Maurits Coornaert - Uitkerke
Luc Danhieux
“De Topografie, de Geschiedenis en de Toponymie van Uitkerke en SintJan-op-de-Dijk tot omstreeks 1900.” - (Eigen beheer, Heist 1967, 158 blz + ill. + 4 uitslaande kaarten) - 180 fr.
Men moet, zoals wij, het werk van M. Coornaert, letterlijk en figuurlijk op de voet gevolgd hebben, om te kunnen getuigen dat dit heemkundig werk van de bovenste plank is.
Wij hebben reeds meermaals het verwijt gehoord dat vriend Coornaert niet zuiver-historisch geschoold is - een verwijt dat wij soms, om de ongelijke manier van citeren bv., aarzelend bijtreden - maar dan vragen wij ons toch af waar de historicus van beroep schuilt, die, naast de teksten, even krachtig de bodem heeft laten meespreken. Coornaert kent het landschap waarover hij handelt, en met liefde, als niet één; en hij heeft, tenminste voor zover wij ook met datzelfde landschap vertrouwd zijn, nergens de waterlopen, natuurlijke of kunstmatige, bergop laten stromen, iets wat niet alle geleerden mogen beweren.
Maar laten wij zijn boek onder handen nemen, zo zullen wij de vorser meteen beter in het licht plaatsen.
De auteur heeft zijn werk over Uitkerke als volgt gestructureerd: twee grote delen, nl. topografie en toponymie, dit laatste enkel onder de vorm van een alfabetisch gecommentarieerd register.
In het eerste en dus veruit het omvangrijkste deel, wordt aan de hand van de topografie de geschiedenis van Uitkerke en van Sint-Jan-op-de-Dijk, met terloops, die van Zuienkerke, Wenduine en Blankenberge verwerkt. Hier ook vier verantwoorde hoofdstukken: de geschiedenis van de bodem - het Uitkerkse grondgebied - de parochie Uitkerke - en de Leengoederen.
Vóór de Gallo-Romeinse tijd, vanaf 50 n. c. houdt Coornaert het er bij, en hier willen wij hem graag bijtreden, dat de bewoning in de schorre- en poldergebieden bij de kust op paalterpen gebeurde, van waarop de schapen-weiden werden geëxploiteerd. Voor Uitkerke treft hij aldus een viertal kunstmatige verhevenheden aan. Op de voornaamste ontstond Uitkerke.
Na de vorming van het grondgebied, volgt de groei tot een bestuurlijke eenheid. Zo ontstond Meetkerke, oudste parochie ten noorden van Brugge, en ook dat is geografisch te verklaren, reeds in de 10e eeuw. Een halve eeuw later is de drooglegging ver genoeg noord- en oostwaarts doorgevoerd om een voldoende bevolking aan te treffen te Zuienkerke en te Uitkerke en om de stichting van een ambacht (?) en een parochie te verantwoorden (ca 1060/70). Uit de moederparochie Uitkerke groeiden later Wenduine (ca 1085), Sint-Jan-op-de-Dijk (ca 1200) en laatst van al Scaprhout (eerste helft van de 13e eeuw).
Belangrijk bij het ontstaan van parochies is het voorkomen van verbindingen, zowel te water als te land. De landwegen vonden hun oorsprong in de paden gebruikt door de schapenboeren; normaal lopen zij zuid-noord. Wat de waterwegen betreft, daartoe gebruikte men in feite de genormaliseerde afwateringskanalen, en wij hopen dat de schrijver weldra klaar komt met verder werk over de streek, opdat wij overzichtelijk het nieuwe zouden leren, dat hij te vertellen heeft over het waterwegennet in de driehoek Nieuwpoort, Brugge, Sluis.
Wat het eigenlijke landschap aangaat, ons trof het dat binnen de polders in de 18e-19e eeuw nog zo'n grote hoeveelheid tailliehout voorhanden was.
Het hoofdstuk over de geschiedenis van Uitkerke leert ons heel wat over het wel en wee van de kerk en van de parochie. Merkwaardig is de totale om- en herbouw van de St-Amanduskerk, ingevolge het aanleggen van de steenweg op Brugge in 1723. Eind negentiende eeuw, dus na anderhalve eeuw, zag men in, dat de ligging van de kerk niet meer verantwoord was t.o.v. de baan: middenbeuk werd noordbeuk; terwijl de O.L.-Vrouwbeuk werd afgebroken en aan de andere zijde vervangen door een beuk toegewijd aan Sint-Amandus. Een idee nog over de omvang van de dorpskern: vóór 1600 ten hoogste 25 woningen.
