen Meester Pol, als wij zijn lof uitbazuinen. B.W.
---------------------------------------
Heemkundige wandeling te Westkapelle - 23 juni 1968
René De Keyser
Onze gedienstige Sekretaris had ons gewaarschuwd om gepast schoeisel mee te brengen. En dit bleek niet voldoende: belangstellenden kunnen in het vervolg hun voorzorgen uitbreiden tot een oliejekker en een zuidwester. Niettegenstaande de vele regen, waren er een dertigtal liefhebbers. Hun moed werd beloond, want na een laatste zegening met ongewijd water, werd het zowaar nog mooi weder, zodat het regenscherm niet meer nodig was om de streekkaart te raadplegen.
Gedurende deze leerzame wandeling heeft onze bevoegde leider en sekretaris voornamelijk ernaar gestreefd, ons een dieper inzicht te geven in de afwateringsgeschiedenis en in de verdedigingswerken die onafscheidelijk verstrengeld zijn met de indijkingsgeschiedenis. De voornaamste feiten uit deze doelstelling zijn alle in verband te brengen met de weg die wij op deze wandeling hebben gevolgd, nl. van Schapenbrugge tot voorbij de Vrede. We kunnen er nagaan hoe de streek door dijken beveiligd werd tegen de wijkende zee. De sluizen waarlangs het streekwater werd afgevoerd, schoven op naar het noordoosten en telkens werden de nieuwe sluizen door nieuwe forten beschermd.
De eerste bedijking bestond uit de Kalverkeetdijk die in de richting Heist liep en uit de Bloedlozedijk of Oostdijk die in de richting Hoeke liep.
Tot in 1420 werd het streekwater langs het Oud Zwin afgevoerd, doorheen de iets landinwaarts gelegen Kwintensluis. Vanaf omstreeks 1200 was men buiten de genoemde dijken gaan inpolderen. Buiten de Kalverkeetdijk vormden de nieuwe polders de Watering van Volkaartsgote , buiten de Bloedlozedijk de Watering van Klein Reigaartsvliet of Greveninge. Tussen beide wateringen stroomde het water van het Oud Zwin, waarvan we nog goed de bedijking zien liggen, totdat deze geul (de Reigaartsvliet - met daarin het Kanaal van Brugge) in 1421 werd afgedamd om zo het Nieuwland te vormen. Inmiddels werd het water van het Oud Zwin langs de nieuw gedolven Hoekevaart naar het Zwin gevoerd om terzelfdertijd te helpen de verzanden te bestrijden. We bleven nog even staan aan de Auweelput, een mooi model van kleine dijkbreuk met wiel en vingerling.
Reeds vroeg werden langs het Zwin verdediginswerken opgericht. In 1436 is er al een bolwerk "ten Hasegarse". Misschien is op deze plaats later het st-Jorisfort opgericht, buiten de Graaf Jansdijk. Onze eerw. Sekretaris, die wij aanzien als de beste kenner van deze streek en haar geschiedenis, toonde ons de plaats waar hij de "Brug van Farnese" situeert, de brug over het Zwin die in 1587 de stad Sluis tot overgave dwong en die lag tussen het Fort StTeresia op Knokke en het Fort ter Hofstede, later Nassau, op het Retranchement.
Toen het St-Jorisfort in 1621 was weggespoeld, werd in 1623 iets zuider-lijker het Izabellafort opgericht. Dit fort werd bevoorraad langs een nieuw gedolven kanaal vanaf Schapenbrugge dwars doorheen het Nieuwland. Deze vaart wordt de Jezuïtenvaart genoemd naar de Paters Jezuïeten die als eerste legeraalmoezeniers bij deze werken te zien waren. Gedurende de volgende 20 jaar werd tussen het Izabellafort en het in 1605 aangelegde St-Donaasfort (bij de monding van de Hoekevaart) een verdediging aangelegd gekend als de Cantelmolinie, waarvan we het uiteinde zagen bij de Glazen Brugge (=Glacis-brug).
