Over de herkomst van de relikwie van Sint-Guthago aan de kerk van Oostkerke geschonken in 1613

René De Keyser

Gedurende godsdienstoorlogen op het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw, werd de kerk van Oostkerke zwaar beschadigd en geplunderd. De fierter (draagbaar) met de grote relikwie van Sint Guthago, die daarin berustte sedert de heiligverklaring in 1159, ging verloren.

In 1612-1615 werd de kerk voorlopig hersteld. Op 15 september 1615 kwam Mgr. de Rocloan, bisschop van Brugge, de herstelde kerk wijden. Hij bracht voor de Oostkerkenaren een schoon geschenk mede: een relikwie van St.- Guthago en een van Sint Kwinten. Deze laatste was en is nog de patroon van de kerk. De twee relikwiën waren in één en hetzelfde kristallen vat ingesloten, hun echtheid moest blijken uit het getekend en bezegeld getuigschrift dat in het kasken ingesloten werd. De relieken en het getuigschrift werden in het schrijn neergelegd door Mgr. de Rodoan, op dezelfde 15 september 1615.

In het getuigschrift verklaarde de bisschop dat hij, om het gebeente van Sint Guthago te vervangen, dat tengevolge van de razernij der beeldstormers verloren was gegaan, aan die kerk een tand van de heilige geschonken heeft. Deze relikwie had hij in de relikwiekast van de St-Salvatorskerk van Brugge ontdekt.   1

Toen deze relikwie in de St-Salvatorskerk was gekomen, is niet bekend. De volgende regels laten vermoeden wanneer en hoe dit kan gebeurd zijn.

2016 10 24 130215De mooie honingkleurige schoorsteen van het “Huis van Oostkerke”

2016 10 24 130247Achtergevel van het “Huis van Oostkerke in de Mariastraat, Brugge. Afgebroken in 1963

- Sinte Guthago en der kercke, als cen Omeganc ghesteld was, VI pond p.’.

 Het laat bekende onderzoek van de relikwieën van Sint Guthago had plaats in 1512. De kerkrekening van 1512-1513 vermeldt dit met de volgende woorden:

“Betaelt van ghelaghe ten daghe als myn heere den soufergaen van Doornyck mitsgaders myn vrauwe van Archys, mer vrauwe van Crubeke haer suster, meester Jan Blockeel en meer ander, als sij quamen visentheren den fierter van mijn heere. Myn Vrauwe van jirchys was Antoinine de Baenst, dame van Oostkerke en weduwe van Jacques Flerchies. Zij woonde ± 1402 op het kasteel te Oostkerke. en vrouwe van Crubeke, haar zuster, was Anna de Baenst, dame van het Hof van Kadzand en zij was de weduwe van Philips, Boetaard van Brabant, heer van Crubeke, die sneuvelde samen met Karel de Stoute in de slag van Nancy 1477”.     2

Jan Blockeel was in het begin van 1500 deken van St-Salvatorskerk en hij was voordien, in 1401, pastoor te Oostkerke. Hij stierf rond 1517.   3 Ook na 1512 was Jan Blockeel nog in betrekking met Antoinine de Baenst, dame van Oostkerke. Hij trad op 21 juni 151A op als notaris in een akte van overeenkomst tussen Antoinine de Baenst en de abt van Eekhoute in Brugge, betreffende een rente bezet op “ gemeten land bij St-Lauwereinskapel langs de Lisseweegse Watergang.   4

Behalve het feit dat Jan Blockeel, deken van St-Salvators en gewezen pastoor van Oostkerke, bij het nazicht van de relieken in 1512 aanwezig was, kan er nog een aanvullende aanwijzing zijn voor het verblijf van een relikwie van Sint Guthago in de St-Salvatorskerk. Te Brugge langs de oostzijde van de Mariastraat stond een huis dat genoemd werd “het huis van Oostkerke”.   5   Niettegenstaande dit huis in Onze Lieve Vrouwe Zesdedeel stond, schijnt die straat kerkelijk te hebben behoord tot de parochie van St-Salvators. Wij kunnen dit huis tot nu toe voor het eerst aanwijzen als bezit van de Heren van Oostkerke pas in het jaar 1550. Dit jaar bezette Lima de la Beye, weduwe van Guido de Baenst, Heer van Oostkerke, een rente op dit huis ten voordele van de Chartreuzen.   6

Op 11 september 1676 was het huis bewoond door Jonkerheer de Corte, Heer van Oostkerke.   7 Zijn nakomelingen, Heren van Oostkerke, zijn vermeld in het overlijdensregister van de Prochie St-Salvators, wat laat vermoeden dat zij zich aanzagen als behorende tot deze parochie.   8 Uit dit alles blijkt dat het “Huis van Oostkerke” binnen Brugge waarschijnlijk behoorde tot het gebied van de parochie St-Salvators.