Wat de huidige inwoners en gemeentebesturen van Uitkerke en van Blankenberge niet onverschillig zal laten, is de nedergang van Uitkerke als badplaats ten voordele van het machtiger Blankenberge.
Een laatste hoofdstuk tenslotte handelt over de leengoederen te Uitkerke , waarvan het hof te Uitkerke ongetwijfeld veruit het voornaamste was. Het gebrek aan huisarchief over de heerlijkheid laat niet toe voldoende uit te weiden over de heren van Uitkerke, die steeds tot de voornaamste adellijke geslachten uit Vlaanderen hebben behoord. Als laatste heren bv. treft men de prinselijke familie de Croy-Solre aan. Door het overheersende van het grote leenhof, zijn de andere leengoederen en de tienderechten te Uitkerke vrij onbelangrijk.
Wat de toponymie betreft, de ca 250 toponiemen door De Flou gereleveerd, worden hier verdubbeld, wat meteen voor De Flou en voor Coornaert pleit. Wat ook de auteur tot ere strekt, is de opmaak van 4 verschillende kaarten bij zijn toponiemen; daardoor is het gemakkelijker geworden, dan bij zijn eerste werk over Heist, de verschillende plaatsnamen met hun duidelijke situatie te volgen. De andere illustraties zullen zowel de historicus als de geograaf voldoening schenken.
Kortom, een knaap van een boek, die ook de Kring van St-Guthago, zij het onrechtstreeks, ten goede komt.
-----000000-----
Wel en wee in onze Kringfamilie
De Heer en Mevrouw R. Dewulf-Heus uit Brugge, werd een derde kindje geboren, een lief dochtertje dat ze de heemtrouwe naam Heidelinde gaven.
Majoor en Mevrouw P. Baeyens-Neirynck uit Knokke, werd een zesde kindje geboren, een flinke zoon die we Vincent zullen noemen.
Onze dromen van geluk vergezellen de jonge spruiten.
Op 23 december trouwde Mejuffrouw Lieve Ryserhove, dochter van dhr. Alfons Ryserhove uit Knesselare, met de heer Paul Withouck. - Vaart wel ende levet scone!
Op 26 december trad dhr. Maurits Coornaert uit Heist in het huwelijk met Mejuffrouw Magda Leuridan. M. Coornaert is van het eerste jaar af Bestuurslid Van St-Guthago en een van de steunpilaren Van "Rond de Poldertorens". Wij wensen hem bijzonder veel geluk in zijn nieuw gezin ... maar we wensen voor de Kring dat Mevrouw Coornaert hem niet zodanig inpalmt dat hij in Waregem zou vastgroeien. We hebben hem erg nodig Rond de Poldertorens.
Sedert het verschijnen van ons vorig nummer, zijn ons twee goede Vrienden op waarlijk onverwachte wijze ontvallen:
Op 24 november stierf haastig dhr. Marcel Casteleyn uit Brugge, die van 't eerste jaar af Lid was van de St-Guthagokring en steeds bereid werd gevonden om ons met raad en daad bij te staan - hij, één van de leidende mensen in de St-Augustinusdrukkerij - bij het uitgeven van "Rond de Poldertorens". Hij had een zeer ruime belangstelling voor de Heemkunde en de Geschiedenis van West-Vlaanderen.
En op 9 januari overleed even onverwacht de sympatieke heer Gustaaf Vandepitte uit Uitkerke. Sedert hij de Kring had leren kennen door spontaan mede te werken met M. Coornaert, stelde hij blij en belangloos zijn dokumentatie en zijn kennis over zijn eigen streek ter beschikking van ons werk. Wie herinnert zich niet het genoegen dat hij beleefde toen hij, voor een stuk van de Wandeling, onze gids was te Uitkerke.
Aan beide families biedt de Heemkundige Kring St-Guthago, in naam van het Bestuur en van de Leden zijn kristelijk medevoelen in hun rouw.
Op Dudzele is ons oudste en trouwste Lid de heer Hilaire De Necker. Nu werd hij in zijn parochie gevierd om zijn 25 jaar koster zijn. Bij deze gelegenheid werd hij vereerd met het Kruis van Sint Donaas. Heel graag sluiten wij ons aan bij deze viering en wij wensen dhr. De Necker nog 25 jaar kosterschap te Dudzele.
J.R.
Om dwingende redenen van praktische aard zullen de meeste Broeders Xaverianen van nu af aan hun kloosternaam laten vallen. Onze Sekretaris zal voortaan genoemd worden: Broeder Jos Rau.
-----00000000-----