Door het aanleggen van het Fort St-Donaas in de Varsche Vaert, en van een dam in de Zoute Vaart, werd de waterafvoer aldaar onmogelijk en in 1641 vroeg Andrea de Cantelmo om een rabot of sluis te mogen plaatsen aan de blaviere van het Groot Fort d.i. Izabella; sluis waarvan de plaats ons werd aangewezen en naar de welke de Watering van Eiensluis in 1657 vanuit Lissewege dwars doorheen de polderstreek, de Izabellavaart liet delven.
Tot in 1648 bleef het Izabellafort een sterk bezet steunpunt en ontelbaar zijn de leveringen gedaan door al de parochies van het noorden tot onderhoud van het garnizoen. Niettegenstaande een bepaling van het Verdrag van Munster, werd het Izabellafort niet ontmanteld. Tussen 1662 en 1677 was Jonkheer Albert de Bie, gouverneur van het Izabellafort. In 1701 lieten de Fransen het fort herstellen en in 1702 werd het tevergeefs belegerd door de Hollandse veldheer Menno van Coehoorn. Oostkerke moest in 1703 allerhande fourage leveren tot onderhoud van het Frans-Spaans garnizoen en in 1704 moest de hoofdman van Oostkerke getuige zijn bij het openen van de Izabellasluis om zeewater binnen te laten om de Hollandse troepen tegen te houden. Op 14 nov 1704 inspecteerde Maarschalk de Villeroy het fort en in de daarop volgende winter moest een boer van Oostkerke met zijn paard de ijsbreker rond het Izabellafort trekken omdat de toegevroren wallen geen beveiliging meer boden. Na maandenlange belegering viel het fort op 23 maart 1705. Oostkerke betaalde de kist voor een Spaans soldaat doodgeschoten bij de belegering, alsook de chirurgijn om een gekwetste Franse soldaat te hebben verzorgd.
Ingevolge het Barrièretraktaat verbleef er sedert 1715 een Hollands garnizoen op het Izabellafort. Het werd er verdreven op 17 april 1747 door de Franse legers onder Commissaris Prodomogue die nog dezelfde dag Sluis veroverde. Na deze oorlog die in 1748 eindigde moet het Fort grotendeels afgevoerd zijn, want in 1783 is er geen sprake meer van een garnizoen of van een afbraak - wat wel het geval is met het Fort St-Pol en het Fort St-Donaas. -
In 1783 heeft Jozef II het Barrièretraktaat ongedaan gemaakt. Hij liet op het Hazegras een nieuw fort oprichten. Daartoe werd door Kolonel de Brou de aarde gebruikt van Izabella, zodat nu alleen een lichtgolvende weide overblijft met daarin de vier bastiongrachten. Filip Lippens was in 't jaar 1784 bezig de Nieuw-Hazegras-Polder in te dijken. En zijn vriend Kolonel de Brou groef intussen een nieuw kanaal en liet daarop de grote nieuwe Hazegrassluis bouwen, die we op de wandeling gingen bezichtigen.
Bij deze sluis vertelde onze Sekretaris heel de episode van 1831, toen op 5 augustus hier een "zeeslag" werd geleverd door de Franc-Chasseurs van Brugge met hun fameus kanon uit de Kruispoort. Op het gedeeltelijke Hazegrasfort van 1784, werd het Camp Léopold opgericht, dat een Belgisch garnizoen logeerde van 1831 tot 1839. Daarover heeft Br. Gaëtan verteld in de eerste jaargang van "Rond de Poldertorens". De tegenwoordige bewoner van de Forthoeve, dhr. Jan Cauwels, leidde ons vriendelijk rond zijn hof en liet ons de schietgaten zien in zijn woonst en het 5-cellige prisonnetje van 1830 dat nu zijn garage vormt.
Ook in 1916 en weer in 1942 hebben de Duitsers op het Hazegrasfort telkens een moderne versterking aangebracht, waarvan we de bunkers en de basissen voor de zeer zware batterie nog terugvinden.
Als slot van deze lange en zeer leerzame wandeling, zijn we nog tot bij de uitgravingen buiten de Hazegrassluis gegaan om er de konstruktie na te gaan van een stuk heel stevig gebouwde dijk versterkt met kloek balkwerk en bedekt met een laag metselwerk, d.i. de dijk van de Commandeurs Plaat door Filip Lippens en Kolonel de Brou gebouwd rond 1790.
--------------000000000000000----------------