Meester Jan Blockeel, deken van St-Salvators en gewezen pastoor van Oostkerke, telde dus onder zijn parochianen op St-Salvators, zeer waarschijnlijk ook Antoinine de Daenst, Dame van Oostkerke. Zodat de aanwezigheid van een relikwie van Sint Guthago in St-Salvatorskerk waarschijnlijk haar orsprong heeft gehad in het bezoek dat zij in 1512, samen met de hulpbisschop van Doornik, aan Oostkerke brachten.

Wat "het Huis van Oostkerke” in Brugge betreft, dit zal wel al lang vóór 1550 aan de Heren van Oostkerke toebehoord hebben; wellicht al van in de tijd dat de familie “van Oostkerke” leefde: dit is vöör l552. De huisnaam zal wel afkomstig zijn van de familienaam. Het is zelfs niet onmogelijk dat dit het huis is van Quinten van Oostkerke, die in het begin van de 14de eeuw pastoor was van St-Salvators en die behoorde tot de familie “van Oostkerke”.   9

In de 17de eeuw heeft “het Huis van Oostkerke” in Brugge de Heren van Oostkerke herhaaldelijk last bezorgd. In 1602 had Marc de Saldaigne dat huis en ook het kasteel van Oostkerke gekocht aan Albert de Croy, graaf van Izeghem en heer van Oostkerke, wiens familie dit alles had geërfd van de familie de Baenst.

Tegen deze verkoop werd geprotesteerd door Philips de Corte, die insgelijks verwant was met de familie de Baenst. De Corte beweerde voorkeur van aankoop te hebben. Philips won het pleit en verkreeg mits zeker bedrag te betalen aan Jonkheer de Saldaigne, het kasteel van Oostkerke en een 1 derde deel in ”het Huis van Oostkerke” te Brugge. De andere twee derden bleven in de handen van de Saldaigne en zijn erfgenamen. Hierdoor moesten de Heren van Oostkerke jaarlijks een rente betalen aan de eigenaars van de twee derden in “het Huis van Oostkerke” .   10 Wegens het niet betalen van deze rente werden Philips de Corte in 1625 en Georges de Corte in 1676 vervolgd.

De verdere lotgevallen van “het Huis van Oostkerke” zijn mij niet bekend.

Onze sekretaris Er, Jos Rau ontdekte echter het bewijs dat “het Huis van Oostkerke.” zelfs in 1087 nog deze naam droeg. Op 25 okt 1085 kochten de Broeders Xaverianen aan Mw, Vermeylen, weduwe van Joris Emile een huis “met een uitgangspoort in de Nieuwstraat en van ouds genaamd het “huis van Oostkerke”. Het was gelegen in de Mariastraat nr 17, kad. nr 111 en 113. Dit huis, dat reeds voorkomt op de kaart van Geerards in 1562, werd in mei afgebroken om plaats te maken voor het huidige St-Franciscus-Xaveriusinstituut.

Bronnen:

  1.  J. Opdelrinck, Biekorf 1920 pp. 7-10) : Rene De Keyser, Biekorf 1957 pp. 198-202 : St. Guthago te Oostkerke. - Rene De Keyser, Rond de Poldertorens 1959 nr. 1 : Bij een achtste eeuwfeest (St. Guth.)
  2. R. de Keyser, R.de Poldertorens 1959 nr 4 : Twee legenden in de Pagus Rodanensis.
  3. Sanderus: Verheerlijkt Vlaenderen 1735, deel II p 149.
  4. Rijksarchief Brugge: Familiefonds nr. 2500.
  5. Stadsarchief Brugge: Registers Zesdedelen: Onze Lieve Vrouw nr. 4, p 1559.
  6. Rijksarch Brugge, Charters Chartreusen blauw nr. 5475.
  7. Stadsarch Brugge, Charters Privatu aangelegenheden, 1ste reeks serie 4, nr. 329.
  8. Stadhuis Brugge, Parochieregisters St-Salvators 2de wijk.
  9. K. de Flou: Woordenboek Toponimie.
  10. Gilliodts van Severen: Coutumes du Bourg de Bruges, deel 1 p. 271 e.v.

Over de herkomst van de relikwie van Sint-Guthago aan de kerk van Oostkerke geschonken in 1613

René De Keyser

Rond de Poldertorens
1971
04
137-139
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32